Foto’s gemaakt door G.

‘Zeeland is een land waarvan je met heel je hart gaat houden. De wereld is hier zo wonderlijk en mooi en de menschen hebben hier zo fel geleefd. In taaien strijd met de zee hebben zij op haar de wadden veroverd en zij hebben de grond, die nog was als woeste bajerd, tot vruchtbaarheid gedwongen.’
Zo begint het artikel dat de journalist Johan van Dijk, mijn oom, in 1926 schreef voor het dagblad De Maasbode. Hij was er op uitnodiging van de VVV Noord- en Zuid-Beveland. ‘Zo’n trip is aanbevelenswaard.’
Bijna honderd jaar later fietsen en wandelen wij door dat vruchtbare land van Walcheren. Langs omgewoelde akkers waar aan de randen nog genoeg aardappels liggen om Henk en Ingrid de winter door te helpen. Langs velden waar de suikerbieten geoogst worden en de weeïge lucht je tegemoet komt. De wegen zijn hier veranderd in modderbanen. Waarschuwingsbordjes met Slik! moeten je voor een glijpartij behoeden. Op andere plaatsen trekken felrode of felblauwe tractoren, teruggekeerd van het Malieveld, diepe voren in de vette klei. De ronde bovenkant van de glimmende kluiten weerspiegelt het lichte blauw van de hemel.
‘Overal liggen de dorpjes verspreid: vriendelijke huisjes met roode daken rond een oude kerk met een sterken toren; een toren zooals alleen een krachtig volk, met gemeenschapszin, met dezelfde idealen dien kan bouwen.’

Het is een leeg land. Tussen de velden is de einder ver weg, waar je ook kijkt. ‘De Zeeuwen kunnen altijd tot den horizont….. en naar boven kijken.’ Fietsen door zo’n landschap geeft een gevoel van vrijheid. We komen in de polders niemand tegen, zoals in de ster-reclames voor auto’s de wegen altijd verlaten zijn.
‘We zijn gezegend’, zegt G., en dat wil wat zeggen voor iemand, voor wie de religie in de opvoeding beperkt bleef tot een haastig voor de maaltijd uitgesproken ‘Heerzeegdeespijsaam’.
Ondertussen jaagt de wind ongenadig over het vlakke land. Dat wil zeggen, ongenadig voor wie er tegenin gaat. De enkele boerderijen en de weinige boompjes bieden geen verweer tegen het geloei. Gelukkig hebben wij beiden in onze schoolgaande jaren door de dagelijkse fietstochten stevige beenspieren ontwikkeld. Optornend tegen de wind moet ik denken aan de wapenspreuk van deze provincie. Wie kent hem niet? Zwermen spreeuwen laten zich meevoeren op de wind, omhoog en omlaag, draaiend naar links en rechts, nog even opwippend voor zij landen in het gras.
‘Het weer heeft aan de koppen van de menschen gevreten; omdat ze zoo dicht op de aarde zitten moeten, ze met al hun zinnen een echt-menselijke strijd vechten.’

En waar je hier ook fietst of loopt, uiteindelijk kom je altijd bij het water uit.
‘De dijken zijn sterk en de mensen blijven vechten. Maar het is gebeurd, dat er groote stukken land door het water verzwolgen werden; dorpen met alles wat er leefde, werden een prooi van de losgebroken elementen’, schreef mijn oom in 1926.
Nu het water getemd is, dobberen de plezierjachten in de havens. Kitesurfers schieten over de golven onder langs de dijk bij Westkapelle. Zeeland recreatieland zong Jaap Fischer al bijna zestig jaar geleden.