Als ik mijn ogen open zie ik dat het 7.00 uur is. Het is een zaterdag, ik mag van mijzelf uitslapen. Verder slapen lukt echter niet. Ik sta maar op, al heb ik weinig zin. Ik voel wat pijntjes in mijn benen die ik niet verklaren kan. Het is tijd om te scheren. Zal ik dat gedoe maar eens overslaan? Van dat ouwe gezicht in de spiegel met het steeds dunner wordende haar word ik ook niet vrolijk. Alles staat me tegen. De kies waaraan ik al een aantal keer geholpen ben voelt nog steeds niet goed. Volgens een Oosterse filosofie, waarvan ik de naam vergeten ben, moet je iedere dag vijf maal aan je sterfelijkheid denken. ‘Dat is dan vandaag de eerste keer’, denk ik als ik mijn broek aantrek. Ik zie van alles wat opgeruimd moet worden, maar als ik nu ergens geen zin in heb dan is het in opruimen. Dan maak je maar zin, zegt de altijd aanwezige criticaster in mijn hoofd.
Er volgen gedachten over wat ik deze dag zal gaan doen. Er hoeft niets, er kan van alles. Geen enkele aanleiding dus voor humeurige gevoelens, spreek ik mijzelf toe. Het weer is goed, in de tuin ligt genoeg werk te wachten. Ik erger me aan het grasveldje waar van alles groeit behalve gras. Is er veel dat mij niet aanstaat, dan is er één bezigheid die de zaak kan omdraaien: het werken aan mijn boek. Dat lonkt deze morgen ook niet. De laatste keer was ik een avondlang bezig met een halve pagina. Het resultaat bevalt me nog steeds niet.

foto: Leo Janssen

Ochtendmens of avondmens, is mij wel eens gevraagd. Niet duidelijk een van beide, was mijn antwoord. Als ik beneden kom is het eerste dat ik zie, dat de krant weer eens niet op tijd bezorgd is. G. is ook opgestaan. Zij zegt, dat er een koordje van een zonnescherm op de tweede etage gebroken is.
Na het ontbijt en een deel van de digitale Volkskrant volgt de keuze: wat ga ik doen? Ik sjok met tegenzin de trappen op. Eerst maar eens naar dat zonnescherm kijken. Dat ziet er niet goed uit. Er zal een nieuw koordje moeten komen. Waar halen we dat vandaan? Het valt me op dat het raam onder de vogelpoep zit. Spreeuwen zijn begonnen met een nest in het gootje boven het raam. Lijkt me geen goed idee, al is het alleen maar vanwege die schijterij. Moet ik dat nu aanpakken? Zuchtend haal ik de keukentrap van beneden. Eerst dat nest maar eens weghalen. Dan doe ik die ondergescheten ruiten wel een andere keer.
Na een tijdje poetsen ziet de goot er weer perfect uit. Er komt een aria uit de Johannes Passion in mijn hoofd. Toch maar gelijk even die ramen zemen, de trap staat er nu toch. Een uurtje later kijk ik met een tevreden gevoel naar glimmende dakramen en een opgeruimde kamer. De zon schijnt, de bomen staan in bloei. Ik pak mijn skates en glijd even later met mijn kop in de wind tussen de groene weilanden. Wat een genot.