
Datum: 11 januari 2025
G. komt enthousiast naar beneden. ‘Moet je eens op de tweede verdieping gaan kijken. Er staan prachtige ijsbloemen op de ramen.’ We worden nauwelijks meer verwend door winterse taferelen en ik heb geleerd dat je in slechte tijden de kleine momenten van geluk moet koesteren. Dus ik loop direct naar boven om dit wonder van de natuur niet te missen. Vol verbazing sta ik voor de ruit. Hoe is het mogelijk dat er dit soort prachtige patronen ontstaan?
Als kind heb ik me dat niet afgevraagd, als ik in mijn pyjama vanonder een laag dekens op het koude zeil stapte en de gordijnen van mijn jongenskamer open schoof. Of als ik beneden in de koude keuken kwam en de ruiten wit waren van het licht, maar ondoorzichtbaar als matglas. We hielden onze hand tegen de ruit om de ijskristallen te smelten en figuurtjes te vormen.
Ach, die herinneringen. De asla van de kachel die eerst geleegd moest worden voordat het vuur opnieuw kon ontbranden. Mijn moeder die, in haar schort en met een hoofddoek om, het pad tussen huis en schuur sneeuwvrij bezemde. De geur van natte wollen wanten, wanneer ze na het gooien van sneeuwballen op de schoorsteen boven de kachel lagen te drogen. Mijn tintelende handen die ik dicht voor de micaruitjes hield. De Friese doorlopers met het verbleekte hout en de oranje banden die bij de achterdeur lagen en door het ontdooien nattigheid veroorzaakten. De warme chocolademelk en de balkenbrij waarop mijn moeder ons trakteerde. Mijn gang naar buiten, naar het voormalige kippenhok, waar de voorraad kolen lag om de kit te vullen. De schuifdeuren die dicht bleven, omdat er in de achterkamer niet werd gestookt (alleen op zondag). Mijn moeder die de stalen cilinder kruik met heet water vulde, terwijl ik mijn pyjama bij de kachel aantrok. De ijsbloemen op de ramen roepen van alles op.

foto: Joke Nijenhuis
Als ik weer beneden kom, het is dan nog vroeg in de ochtend, zie ik dat het water in de vaart achter ons huis aan het bevriezen is. Er ontstaat een nauwelijks waarneembaar vlies, eerst aan de overkant waar het riet staat, vandaar breidt het zich uit naar het midden. Het proces gaat uiterst traag. Ook op dit laagje ijs ontstaan patronen. Geen ronde sierlijke krullen, maar strakke, dunne lijnen, schots en scheef verdeeld over het oppervlak. Een meerkoet of een fuut kan het vlies zo weer openbreken. Maar dat is niet wat gebeurt. Tot mijn verrassing zie ik opeens onze buurtsupper voorbij varen. Suppen staat voor stand-up paddling, je zou het surfen met een peddel of kanoën op een plank kunnen noemen. In onze buurt woont een vrouw die deze sport beoefent. Blijkbaar laat zij zich niet door de ochtendkou weerhouden. Er is bovendien nog geen vaarverbod afgekondigd.
Het lijkt of ik zelf steeds minder goed tegen de kou kan. G. las laatst voor, dat veel ouderen de kamertemperatuur opstoken tot 22 – 24 graden. Die van ons staat op 20,5. In de huiskamer van vroeger hing geen thermometer.