Prüm, Eifel

Het was uitgestorven in de Eifel, toen G. en ik daar, al bijna twintig jaar geleden, een week lang van plaats naar plaats wandelden. De wind ruiste door de toppen van de sparren, beekjes kabbelden door bloemrijke dalen en hoog boven ons maakte een buizerd zijn katachtig geluid. In de dorpjes onderweg was het stil. Ruh im Kuhstall. Een enkele oudere werkte in zijn tuin. Cafés waren gesloten, winkelpanden stonden te huur aangeboden. In een Konditorei, waar wij de enige gasten waren, haastte de serveerster zich om enkele versleten kussentjes op de stoelen te leggen en een verkleurd kleedje over de tafel. Ook in de hotels of pensions zagen wij geen andere gasten. Eenmaal werd het restaurant speciaal voor ons geopend. Het zal niet verbazen dat wij op de uitgestrekte bospaden geen mens ontmoetten. Ook op een met Europees geld aangelegd fietspad, een zwart lint door de groene natuur, kwam niemand ons tegemoet. En dat terwijl Duitsland toch het land is waar het wandelen in de natuur zo’n beetje is uitgevonden.

Das Wandern ist des Müllers Lust, das Wandern, dichtte Wilhelm Müller begin negentiende eeuw, een tekst die door de compositie van Schubert wereldfaam kreeg. De toenemende industrialisatie in die eeuw zorgde voor een grote belangstelling voor de natuur. Wandelpaden werden beschreven en de eerste toeristische verenigingen werden opgericht. Duitsland was een pionier op dit gebied. Het land kan zich nu beroepen op een uitgestrekt net van goed beschreven wandelpaden, voor de langere en de kortere afstanden, voor elk type wandelaar. Er is om alles gedacht. Genoeg Wanderparkplätze. Op elke kruising zie je de bordjes en gekleurde tekens die je probleemloos door het land leiden. Talrijke bankjes bieden de vermoeide wandelaar rust en om de zoveel kilometer is er een Anfahrpunkt für Rettungsfahrzeuge. De vele afvalbakken moeten ervoor zorgen dat het land sauber blijft.

Kort geleden waren we weer in de Eifel, ditmaal met onze kleindochters van elf en negen. Het is er nog altijd stil en je kunt er mooi wandelen. Maar de meisjes hebben vorig jaar Alpentoppen beklommen, dus een langgerekt bospad kon hen niet echt meer bekoren. Mij ook niet trouwens. Het mooiste aan een bos vind ik de plek waar je het bos weer verlaat. Niettemin liepen zij opgewekt mee tijdens enkele rondwandelingen. Onderwijl werden wij onderwezen in de leukste digitale filmpjes (over een krokodil die het very disrespectful vindt als je hem vraagt of hij zijn handen wil laten zien). Daarna vertelden zij over de toestand van de eenden in het voorjaar. En leerden wij welke hondjes zij het meest schattig vinden. Al haalden al die beesten het niet bij het innemende roodbruine eekhoorntje dat live om de hoek van de vakantiewoning kwam kijken en hoge kreten van ontroering ontlokte. Dichter bij de natuur konden we niet komen.