Afgelopen weekend deed ik tweemaal mee met een optreden van het projectkoor La Rosa. Over de repetities en de uitvoeringen zou ik van alles kunnen schrijven waar de lezer zijn voordeel mee kan doen. Hier wil ik mij echter beperken tot de uren voorafgaande aan het optreden. Profvoetballers moeten minimaal drie uur voor aanvang van de wedstrijd aanwezig zijn. De spieren zijn in tien minuten opgewarmd, dus de rest van de tijd slaat de verveling toe. Bij veel koren waarin ik gezongen heb gaat het niet veel anders.
Het opwarmen van de stem is zo gebeurd. Maar de meeste dirigenten hebben meer noten op hun zang. Sommige willen van elk stuk de beginregels horen, onder het motto: een goede inzet is het halve werk. Er zijn dirigenten die het hele programma nog eens doornemen. En er zijn er die op het laatste ogenblik nog flink willen werken aan wankele passages. De voorbereidingstijd is namelijk altijd te kort geweest. Of, wat minstens zo vaak voorkomt, de ambities van de dirigent waren te hoog. De meest wankele dirigenten geven vlak voor het optreden zoveel correcties en aanwijzingen dat sommige toch al gespannen koorleden het laatste stukje zelfvertrouwen verliezen. Anderzijds heb ik ook een koorleider meegemaakt, die een meditatieoefening van een half uur deed, waarbij de koorleden elkaars klamme handen dienden vast te houden.

Na het inzingen c.q. het repeteren volgt dan het lange wachten. Stel je voor: een te kleine kleedruimte (veelal de kamer van de dominee of pastor voor hij zijn gewijde missie begint), vol met jassen, tassen, uitgehangen kleding, boterhammen, thermoskannen, kartonnen bekertjes, zwarte partituren, brillenkokers, etuis met opmaakspullen. De ene zanger probeert zich in de stilte die er niet is te concentreren, de andere eet een salade (altijd een sopraan of een alt), de derde kleedt zich om.
Dit is het moment waarop blijkt hoe de afspraken over de kleding uitpakken. Waar bijvoorbeeld effen bovenkleding is afgesproken zijn er steevast zangers die een leuk ruitje hebben uitgekozen. Het bekende rode accentje op zwarte kledij wordt door sommige diva’s opgevat als een lang, gebreid vest in een kleur die pijn doet aan je ogen.
Er worden dropjes rondgedeeld en stukjes gedroogde abrikoos of alles wat de stem in optimale conditie moet brengen. Bestuursleden vragen bezorgd waar die man blijft die zou meehelpen bij de kassa. Te midden van dat alles lopen er koorleden die iets kwijt zijn en die na twee rondes tassen optillen en onder stoelen kijken, wanhopig uitroepen: ‘heeft iemand mijn map gezien?’ of ‘ik ben mijn bril kwijt.’

Na lang wachten komen dan de eerste toehoorders. De sfeer verandert nu van gedempt ontspannen naar ernstig saamhorig. Het wordt nog voller in de wachtruimte, allen moet zich daar verzamelen. Sommigen kijken stiekem in de kerk hoe groot de belangstelling is.
Dan breekt het moment van de waarheid aan. De laatste afspraken over opkomen en afgaan worden doorgenomen, waarbij er altijd wel iemand (een tenor of een bas) een grapje maakt over het ‘afgaan’. De rijen voor het opkomen worden opgesteld. Mappen dicht, in de linkerhand. Dan gaat de deur open en klinkt het eerste voorzichtige applaus.