Wat de directe aanleiding was dat mijn moeder mij meenam naar de huisarts, valt niet meer te achterhalen. De afloop is wel duidelijk. Nadat wij lange tijd geduldig in de kale wachtkamer van dokter Fizaan hadden gewacht op onze beurt, kwam de huisarts snel tot zijn diagnose: oorsmeer. Het voelde alsof ik een zonde had begaan. Het woord smeer roept nog altijd gevoelens van schaamte op. ‘Laat je oren eens uitspuiten’ is een aanbeveling die sindsdien om de paar jaar voor mij van toepassing is.
Als er tijdens een douche water in mijn oren loopt en het oor verstopt raakt, weet ik genoeg. Dan kunnen de voorbereidingen beginnen. Drie dagen achtereen leg ik mijn hoofd op tafel, één oor naar boven gericht, waarna G. enkele druppeltjes olie in de gehoorgang giet. Zo loop ik enkele dagen rond met vette oren in een lichte geur van zonnebloemolie. Sinds ik een keer door de huisarts weer naar huis was gestuurd omdat het oorsmeer niet loskwam, is dit de aanbevolen werkwijze.

De ingreep zelf heeft weinig om het lijf. De huisarts legt een witte doek op mijn schouder en geeft mij een boonvormige metalen schaal die ik zo horizontaal mogelijk onder mijn oor moet houden. Hij heeft dan de kraan al een tijdje laten lopen, zodat hij zijn spuit met lauw water kan vullen. Die spuit ziet eruit alsof hij ‘em zojuist heeft weggehaald uit een vitrine met medische apparatuur van de 18e eeuw. De metalen cilinder is een stuk groter dan het spuitje van de griepprik maar weer kleiner dan de veelkleurige waterpistolen waarmee kinderen elkaar najagen.
Op het moment dat de arts het water in mijn oor spuit, hoor ik een donderend lawaai en voel ik een irritante druk op mijn trommelvliezen. Het lauwe water komt weer even snel het oor uit en valt dan in het schaaltje. Tenminste, als het goed is, want die witte doek is er niet voor niets. Hou ik de schaal namelijk niet strak genoeg tegen mijn oor, dan loopt het water langs mijn nek mijn overhemd in. Eenmaal kwam door een botsing de gehele inhoud van de schaal over mijn kleren.
Terwijl het ene na het andere salvo op mijn oorschelp wordt afgevuurd, zit ik vurig te hopen dat het werk het gewenste resultaat heeft. Is dat eenmaal zover, dan neemt de huisarts het schaaltje van mij over en toont mij de inhoud. In het water glimt een donkerbruine substantie die mij nog het meest doet denken aan een overjarig bouillonblokje.

Onlangs was ik weer eens aan de beurt. Van een overvolle wachtkamer is allang geen sprake meer. En sinds een aantal jaar heeft de assistente deze behandeling overgenomen. Ik had een grappige opmerking in mijn hoofd, maar toen de vrouw haar hoofd om de hoek van de deur stak, zag ik gelijk dat zij op deze vrijdagmiddag alleen nog maar naar het weekend verlangde. Zonder een woord te zeggen werkte zij de procedure af. Nu valt me weer op wat een kabaal de stortbak van de wc maakt.