‘Als je voor een dubbeltje geboren bent word je nooit een kwartje’ is een uitdrukking die niet altijd opgaat. Sommige arbeiderskinderen lukt het om zich hieraan te onttrekken. Wat is er nodig om met succes te stijgen op de sociale ladder? In Op weg naar later, de geschiedenis van een naoorlogse jeugd beschrijft Wim Willems, geboren in 1951 en nu emeritus hoogleraar sociale geschiedenis, grofweg de eerste vijfentwintig jaren van zijn leven.
Willems groeit op in de jaren vijftig in Den Haag als zoon van een metselaar. De familie bewoont een bovenwoning in een arbeiderswijk. Men is in naam Nederlands Hervormd maar gaat niet naar de kerk. Wim bezoekt een gereformeerde school, enkel omdat die het dichtste bij is. Hij speelt veel op straat waar hij leert om van zichzelf af te bijten. Hij groeit op zonder boeken. Zijn moeder stemt de radio het liefst af op Duitse schlagers. In een tweedehands boekwinkel ontdekt hij dat er nog een wereld buiten zijn wijk bestaat.
Omdat hij goed mee kan komen op school mag hij na de lagere school ‘doorleren’. Zo belandt hij op de mulo, wat volgens zijn meester het hoogst haalbare is. Zijn ouders houden hem niet tegen, maar kunnen er met hun hoofd niet bij.
Na zijn mulo-examen gaat Wim aan het werk op een verzekeringskantoor. Al na een paar jaar is hij op deze nette burgermansbaan uitgekeken. De veranderingen van de jaren zestig dringen in zijn leven door. Er wordt gefeest en geblowd. Hij gaat met een van de Haagse bandjes op tournee door Frankrijk. Enkele vrienden gaan liftend op zoek naar het heil in India. Maar Wim wil hogerop. Hij weerstaat de lonkende vrijheid en meldt zich voor de avond-HBS. Aan het einde van deze opleiding ontmoet hij zijn toekomstige vrouw. Samen gaan zij geschiedenis studeren in Leiden.
Wie wil lezen welke keur aan middenstandswinkeltjes er in de jaren vijftig in een Haagse wijk aanwezig was, welke producten er verkocht werden (blauwsel van Reckitt’s en Buisman voor de koffie) en hoe moeder Willems zich uitputte om de was met de hand schoon te krijgen, kan zijn hart ophalen met dit boek. Willems beschrijft het zakelijk en onderhoudend. De hoofdpersoon zelf laat zich wat moeilijk kennen. Zo blijft de vraag naar hoe het hem gelukt is om zich aan zijn milieu te ontworstelen een beetje hangen. Behalve een goed stel hersens en een flinke ondernemingslust moeten er omstandigheden zijn geweest waardoor Willems kon doorstromen naar de universiteit. Aan het einde gaat hij kort hierop in. ‘Het leven wordt in hoge mate bepaald door talent, toeval en ‘de genade van de liefde’’. Met deze laatste nogal katholieke omschrijving verwijst hij naar zijn vrouw, Annemarie Cottaar (inderdaad de dochter van de bekende sportpresentator).
Willems mag dan in zijn jeugd de stimulansen om te leren en te lezen gemist hebben. Het lijkt erop dat hij geen last heeft gehad van allerlei geboden en verboden. Dat heeft vast geholpen.
Onze eigen neef Paul Ekelschot, die vorig jaar overleden is, was ook omhooggeklommen via avondstudie. Misschien geen hoogleraar geworden maar wel veel rijker dan zijn vader die gewoon broodbezorger was