DE GROTE COLLEGEZAAL
Studeren in de jaren ’70 (3)
We zijn met meer dan driehonderd. De grote zaal aan de Varkenmarkt in Utrecht zit in september 1970 meer dan vol met eerstejaars studenten psychologie. Lange haren, spijkerjackjes en pakjes shag vullen de grijze, kale ruimte, die verlicht is met tl-buizen.
Voorin de zaal discussiëren de veelbelovende wetenschapper Köster, de kin in de lucht, en de ouderwetse pedagoog baron van Ittersum, de deliriumhandjes in de zakken van zijn colbert, over de waarde van de fenomenologie. Wat is dat, fenomenologie, vraag ik me af. Heeft dat iets met vrouwen te maken? Ik durf het niet te vragen voor de volle zaal. Het zal wel dom zijn, dat ik dit niet weet.
Daarna zit ik in een werkgroep waar stevig wordt gediscussieerd. De student-assistent die de groep begeleidt zegt, dat hij het spannend vindt: ‘Het zweet staat in mijn handen’. Mijn mond valt open. Dat je onder woorden durft te brengen, dat je iets emotioneel moeilijk vindt! Dat heb ik nog nooit meegemaakt. En wat een ontspanning geeft zijn bekentenis. Het komt helemaal niet zwak over, integendeel. Dit wil ik ook leren, neem ik mij voor.
Later gebeurt er iets, waarvan ik nog meer onder de indruk ben. In zijn colleges vertelt Köster over de resultaten van zijn reukonderzoek. De grote zaal reageert kritisch. Wat is de maatschappelijke relevantie hiervan, wordt gevraagd. Wordt dit gefinancierd door het bedrijfsleven? Als zich hierover een discussie ontspint, roept een jongen in een Afghaanse jas: ‘Wat heb je nu aan dit gelul, terwijl de wereld klote is!’
Ik ben diep geraakt. Er is honger in de derde wereld, oorlog in Vietnam, overal worden arbeiders uitgebuit. Het moet allemaal anders, radicaal anders. Ik voel me schuldig dat ik nog niets hieraan gedaan heb.
De democratiseringsgolf op de universiteiten is vanuit Tilburg en Amsterdam overgewaaid naar Utrecht. Hier hebben studenten de kamer van de curatoren bezet. Ze eisen medebeslissingsrecht, one man, one vote. Minister Veringa bereidt de Wet op de Universitaire Bestuurshervorming voor. Daarmee worden we ingekapseld, zeggen de radicalen. Ik vind dat ze gelijk hebben.
De Organisatie van Psychologiestudenten (OPSU) belegt een massavergadering waarvoor men dezelfde collegezaal aan de Varkenmarkt kan gebruiken. Er worden stencils uitgedeeld tegen de hoogleraren en hun onderonsjes. Boycot Veringa met zijn inspraakorganen, daar word je alleen maar ingepakt! De eis is dat psychologiestudenten voor elk onderdeel zelf een alternatief mogen voorstellen. Er wordt gepleit tegen massale hoorcolleges en voor projectonderwijs. Ik hoor het instemmend aan. De sportpsychologie, die de reden was waarom ik voor deze studierichting had gekozen, verdwijnt geruisloos aan de horizon.
Enige weken later kan de OPSU de grote collegezaal opnieuw gebruiken, nu voor een groot feest op een zaterdagavond. Dit weekend ga ik daarom niet met een tas vol vuile was naar huis.
De zaal ziet er zonder het tl-licht duister uit. Bij de ingang staan de kratjes bier hoog opgestapeld. Zou dat er allemaal deze avond doorheen gaan, vraag ik me af. Het lijkt me onmogelijk. Ik herken enkele actievoerders van de massavergadering. Student J. loopt op zijn eentje een beetje vreemd rond. Hij tast met zijn handen alle muren en het schoolbord af. Wat is hier aan de hand?
In het lawaai en gedrang speur ik naar meisjes die ik van colleges en werkgroepen ken. Als ik na een tijdje nog geen bekende gezien heb, stap ik maar weer op mijn oranje fiets. Op de Jutfaseweg word ik aangehouden door een Noorse vrachtwagenchauffeur op zoek naar ‘u kul’. Ik kijk hem niet-begrijpend aan. ‘Now, you arru a boy, I wanttu u kul’. Nu wordt het me duidelijk.
Dat juist ik dat niet begrepen had.