
Jan Beuving. Bron: Podium Hoge Woerd
Uit het grote theateraanbod hadden wij dit jaar onder andere gekozen voor een voorstelling van Jan Beuving. De naam zei mij vaag iets. Hij maakt in zijn cabaret gebruik van zijn opleiding als wiskundige en hij stelt vragen die tot nadenken stemmen, zo werd de voorstelling aangekondigd. Wiskunde was op de middelbare school veruit mijn zwakste vak. Dus ik maakte me zorgen of ik de grappen wel zou kunnen volgen. Niettemin was mijn nieuwsgierigheid gewekt. De voorstelling, Restante, viel op twee punten anders uit dan ik verwacht had.
Beuving (40) mag dan wiskunde hebben gestudeerd, ik vond hem bovenal een taalvirtuoos. Hij schrijft ijzersterke liedjes. Maatschappelijke problemen of huiselijke sores weet hij in rake bewoordingen te typeren. Hij is een meester in het rijm. Zijn pianist, Tom Dicke, heeft er originele composities bij gemaakt, melodieën die Beuving met verve zingt. De wiskunde kwam nog even om de hoek kijken toen hij de zaal talloze malen liet rijmen op het woord staartdeling.
Jan Beuving toont zich een waardig opvolger van Jeroen van Merwijk of Kees Torn. Hij vertelde dat hij ooit in Utrecht naast Van Merwijk voor het stoplicht stond te wachten. ‘Meneer van Merwijk’, zei hij toen, ‘ik ben een groot fan van u’, waarop Van Merwijk antwoordde: ‘Ja, dat ben ik zelf ook.’
Ik begon een fan van Beuving te worden.
In de tien jaar dat hij in het vak zit heeft hij al tweemaal de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste lied gewonnen, onder ander voor Die Geur, een lied uit 2018 met een zeker voor deze tijd zeer actuele tekst. Het wordt hier gezongen door Patrick Nederkoorn. Melodie en begeleiding zijn van Tom Dicke.
Dan de tweede belofte, die anders uitpakte.
Jan Beuving is christelijk opgevoed. Dat is niets bijzonders. Maar anders dan velen is hij nog steeds een gelovig mens. Voor een wetenschapper die zich tot cabaretier heeft ontwikkeld lijkt me dat uniek. Wie al wat langer meegaat kan zich wellicht nog Fons Jansen herinneren of Jules de Corte. Deze katholieke kleinkunstenaars stopten nogal wat geloof in hun programma’s. Maar zij dreven vooral de spot met de kerk. Jan niet. Lef kan je hem niet ontzeggen. Ik schatte in dat hij voor een overwegend seculier publiek speelde.
Dat hij aan de kaak stelde dat in zijn hoogopgeleide, linkse bubbel de islam wordt verdedigd, maar het christelijk geloof verdacht wordt gemaakt, daar kon ik inkomen. En dat hij heeft leren rijmen door alle liedteksten die hij op zondagen in de kerk gezongen heeft, kon ik begrijpen. Het onderwerp liet hem echter niet los. De vragen die tot nadenken moesten stemden begonnen mij te veel op een getuigenis te lijken. Al kan dit ook mijn allergie zijn. Ik weet nu echter niet meer wat ik tegen hem zou moeten zeggen als we samen voor een stoplicht staan.