Denkend aan Wim Sonneveld hoor ik weer de man van het buffet op zijn ordinair Amsterdams: ‘Menèh Sonneberg, mu krokette!’. Of de Limburgse tongval van Frater Venantius uit Schin op Geul. De kapper die aan een beambte op het postkantoor om een postzegel van 25 cent vraagt.
Maar meer nog dan van zijn typetjes zal ik me Sonneveld herinneren van zijn liedjes. Hij was een uitstekende zanger met een warme stem. In de jaren negentig heb ik, begeleid door een vriend op accordeon, vaak opgetreden met Nederlandstalige liedjes, vooral voor ouderen. De nostalgische ballades die ik van Wim Sonneveld kende, behoorden tot mijn favorieten: Aan de Amsterdamse grachten, Zo heerlijk rustig, Een zwoele nacht in Krimpen a/d IJssel en natuurlijk Het dorp, het lied dat nog altijd harten beroert en al jarenlang een plaats heeft in de top 2000. Maar ook meer volkse nummers als Het hondje van Dirkie en Daar komt de orgelman (‘Niet op reagere Lena!’) stonden op ons repertoire.
Dagblad Trouw herinnerde mij eraan, dat het dit jaar vijftig jaar geleden is dat Sonneveld overleed. Opnieuw, en eigenlijk voortdurend, zijn er zangers die met een Sonneveld-programma door het land toeren. Zo blijken zijn liederen meer te beklijven dan zijn conferences. Wim Ibo bewondert in zijn cabaretbijbel het talent van de jonge Sonneveld. De Sonneveld uit later jaren, de man die nu terug te vinden is in talloze YouTube-filmpjes, noemt hij een ‘entertainer’.
In mijn jeugd werd er gesproken over de Grote Drie: Toon Hermans, Wim Kan en Wim Sonneveld. Werd de one-man-show van Hermans uitgezonden op televisie, dan stroomde de achterkamer van mijn tante Jo vol met familieleden en dan lagen we krom om ‘Antonius van Padua stond naast de abrikozenvla’ of om het galabanket (‘Leg neer die bal!’). Dat alles gebeurde in het geval van Wim Sonneveld niet, hoewel het gegeven dat Sonneveld katholiek was en dat zijn shows werden uitgezonden door de eigen KRO een aanbeveling hadden moeten zijn voor onze katholieke familie. Maar Sonneveld was met zijn combinatie van bekakte en volkse taal een tikkeltje te ordinair. De Tearoom Tango met dat ‘belazerd en bedonderd’ was al niet zo netjes. Maar Nikkelen Nelis ging echt over de rand met ‘Drie veren droeg zij slechts en soms geen eens geen drie.’ Dat ging over een wereld die voor mijn ouders niet bestond. Misschien was het, nu terugkijkend, ook wel Sonnevelds soms nichterige presentatie die aanstoot gaf, ook al kenden wij dat bijvoeglijk naamwoord toen nog niet.
Dat alles speelde allang niet meer, toen ik vijfentwintig jaren later bevangen werd door Sonnevelds chansons. Het waren niet alleen de nostalgische teksten of de heerlijke melodieën waardoor ik graag zijn liedjes zong. Zijn toonhoogte komt ongeveer overeen met de mijne en misschien ook wel het timbre van de stem. Want behalve de kritiek van een man die mij had horen zingen en mij aanraadde om eens iets aan mijn ademhaling te doen (een goed advies), heb ik na afloop van een optreden meermalen gehoord: ‘U lijkt wel op Wim Sonneveld.’
Hierbij Annemarie, een van mijn lievelingsnummers.
Prachtig, Arnold. Ikzelf heb menig familielid toegezongen (zelfs vanaf
de preekstoel in de kerk) met zelf geschreven teksten op de melodie van Het Dorp en Weet je nog wel oudje. Ik vrees echter dat jouw timbre het wint van het mijne.
ik houd het niet droog bij dit nostalgische lied over Parijs!