Een crisisjaar, zo wordt 2022 door velen genoemd. Ik hoef de voorbeelden hier niet meer te noemen. Sommigen willen het woord crisis niet meer horen. Heb ik ooit eerder zo’n jaar meegemaakt?
Ik was tien jaar toen in 1962 de Cubacrisis uitbrak. De Koude Oorlog was op zijn hoogtepunt en Russische schepen waren met atoomraketten onderweg naar Cuba. Ik merkte de onrust bij mijn vader en moeder. Hoe ernstig hun zorgen waren drong pas goed tot mij door, toen ik in de keukenkast een groot blik biscuit ontdekte, een voorraad voldoende om nog jaren het dagelijkse bakkie thee van een koekje te voorzien. Voor mijn ouders was zo’n buffer niet vreemd. Zeventien jaar daarvoor hadden zij enkele weken op biscuit geleefd.

foto: Ruud Taal, collectie Spaarnestad

De oliecrisis van 1973 baarde mij geen enkele zorg. Ik vermaakte me met de beelden van rolschaatsers op de snelweg en van kardinaal Alfrink die als ‘artiest met attributen’ het verbod op het gebruik van een auto probeerde te omzeilen.
De kredietcrisis in 2008 maakte indruk. Tot aan dat moment had ik me niet gerealiseerd dat een bank zou kunnen omvallen en dat je daarmee je geld kwijt zou zijn. Persoonlijk werd ik er niet door geraakt.
Dat deed de coronacrisis wel, toen ik in het najaar van 2020 veertien dagen lang koorts en nog langer huisarrest had. De frequente persconferenties van Rutte schiepen het beeld van een nog nooit vertoonde aanval op ons welzijn.
Maar niets van dit alles was vergelijkbaar met de Russische inval in de Oekraïne. Die maakte mij moedeloos en somber. Niet vanwege het energietekort, het dekentje over de benen of de inflatie. Maar door de beelden van dood en vernieling, waarbij ik me onmachtig voel. De oudejaarsknallen hebben er een associatie bij. Ondertussen zijn we met zijn allen bezig om het leven op aarde te vernielen. Hoewel ik op dit punt nog wel een kleine persoonlijke bijdrage kan leveren (ik heb lijm en soep in huis), maakt de constante stroom van negatief nieuws dat hier mijn grootste zorgen liggen. ‘We zitten op de snelweg naar de klimaathel met de voet op het gaspedaal’, zei VN-secretaris-generaal Gutteres. En in Nederland bekvechten we over de vraag of kinderen nog indiaantje mogen spelen of over de vrouwonvriendelijkheid van zwaar gereformeerden.

Hoe groter de nood, hoe meer behoefte er is aan afleiding en ontspanning, zo lijkt het. Welgeteld tweeëntwintig cabaretiers betraden de afgelopen weken het podium voor een oudejaarsconference. Wij zaten in de zaal bij Vincent Bijlo en het programma Galv edreekegmo. In het decor van een schuilkelder tussen dozen vol biscuits en rozijnen fietste hij de energie voor het podiumlicht bij elkaar totdat hij het energieplafond bereikt had. Zijn vrouw zong Voordat de bom valt van Doe Maar. Laat maar vallen dan, het komt er toch wel van. Toen die tegen het einde van de voorstelling uiteindelijk viel, bleek dat nog één man de aanval had overleefd, ‘de langstliegende premier’ van het land.
Het woord crisis, zo leerde ik ooit, betekent oorspronkelijk overgang of keerpunt. Er is dus iets anders op komst.