In de laatste klassen van de middelbare school stond ik na afloop van de lessen vaak met een aantal jongens uit mijn klas te praten. We hingen op onze fietsen bij de achteruitgang van het gebouw op het Pieterskerkhof in Utrecht. Onderwijl trok er een stroom leerlingen langs, die vanonder een nauwe poort uitwaaierde over straat, op weg naar huis. We spraken over leraren, klasgenoten en over alles wat jongens van die leeftijd bezighoudt. Er ontstond steeds opwinding als er een jonge jongen uit een van de lagere klassen langsfietste. Geleidelijk werd mij duidelijk dat een van mijn klasgenoten op deze jongen viel. Een ander ging daarin mee. Ik schrijf ‘geleidelijk’ omdat ik me aanvankelijk niet kon voorstellen dat je op iemand van hetzelfde geslacht verliefd kon worden. Ik was opgegroeid in een wereld waarin die vorm van liefde niet bestond. Het woord homo had ik thuis nog nooit gehoord. Wat niet hoort, bestaat niet. De opwinding van mijn klasgenoten leek mij een spel, een overdreven manier van doen.
Enkele jaren later, tijdens mijn studie psychologie, begon ik de twee smaken, homo en hetero, heel gewoon te vinden. Sterker nog, het onderscheid bleek niet zo zwart-wit te liggen. Er waren hetero’s die homo werden (andersom kwam niet veel voor), er waren mensen die van beide geslachten hielden. Ik maakte wel eens mee, dat er mannen achter mij aanliepen. Het streelde mijn ego maar bevestigde mijn eigen oriëntatie op vrouwen. In de cursus seksuologie kregen we de opdracht om onze gevoelens te onderzoeken en onze verlangens met anderen te delen. Voor wie nooit geleerd heeft om over seksualiteit te praten waren er heel wat blokkades te overwinnen. De docent was een getrouwde man die het openlijk met mannelijke studenten aanlegde. Daar keek niemand van op. Enkele heteroseksuele medestudenten zeiden dat hun aandacht ook wel eens bleef hangen bij een aantrekkelijke man of een homo-erotische foto. Dat bracht me een gevoel van verwarring maar ook van opluchting. Ook ik mocht een man mooi vinden. En wie masturbeert is per definitie met het eigen geslacht bezig. In dezelfde jaren zeventig nam het aantal lesbische vrouwen in mijn omgeving zienderogen toe. Je gaat niet met je onderdrukker naar bed, was een veel gehoorde leus.
Ging het in mijn jonge jaren om de vraag op wie je verliefd kon worden, man of vrouw, in het huidige tijdperk van de letterafkortingen gaat het om wie je zelf bent. Het aantal artikelen over genderidentiteit neemt een hoge vlucht. Een hoogleraar psychologie maakt zich in een interview bezorgd om de vele kinderen in het basisonderwijs die zich afvragen of zij man of vrouw zijn of iets er tussen in.
Net als vijfenvijftig jaar geleden word ik met mijn opvattingen over seksualiteit en identiteit geconfronteerd. Opnieuw vind ik al die nieuwe vormen overdreven. Maar kijk, ik vond bijgaande foto van mijzelf in een album. De foto is gemaakt in de jaren zeventig tijdens het carnaval in Limburg. Met enig gevoel van schaamte plaats ik ‘em bij deze blog. De wereld van drag-queens staat ver van mij af.
Wat een mooie foto, ik dacht nog wie is die dame? En wat een lef van jou om die te plaatsen met de vermelding dat jij het bent!
Overigens hadden wij natuurlijk dicht bij in de familie neef Eef, dus eigenlijk kenden we de mogelijkheid van een “andere jongen” wel. Maar niemand nam toen nog het woord “homo” in de mond