Het moet rond 1960 geweest zijn, dat er halverwege een nazomermiddag een auto stopte bij ons huis. Het was het laatste huis aan een halfverharde, doodlopende weg. Behalve de tractor van een fruitteler kwam er nooit verkeer langs. De auto was te meer bijzonder, omdat het een Mercedes was met een Duits kenteken. Ik zag het gebeuren en mijn overtuiging dat de vreemdelingen de weg kwijt waren geraakt werd ontkracht door het stilvallen van de motor. Vervolgens gingen alle portieren open en stapte een heel gezelschap uit, volwassenen en kinderen. De komst van de vreemdelingen maakte me bezorgd.
Na al die jaren zie ik nog slechts twee mensen duidelijk voor mij. Als eerste van de groep liep er een kleine, brede man met donker haar het erf op. Hij lachte mij toe alsof hij me eerder gezien had. Achterin het gezelschap schuifelde een oude oma, geheel in het zwart gekleed. Zij had een klein mondje en ingevallen kaken.

Dat voorjaar tijdens het Vleutens Feest hadden de winkeliers bij wie je Ring-zegels kon sparen, een ballonwedstrijd uitgeschreven. Voor ieder kind werd door het promotieteam van Ring een ballon gevuld met helium. Daarna werd het kaartje met je naam en adres eraan geknoopt. Vervolgens moesten we onze ballon stevig vasthouden totdat voor alle kinderen de ballonnen waren gevuld. Terwijl er al een enkele ballon de lucht inging, stond ik met een verkrampte hand te wachten. Onder luid gejuich steeg tenslotte de gekleurde massa ballonnen op richting het zuidoosten.
Van mijn ballon is taal noch teken meer vernomen, maar mijn zus ontving na een aantal dagen het kaartje retour. Haar ballon was ergens in Duitsland geland. Daarmee had zij de tweede prijs in de wedstrijd gewonnen. En nu stonden onverwacht de vinders voor de deur.

Daar zaten we dan met zijn allen, in een wijde boog om de tafel in de voorkamer, terwijl mijn moeder druk in de weer was met kopjes en glaasjes. De bezoekers keuvelden er rustig op los, blijkbaar ervan uitgaande dat wij hun Duits goed kon volgen. Veel buitenlanders zien Nederland als een Duitse provincie en het Nederlands als een Duits dialect.
Mijn broer die een paar jaar middelbare school achter de rug had, was de enige die wat kon verstaan. We misten node mijn vader die als veertienjarige met mooie cijfers het diploma Duitsche Handelscorrespondentie had behaald. De woordenschat die mijn moeder in de oorlog had opgedaan, beperkte zich tot woorden als nicht, richtig en aufmachen.
Het was daarom pijnlijk dat mijn moeder op een stoel naast oma belandde. Door het ontbreken van het grootste deel van haar tanden zou het geslis van de oude vrouw zelfs voor leraren Duits onverstaanbaar zijn geweest. Met bewondering zag ik hoe mijn moeder aanhoudend begrijpelijk naar oma knikte.
Er is tot slot nog één beeld dat ik levendig voor me zie. Ik was destijds nog nooit iemand tegengekomen met een gouden tand. Nu zag ik bij elke lach van de Duitse man links en rechts, boven en onder, gouden tanden blinken. Niet lang daarvoor had ik gehoord, dat de nazi’s de gouden tanden uit de lijken van de gaskamers hadden verwijderd.