Vorig jaar schreef ik voor het blad van de Historische Vereniging Vleuten – de Meern een artikel over de liquidatie van de Vleutense NSB’er Van der Grift in 1944. Het dorp was destijds geschokt. Van der Grift stond bekend als ‘een goede NSB’er’. Hij had verzetslieden gewaarschuwd als er een razzia op komst was. Onderzoekers betitelden de aanslag later als ‘dubieus’ en zelfs ‘onterecht’.
Zoals in veel dorpen zijn in Vleuten de oorlogsgebeurtenissen in de kast gestopt. Er werd niet over gesproken. Meer dan vijfenzeventig jaar na de bevrijding zijn alle hoofdrolspelers overleden. Dat wil niet zeggen dat de wonden geheeld zijn, zo bleek mij na de publicatie. Mijn artikel bracht niet alleen emoties naar boven. Er kwamen nieuwe, bijzondere feiten boven tafel.
Het was mij tijdens het onderzoek voor het artikel niet gelukt om familieleden van Van der Grift te vinden. Ik had niet goed gezocht. De eerste lezer die reageerde was zijn dochter, nu een vrouw van in de tachtig. Zij was verrast door details die ze niet kende. Voor mij onthutsend was haar mededeling dat haar moeder ervan overtuigd was, dat de NSB achter de liquidatie zat. Mijn aanbod om haar versie van het gebeuren in een volgend artikel te beschrijven sloeg zij af. De publicatie had haar al te veel slapeloze nachten bezorgd.
Ik zou daarmee de zaak hebben laten rusten, ware het niet, dat er nog meer reacties binnenkwamen. De zoon van een verzetsman uit Harmelen vertelde dat hij wist wie de trekker had overgehaald. Hij noemde een naam en gaf een signalement. Het zou gaan om een man van buiten de regio die in hotel Het Wapen van Harmelen had gelogeerd. Ik zal deze man hier verder aanduiden met ‘Y’.
Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Zonder idee van de voetangels en klemmen begon ik te zoeken. Het hotel kon mij helaas niet meer aan de gegevens van de gasten van najaar 1944 helpen. Mijn geluk was dat de betreffende achternaam, volgens de databank van het Meertens Instituut, eind jaren veertig zeer weinig in Nederland voorkwam en dan nog alleen in de regio Rotterdam. Een tweede meevaller was dat een vriendin een collega had gehad met deze achternaam. De collega bleek bereid om binnen haar Rotterdamse familie navraag te doen naar het genoemde signalement. Dat leverde geen match op. Ondertussen had ik via internet achterhaald dat er in Rotterdam een winkelier Y. had gewoond, die lid was geweest van de NSB.
Ik plaatste een oproep in De Oud-Rotterdammer, een tijdschrift dat leeft van de herinneringen aan vroeger. Het leverde een reactie op van een negentigjarige die als jonge vrouw bij Y. in de winkel had gewerkt. In een telefoongesprek haalde zij allerlei herinneringen op. Ze beloofde mij foto’s van haar baas toe te sturen. Daarnaast ontving ik een aardige reactie van een dochter van winkelier Y. Toen duidelijk werd dat ik een gebeurtenis uit 1944 onderzocht haakte zij direct af. Daarna bleek ook de voormalige winkelbediende geen foto’s meer te hebben en zich niets meer te kunnen herinneren.
Vervolgens las ik het complete dossier van Y. in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, een onderdeel van het Nationaal Archief waarin alle documenten van rechtszaken tegen NSB’ers bewaard worden. Hierin vond ik geen aanwijzingen voor aanwezigheid van Y. in Harmelen of Vleuten. Op één mogelijk verband na. Y. was in het najaar van 1944 lid geweest van de Landwacht, de beruchte opsporingsdienst van de NSB.
Wordt vervolgd.
Wat spannend! En goed speurwerk. Ben benieuwd wat er volgt…