Begin jaren zestig kwamen ome Arie Vonk en tante Anna nog wel eens op bezoek bij ons. Deze oom en tante van mijn moeder woonden op een bovenverdieping aan de Wittevrouwenstraat in Utrecht. Het was een monumentaal pand, maar binnen kreeg ik sterk de indruk dat ome Arie en tante Anna het niet breed hadden. Het verhaal ging dat tante Anna gerust een omweg liep als zij elders een doosje lucifers één cent goedkoper kon krijgen.
In ons familiearchief vind ik een fotoalbum van de familie Vonk. De foto’s uit de jaren twintig geven een heel ander beeld. Arie en Anna bezitten een motor met zijspan en gaan goed gekleed dagjes uit naar het strand. Ik zie Arie in de huiskamer achter een piano met kandelaren en bustes van componisten. Klassieke muziekbeoefening in mijn moeders familie, dat ben ik nog niet eerder tegengekomen. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Wie was Arie Vonk en wat deed hij? Ik ga op zoek in archieven.
Arie werd in 1880 geboren als halfbroer van mijn oma Ekelschot. Anders dan zijn voorouders werd hij geen boer, maar timmerman. Blijkbaar een intelligente en ondernemende timmerman, want hij is nog in de twintig als hij zijn eerste drie huizen bouwt aan de Schoolstraat in Vleuten. Hij trekt naar Amsterdam, daarna naar Tilburg. Daar bouwt hij rond 1913 samen met een compagnon tien herenhuizen aan de Bredaseweg. In Tilburg wordt ook hun enige kind geboren: Annie.
Het gezin verhuist naar Utrecht. Begin twintiger jaren begint Arie, naast zijn timmerbedrijf, een manufacturenzaak. Modemagazijn de Concurrent aan de Kanaalstraat in Utrecht staat er met grote letters op het raam. Op twee andere ruiten: Manufacturen, Garen, Band, Sajet. Van de Kamer van Koophandel mag hij de naam Concurrent niet meer gebruiken. Die was blijkbaar al in bezit van een mededinger. Op de winkelruit blijft de naam gehandhaafd en in 1924 staat in het Utrechts Nieuwsblad een advertentie in telegramstijl:
OPRUIMING – Manufacturen v.h. De Concurrent, Kanaalstraat 89, begint a.s. Maandag. Weer koopje halen.
De roaring twenties brachten welvaart in het gezin Vonk. Het leven lacht hen tegemoet. Men flaneert op zondag door Utrecht, gekleed volgens de laatste mode, de rok boven de knie. Samen met een zwager gaan Arie en Anna met de auto op vakantie in Zwitserland.
Misschien hadden zij een te grote broek aangetrokken. In de tweede helft van de jaren twintig verkast men naar een kleinere winkel aan de Amsterdamsestraatweg. De neergang lijkt ingezet. Op de golven van de economische recessie wordt de manufacturenzaak begin jaren dertig opgeheven. Wat overblijft is een naaiatelier, waar Tante Anna en haar dochter nog lang zullen doorgaan met het vervaardigen van gordijnen, mantels en japonnen. Ome Arie heeft nog altijd zijn timmerwerkplaats maar of hij nog zulke mooie huizen gebouwd heeft als in Tilburg, is in het Utrechts Archief niet te vinden.
Vanaf eind jaren dertig huurt het gezin de etage aan de Wittenvrouwenstraat. Enkele kamers worden onderverhuurd. Vlak na de oorlog staat Arie als ‘kamerverhuurder’ vermeld in een notarieel document. De gloriedagen lijken voorbij.
In 1963 overlijdt, als eerste, dochter Annie, een paar jaar daarna gevolgd door Anna. Arie slijt zijn laatste jaren in het Labrehuis, een katholiek opvanghuis voor alleenstaande ouderen en daklozen. Na zijn dood belanden de weinig overgebleven bezittingen, zoals zijn viool en zijn foto’s, bij zijn nicht, mijn moeder.
Het complete verhaal Op zoek naar ome Arie is voor familieleden te vinden in het familiearchief op deze website. Aan andere geïnteresseerden kan ik het toesturen.