Foto van de spelen van 1922

Begin augustus 1922 schrijft mijn oudoom Rinus van Rooijen een brief aan smid Hugo Rutz in het Zuid-Duitse Oberammergau. Hij vraagt Rutz of deze twee kaartjes voor de Passiespelen kan regelen plus drie overnachtingen, vanaf 18 augustus. Rutz antwoordt beleefd, dat alle plaatsen en bedden voor de maand augustus ‘vergeben’ zijn, maar dat er in september nog wel wat geregeld kan worden. Rinus schrijft onmiddellijk terug dat september voor hem onmogelijk is en dat hij daarom vastbesloten is om op 18 augustus in Oberammergau te arriveren. Hij stopt tweehonderd mark voor twee plaatsen eerste rang en tien mark voor een postzegel voor het antwoord in zijn brief. Op 15 augustus volgt een briefkaart aan Hernn J.P. van Rooijen, Portretmäler, Woerden Holland.. ‘dass für 20. August 2 Plätze sowie Logis besorgt sind.’

De rol van Caiphas werd gespeeld door smid Hugo Rutz. Tekening door Rinus van Rooijen

Al meer dan vier eeuwen lang voeren de bewoners van Oberammergau om de tien jaar een muzikale voorstelling op over de laatste vijf dagen van Jezus. Een bezoek aan de Passiespelen is een lang gekoesterde wens van Rinus en zijn vrouw Christien. Hoewel hij als portretschilder maar nauwelijks zijn hoofd boven water kan houden heeft hij in 1922 om onbekende redenen wat meer te besteden. Hij wordt daarbij geholpen door de enorme geldontwaarding in Duitsland in die jaren. Het helpt ook dat hij in zeven opeenvolgende artikelen verslag doet van de reis in het katholieke dagblad Het Centrum. Het is een relaas vol van enthousiasme, opwinding en superlatieven.
Voordat de voorstelling begint wonen Rinus en Christien de hoogmis bij. ‘Wat trof mij dien morgen de machtige eenheid van ons heerlijke Roomsche geloof, toen ik de meer dan duizend vreemdelingen uit aller oorden der wereld hier samengestroomd hetzelfde kruis zag maken en dezelfden God zag aanbidden.’ Waarna de apotheose volgt in het passiespel tijdens het afscheid van Jezus van zijn moeder: ‘O, dit hartroerende afscheid heeft ons allen diep in de ziel gegrepen. Bij iedere toehoorder werkte dit droevige afscheid een smartelijke herinnering op aan zijn eigen leven en lijden. Dit was geen spel meer, maar werkelijkheid.’ Alle vijfduizend toeschouwers zijn aangedaan. ‘Wij schamen ons niet voor onze tranen, want rond om ons zien wij mannen en vrouwen, priesters en leeken hunne tranen wegwisschen.’
Het echtpaar laat zich in Oberammergau nog een dag lang rondrijden in een rijtuig met koetsier. Zij bezoeken kastelen, kloosters en kerken. Op de terugweg naar Nederland maken zij diverse toeristische tussenstops. In München bezoeken zij een museum voor moderne kunst. ‘Vooral op het gebied der portretkunst viel er veel te genieten.’ In Rüdesheim bewonderen zij het Niederwalddenkmal, een metershoog monument dat herinnert aan de stichting van het Duitse Rijk in 1871, direct na de Duitse overwinning op Frankrijk. De Eerste Wereldoorlog dreunt hier nog na. In de sokkel staat de tekst van Die Wacht am Rhein gegraveerd, een patriottisch lied, dat Zuid-Duitse nationalisten als hun volkslied beschouwen. Als Rinus het lied begint te zingen wordt hij gecorrigeerd door een bezoeker. ‘Weissen Sie nicht dass es nicht erlaubt ist das Nationallied zu singen. Die Franzosen haben das verboten.’