De technologische ontwikkeling gaat voort, iedere dag komen er nieuwe producten bij. De meeste hadden wat mij betreft niet uitgevonden hoeven worden, maar de anti-lek band voor de fiets vind ik een zegen voor de mensheid. Een extra laag rubber of kunststof in de buitenband verkleint de kans dat glas of punaises de binnenband lek prikken. Wie gaat er nog op stap met een plakdoos van Simson en een handpompje? Het beeld van een fietser lopend naast zijn fiets met platte band is een zeldzaamheid aan het worden. Belangrijker nog is dat het geworstel van het plakken van de band voorbij is.

De binnenband tevoorschijn halen, dat liep meestal gesmeerd, al was ik altijd bevreesd dat een van de bandenlichters die met veel spanning tussen velg en spaak geklemd waren plotsklaps als een dodelijk projectiel zou losschieten. Daarna volgde de speurtocht naar het gaatje en het moeizame gesjor met de opgepompte binnenband die klem zat tussen achtervork, jasbeschermer en bagagedrager. Soms was het gat zo groot dat je geen water hoefde te gebruiken. Soms zo klein dat je meerdere rondes met de binnenband moest maken. Het gevonden gaatje omcirkelen (geen balpen in de buurt of balpen weigert), de plek rondom schoon schuren (waar staat dat verdomde cirkeltje nu ook al weer), insmeren met Simson (tube die er halfvol uitzag blijkt leeg), plakkertje knippen en goed aandrukken (randen laten weer los): ik vond het altijd een delicaat gebeuren waarbij van alles mis kon gaan. Na het controleren van de binnenzijde van de buitenband op scherpe voorwerpen kwam het meest inspannende deel van de klus: de strak gespannen buitenband over de velg heen trekken. Was dat alles gedaan dan was je nog niet zeker van je zaak. Het gebeurde wel, dat de band na een uurtje weer leeg stond.

Foto: www.klusgids.nl

Terugdenkend aan alle lekke banden die mij zijn overkomen is er één die mij nog duidelijk voor de geest staat. Het is een voorval uit mijn studententijd in Utrecht. Een stotend achterwiel kondigt de malheur aan. Snel doorfietsen mag niet baten, dus er zit niets anders op dan te gaan lopen. Als ik net onder het spoorviaduct de Albatrosstraat inloop staat er opeens een vrouw naast me. Waar komt die opeens vandaan, vraag ik mij af. Ik schat haar leeftijd ergens in de vijftig. Zij vraagt mij heel vriendelijk of ik reparatiespullen kan gebruiken. Achteraf leek het alsof deze vrouw de hele dag achter haar raam zat om aardige jongemannen eerste hulp bij ongelukken te bieden.
Ik aanvaard dankbaar haar aanbod, zet de fiets op zijn kop en ga aan het werk. Er zijn nog genoeg aardige mensen op de wereld, bedenk ik. Tien minuten later loop ik met de spullen terug naar haar voordeur. Die staat nog op een kier. Voor ik er ben staat de vrouw al buiten. ‘Als ie weer kapot gaat, dan mag je vanavond best terugkomen hoor’, is het eerste dat zij zegt. De aardige mevrouw wordt opeens een wat vreemde vrouw. Het duurt even voor ik een antwoord gevonden hebt: ‘Ik hoop dat dat niet nodig is.’