Ik was tien jaar toen ik in 1962 in de kelderkast iets onbekends zag staan.
De kast naast de keldertrap werd gebruikt voor de voorraad custard pudding, Royco soepen en Honig vermicelli. In het duister achter de broodtrommel zag ik een blikken doos. Daar moest ik het mijne van weten. Het bleek een blik biscuit.
Het was de tijd, dat wij op doordeweekse dagen een biscuitje bij de thee kregen en in het weekend een koekje van de bakker. Aan de boodschappen die kruidenier Broekhuyse wekelijks bij ons afleverde ontbrak daarom nooit een rol biscuit. Maar waarom hadden we dan nu die voorraad biscuit voor een halfjaar? En waarom stond dat blik verstopt achter in een donkere kast? Mijn moeder gaf aarzelend uitleg.
Er zou misschien wel weer oorlog komen. De Sovjet-Unie was van plan om raketten op Cuba te plaatsen. Dat kon Amerika natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Misschien werd het wel een oorlog met kernwapens. Bij een onverhoopt langdurig verblijf in onze (schuil-)kelder zouden we ons behalve met custardpoeder en vermicelli met biscuits nog enige tijd in leven kunnen houden.
Ik vond het sympathiek dat mijn ouders voor biscuit hadden gekozen, zodat we tenminste niet onze tanden in de bloembollen hoefden te zetten. Maar ik kon me er niets bij voorstellen. Cuba was een heel eind weg. Mijn moeder zei dat de Russen Oost-Europa hadden ingenomen. Daar mochten de christenen niet meer naar de kerk en er waren priesters in de gevangenis opgesloten. In Hongarije had de Sovjet-Unie een volksopstand bloedig neergeslagen. Chroetsjov was voor geen cent te vertrouwen. Als je in de vergadering van de VN met je schoen op tafel slaat, dan ben je een onberekenbare man. Dan zag zijn Amerikaanse collega er toch heel wat betrouwbaarder uit.
Een jaar later was die Amerikaanse collega er niet meer. Het schijnt dat veel mensen nog weten waar zij waren en wat zij deden op het moment dat Kennedy op 22 november 1963 werd vermoord.
Welnu, dat weet ik inderdaad nog precies.
Op de 23e november van dat jaar zou mijn moeder 50 jaar worden. Dat werd natuurlijk gevierd en daar wilde ik werk van maken. Daarom had ik bij de katholieke bibliotheek in Vleuten een boek met goocheltrucs geleend. Mijn keuze was onder meer gevallen op een bijzondere verdwijntruc. Er was een oud tafeltje voor nodig. In het tafelblad diende een gat van ongeveer 5×5 cm gezaagd worden. De schrijver van het goochelboek ging er blijkbaar van uit, dat ieder Hollands huisgezin wel over een voorraad oude tafeltjes beschikte waarvan er één kon worden opgeofferd ten behoeve van sluimerende goochelbehoeften. Gelukkig stond er bij ons ergens in de schuur onder het stof een afgedankt salontafeltje, dat ik – na instemming van mijn vader – mocht gebruiken voor mijn goochelshow.
Op 22 november 1963 stond ik derhalve verdekt opgesteld achter in de schuur, op de plek waar ooit varkens hadden liggen knorren. Ik bewerkte een oud tafeltje met een al even oud figuurzaagje, een riskant werkje voor een 11-jarige, wat ik met ingehouden adem zonder verwondingen tot een goed einde wist te brengen. De koude oorlog was voor mij op dat moment ver weg.
Teruggekeerd in huis hoorde ik dat in Dallas de man was vermoord, die een jaar eerder de wereld van een derde wereldoorlog had gered. Althans, zo zagen wij het toen. Enkele jaren later zou met de berichten over de Vietnamoorlog het positieve beeld van Amerika volledig kantelen.
Het blik biscuit was toen al lang en breed leeggegeten. Er zou niet meer gehamsterd worden. Wel klinkt tot op heden elke eerste maandag van de maand de sirene. En Rusland plaatst weer raketten.