Zijn de kinderen van tegenwoordig bijdehanter dan die van dertig jaar geleden? Intelligenter dan die van zestig jaar geleden? Of lijkt dat maar zo en doen ze hun kennis op jongere leeftijd op?
Mijn oudste kleindochter zit in groep 5, is net negen jaar geworden en kwam met een schitterend rapport thuis. Lezen, spellen, rekenen, het gaat haar allemaal gemakkelijk af.
In het onderwijs van nu wordt elke prestatie gemeten en vergeleken met landelijke cito-standaarden. Daarom weten wij dat zij wat betreft het lezen op het niveau van groep 8 zit. Ze heeft dan ook de eerste drie boeken van Harry Potter uit (aan de volgende mag ze nog niet beginnen). Een bezoek aan de bibliotheek is voor haar een gewild uitje. Om zich niet te gaan vervelen is zij nu maar begonnen aan een digitale cursus Engels.

De jongste kleindochter is zeven jaar en heeft ook een prachtig rapport. Ook zij leest de boeken van Harry Potter. Daarnaast gaat ze graag naar musea. Leergierig als zij is wil ze van alles weten en vooral alles zelf doen. Zelfbewust staat ze vooraan bij een rondleiding en als de gids is uitgesproken vraagt ze keurig: ‘mag ik wat vragen?’
Beide meisjes hebben al verschillende malen verkering gehad. Het hele jargon dat hierbij hoort is langsgekomen. Zij houden trouwens ook erg van klimrekken. Zo kan ik nog even doorgaan.
Ach, is niet iedere grootouder van nu verbaasd over wat zijn kleinkinderen kunnen en beleven?

De kleindochter van negen denkt goed vooruit. Zo kwam zij laatst thuis uit de bibliotheek met het boek Hoe overleef ik de puberteit van Francine Oomen. ‘Ruzie met je ouders? Onzekerheid, getob en getwijfel? Ongesteldheid? Haar op vreemde plekken? Je eerste verliefdheid? Pukkels, puistjes en problemen?’ Alles wat een pubermeisje kan bezighouden komt in informatieve teksten, vragenlijstjes en survivaltips aan de orde.
Onze zoons vroegen indertijd niets. Ze gingen zelf op onderzoek uit of ze leden in stilte. Dus dat was even wennen met deze kleindochter. Op een gewone doordeweekse dag bestormde ze de niet-voorbereide oma met vragen over hoe het was om borsten te krijgen of om ongesteld te worden, met als bonusvraag: ‘Vrijen opa en jij nog met elkaar?’ Dat het boek in een behoefte voorziet is wel duidelijk. Kleindochter maakte zich wat ongerust over de vraag of haar ene borst niet wat groter gaat uitpakken dan de andere.

Nòg mag ik de kleindochters in bad doen. Nòg komen ze op schoot zitten om te knuffelen. En gelukkig mag ik hen voor het slapen gaan gedichtjes voorlezen van Annie M.G. Schmidt (als de coronatijden weer voorbij zijn). Maar over een paar jaar zit ik in de tuin, terwijl de ondergaande zon de avond rood kleurt. Denkend aan mijn kleindochters neurie ik dan zachtjes voor mij uit: ‘Op een mooie Pinksterdag…’. Ook een opa moet vooruitdenken.