Enkele dagen voor de kerst annuleerden we het eerste diner. De nacht daarvoor was begonnen met een vreemde pijn in mijn maag. Al snel liep ik hondsberoerd met een emmer in de hand heen en weer tussen bed en wc. Verdere details zal ik achterwege laten. Twee dagen later nam G. het stokje en de emmer over. We cancelden nu ook het tweede diner. Ik had in de voorafgaande week juist een babybedje in elkaar gezet voor de jongste telg in de familie. Dat leek mij een passend kerstgebaar. Het zou vooralsnog onbeslapen blijven.
Daar zaten we dan met zijn tweeën met een enorme voorraad eten. Alleen al het kijken ernaar riep walging en afkeer op. Het viel me nu pas op dat het kookboek dat klaar lag Plenty heet. Dat betekent zoiets als overvloed. Die hadden wij al meer dan genoeg ervaren.
Ieder van ons kon beschikken over een bank in de kamer om de marathon aan zondagen door te komen. Het was een geschikte plek om met een pijnlijke maag in te dutten of futloos voor ons uit te staren. Het geluk dat ons op de vele kerstkaarten was toegewenst werd ditmaal niet ons deel. Alhoewel, dacht ik mijmerend op de bank: samen lijden geeft een sterke verbondenheid. Dat zou je wel als geluk kunnen betitelen. En van een gedwongen soberheid kan je alleen maar beter worden, was de zeer katholieke gedachte die bij mij opkwam. Die past misschien nog wel beter bij het kerstfeest (bij de tochtige stal, de arme herders en de ruftige ossen) dan de copieuze diners en de duizenden flikkerende lichtjes.

Van alle kerstgedachten en vraaggesprekken in de kranten trof mij nog het meest een zin uit een interview met de generaals Mart de Kruif en Peter van Uhm in Trouw. Een Afghaanse tolk had tegen De Kruif gezegd: ‘Ben je groot [zoals in West-Europa], dan ga je niet meer vernieuwen. Dan wil je behouden wat je hebt. Dan ga je klagen omdat je veel te verliezen hebt.’ Waarbij ik zou willen aanvullen dat er een groep is in het rijke westen voor wie de omstandigheden wel aanleiding geven tot protest.
Tussen een slokje lauwe thee en een hapje van een droge cracker liep ik af en toe de tuin in om een halsbandparkiet van de pinda’s te jagen om daarmee ruim baan te scheppen voor de vele kleine vogeltjes die op zoek waren naar eten. Opkomen voor de zwakkeren is nog zo’n kerstgedachte. Al weet ik eigenlijk niet welke vogels het voer het hardste nodig hebben. Misschien worden die brutale exoten overal wel weggejaagd en krijgen de mezen alleen maar diarree van de overvloed aan pinda’s en vet. Ik ben daarover nog geen info-grafics tegengekomen.

Hoewel G. nog het meest te lijden had, begon zij na een paar dagen opeens vanaf haar bank spontaan een kerstlied te zingen. Daarna maakten we een boswandeling. En dinsdagmorgen brak er zowaar een zonnetje door. Moge die voor eenieder doorbreken in het nieuwe jaar.