Sassen als burgemeester van Veghel. Bron: BHIC

Jan Coenraad Hubert Marie Wilhelmus Sassen was een Brabantse ondernemer. In de jaren dertig werd hij lid van het Nationaal Front, een kleine fascistische partij die vooral onder katholieken populair was. Als veelgevraagd spreker fulmineerde hij tegen het Amerikaanse grootkapitaal en tegen het Russisch bolsjewisme. In beide geledingen waren immers de Joden heer en meester, zo betoogde hij. In het begin van de oorlog stapte hij over op de NSB, met de bedoeling om ‘de NSB in katholieke zin om te buigen’. Hij vervulde een hoge functie binnen de afdeling Pers en Propaganda van de nationaalsocialisten en hield wekelijkse radiopraatjes. In 1943 werd hij benoemd tot burgemeester van Veghel. Na de bevrijding van Zuid-Nederland vluchtte hij naar Utrecht en werd hij benoemd tot waarnemend burgemeester van Oudenrijn (De Meern). In diezelfde tijd verstrekte hij inlichtingen aan hoge nazi’s over de posities van de geallieerden in Brabant. Daarvoor werd hij flink betaald.

Links J. van Kilsdonk

Ik kwam Sassen tegen in mijn onderzoek naar de oorlog in Vleuten – De Meern. Er zou geen enkele aanleiding zijn geweest om hier aandacht te besteden aan deze foute figuur, die zelfs na de oorlog vond dat hij geen verkeerde idealen had aangehangen, ware het niet dat ik via hem op een interessant fenomeen stuitte.
In de dossiers van NSB’ers kom je vaak verklaringen tegen van getuigen die stellen dat de beklaagde een ‘goede NSB’er’ was die geen vlieg kwaad gedaan heeft. Ik heb tot nu toe zo’n dertig dossiers van NSB’ers bestudeerd en er was niemand die zoveel verklaringen à decharge had verzameld als Jan Sassen. Onder hen een aantal priesters. Een aalmoezenier sprak over Sassen als ‘slachtoffer’ en ‘patiënt’ en smeekt de rechter: ‘Grootedelachtbare, stop het zaakje in de doofpot en laat dhr. Sassen vrij.’ Pater J. van Kilsdonk, de latere voorman van progressief katholiek Nederland, stelde dat Sassen een goede burgemeester was geweest. ‘Met zijn twee jaar internering is hij voldoende gestraft.’ In het dossier trof ik een lijst van hooggeplaatste Nederlandse katholieken die het voor Sassen wilden opnemen, onder andere de hulpbisschop van Breda, de bekende Limburgse priester dr. Poels en A.C. de Bruin, voorzitter van de katholieke vakbond.

Hoe zit dat met die katholieke vergevingsgezindheid?
Al in 1943 hadden de bisschoppen gepleit voor barmhartigheid en opgeroepen om een bijltjesdag te voorkomen. Aartsbisschop De Jong noemde in 1945 de zuivering ‘een ziekelijk verschijnsel’. De geestelijken werd verboden om mee te werken aan de opsporing van landverraders. Kerkhistoricus Joep van Gennip ziet hiervoor twee redenen. Het Italiaans-fascistische gedachtengoed had in de jaren dertig veel aanhangers gehad onder katholieken. De kerk had dat laten gebeuren en was hierin tekort geschoten. Het opkomen voor de ex-NSB’ers zag de kerk als het inlossen van een ereschuld. Als tweede reden noemt Van Gennip de bekeringsdrang van de katholieken. Ik zou er de cultuur van het biechten aan toe willen voegen. Oordelen over zonden en je hiervan bevrijden, dat vond het episcopaat nu typisch een taak van de kerk.
Sassen werd veroordeeld tot zeven jaar gevangenschap. Na precies drie jaar kwam hij vrij, nog voordat hij tweederde van zijn straf had uitgezeten.