Vakantieherinnering (10)
Nooit stonden we op een mooiere camping als in de zomer van 1995 in het Zwitserse Nax. Of, laat ik me preciezer uitdrukken, nooit hadden wij zo’n fraai uitzicht als vanaf ons terras naast de tent. De camping heette niet voor niets Grand Paradis. Ze lag hoog op de hellingen boven een zijdal van de Rhône. Zonder enige belemmering keken wij uit over de bergwereld rondom: rijen van kale rotspieken en besneeuwde toppen. Tegenover ons op de beboste hellingen lagen miniatuurdorpjes aan slingerende weggetjes. Rechts daarvan lag Sion in de diepte. Het was alsof de duivel ons al het moois van de wereld liet zien. Ik had voortdurend de behoefte om het uitzicht vast te leggen, bij ochtend en avond, in de zon, bij naderend onweer. Maar zoals mijn ogen het zagen liet het landschap zich niet pakken door mijn camera.

‘BEN JE ER NU PAS?’
In geen enkele vakantie hebben wij zoveel gewandeld als over de bergpaadjes boven Evolène, Arollo en Ferpecle. Nooit waren de zoons, op dat moment tien en acht, zo gemotiveerd voor de tochten. En er gebeurde nog iets bijzonders. Tijdens de klim naar de Anenhütte, in het Lötschental, kon ik hen niet meer bijhouden. Ik was 43, in de kracht van mijn leven en in goede conditie, maar in de laatste steile kilometers voor de hut moest ik, hijgend en zwetend, hen laten lopen. Het bleef op dat moment bij een verbaasde constatering, maar achteraf bezien was dat misschien wel het keerpunt. Misschien was ik daar wel op de helft van mijn leven (als het meezit). Ik behoorde opeens tot de oudere helft van het mensdom.

ZELF FIKKIE STOKEN
Op de Nationale Zwitserse feestdag, 1 augustus, werden alle campinggasten getrakteerd op een plak Raclette, half gesmolten Zwitserse kaas, geserveerd met een augurkje en een plastic bekertje halfvol met water aangelengde Fendant. Het leidde bij ons tot het ontstaan van het woord raclette-scheetje, als aanduiding voor een wind waarvoor je geen verantwoordelijkheid hoeft te dragen.
Daarna was het tijd voor het hoogtepunt van de avond. Twee mannen duwden een gammele houten kar vol vuurwerk tot bij het terras met feestvierders. Vuurpijlen, repeterende lichtkogels en sterrenregens wierpen vervolgens hun gekleurde licht op de gasten die met het hoofd in de nek omhoog staarden. Terwijl een van de twee mannen zich over de kar boog, stak de ander naast diens hoofd een sissende pijl aan. Nog brandende resten duwden ze met de hand de kar af, waardoor het gras op meerdere plaatsen vlam vatte. Wij schoven onze stoelen een stukje terug. Toen ook de houten bodem van de kar vlam had gevat en het ernaar uitzag dat het nog ruim overgebleven vuurwerk in één verwoestende knal zou ontploffen gooide een van de mannen onder toenemend gegil van de gasten een emmer water over de bodem, waarna de ander de pakketten met de ontvlambare mengsels uit elkaar begon te trekken om te redden wat te redden viel. ‘Vuurwerk afsteken bij de tenten is niet toegestaan’, had ik eerder die dag op de camping gelezen. Dat is werk voor Zwitserse specialisten.
Prachtige streek! En het bergwandelen kun je nog lang volhouden. Wij hebben vele zomers doorgebracht in Evolène, en heel veel gewandeld daar!