Op mijn vijftiende verjaardag, in 1967, kreeg ik van mijn ouders een fototoestel cadeau. Ik was verrast. Het was een Lubitel, een camera van Russische makelij. Nog meer bijzonder vond ik de constructie. Toen ik het apparaat uit zijn bruine leren beschermtas had gehaald, deed mijn vader voor hoe je het toestel open klikt. Je keek van bovenaf in de zoeker en zag daar via spiegels het object dat zich voor de camera bevond. Dat zag er heel anders uit dan bij de Agfa Clack die mijn vader had.
Ik denk dat hij de inspirator voor dit cadeau is geweest. Hij was ooit lid van een fotoclub op zijn werk en had met plezier op zon- en feestdagen zijn kinderen en familieleden op de foto gezet. Die voorliefde wilde hij wel aan zijn jongste zoon overdragen. Ik denk wel eens, en misschien heb ik dat hier ooit opgeschreven, dat mijn vader zich weinig met mij bezighield en dat ik niet veel van hem geleerd heb. Ik moet dat beeld bijstellen. Niet alleen vanwege het plezier in musiceren, dat hij op ons heeft overgebracht, maar ook vanwege het fotograferen.
Er kwam nog iets bij. Hij stimuleerde mij mijn eigen foto’s te ontwikkelen. Bij Van Ekdom op de Kanaalstraat in Utrecht kochten we de nodige attributen. Daarna gebruikte ik de badkamer op gezette tijden als donkere kamer. Het ingewikkeldste vond ik het overbrengen van de filmrol op een spoel die in de ontwikkelbeker werd geplaatst. Dit moest in het complete donker, dus op de tast gebeuren. Het leukste moment volgde als ik na de belichting van een negatief het papier in een ontwikkelbadje legde. Dan werd onder het rode lamplicht de afbeelding geleidelijk zichtbaar. De geur van de chemicaliën kan ik me nog voor de geest halen.
Die eerste zomer liep ik voortdurend met mijn camera rond. Buren, familieleden, de DAF van mijn vader, ik probeerde van alles uit. De volgende stap in het stimuleringsproces van mijn vader was dat hij mij opdrachten voor zijn werk liet uitvoeren. Ik moest foto’s maken van logo’s en verpakkingen van Douwe Egberts. Het voelde als een verantwoordelijke taak en ik werd ervoor betaald.
Kennelijk had ik wel zoveel affiniteit met het fotograferen ontwikkeld dat ik een jaar later aan de beroepskeuzeadviseur die mij testte liet weten dat een opleiding tot fotograaf mij ook wel iets leek. Hetgeen zij prompt in haar advies overnam. Was ik echt geïnteresseerd, vraag ik mij nu af? Of volgde ik braaf mijn vaders stimulans?
Mijn camera leverde negatieven van 6 x 6. Een vergrotingsapparaat had ik niet, dus de kleine fotootjes die ik in mijn eerste album plakte stemden mij niet erg tevreden. Het werk in de doka liet ik als eerste achterwege. Daarna bleef de Lubitel steeds vaker in zijn beschermtas. Toen ik een paar jaar later op kamers ging wonen bleef het toestel in het ouderlijk huis achter. Dat was na de priesteropleiding en de vioolstudie het derde initiatief van mijn vader dat tot een voortijdig einde kwam.
Mooie afsluiting, Arnold. En toch een soort eerbetoon.
Toch een heel mooie herinnering!