‘Een vergissing van de bank in uw voordeel, u ontvangt      f 200,-’. Zo luidt de tekst van een van de Algemeen-Fonds-kaarten in het Monopolyspel van de jaren zestig. Het klinkt fantastisch, maar ik heb in mijn leven niet één keer van zo’n ruimhartig gebaar gehoord. Maar het kan blijkbaar wel.
Toen mijn pensioengerechtigde leeftijd naderde, ontving ik een brief van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid. In ’73 – ’74 had ik een jaar in de bouw gewerkt. Daarmee had ik pensioen opgebouwd. Een klein bedragje, maar ik had er recht op. Het bedrag werd in een keer overgemaakt.
Een paar jaar later kwam ik tijdens opruimwerkzaamheden papieren tegen van het ABP, het pensioenfonds voor overheid en onderwijs. In dezelfde jaren zeventig had ik enkele malen als student-assistent gewerkt. De universiteiten konden bepaalde taken in onderwijs en onderzoek uitbesteden aan studenten. Die ontvingen daarvoor een keurig salaris, inclusief pensioenrechten.

De eerste maal begeleidde ik een groep eerstejaars studenten in een cursus ontwikkelingspsychologie. Ik was geen deskundige op dat gebied. Maar in die jaren was dat ook niet nodig. Het ging erom dat je een uitwisseling van meningen en ervaringen in een groep kon begeleiden. Het enige dat ik nog weet van dit baantje is, dat ik een keer ziek was. Plichtsgetrouw als ik was, belde ik alle deelnemers op met de uitnodiging om op mijn kamer in het studentenhuis bijeen te komen. Dat stelden de eerstejaars erg op prijs.
Enkele jaren later was ik onderdeel van een groep studenten die, als alternatief voor het standaard curriculum, hun eigen onderwijs en onderzoek organiseerden, formeel gedekt door twee wetenschappelijk medewerkers. In deze groep was het onderscheid tussen student en medewerker zo goed als vervallen. Voor extra werkzaamheden kreeg ik enkele malen een vergoeding in de vorm van een studentassistentschap.

De papieren die na mijn pensionering boven water kwamen, waren het bewijs dat ik ook bij het ABP nog een pensioentje had opgebouwd. Met alle nummers en data bij de hand belde ik het pensioenfonds. Men stond mij vriendelijk te woord, ging op zoek naar mijn gegevens, maar vertelde – ‘bedankt voor het wachten’ – dat mijn naam en geboortedatum niet in de administratie voorkwamen. Een uitgebreidere zoektocht leverde later evenmin iets op. Ga ik hier werk van maken, vroeg ik me af. Ik heb mij regelmatig vastgebeten in een gevecht met instanties. Nu stond het me tegen. Met nostalgische gevoelens aan die mooie jaren gooide ik de formulieren in de bak met oud papier.
Dit speelde zich zes jaar geleden af. In augustus ontving ik een brief van het ABP. ‘Beste heer Van Dijk. Er staat nog pensioen voor u bij ons. Dat blijkt uit een controle van onze administratie.’ Het fonds had een vergissing gemaakt, iets met twee verschillende klantnummers. Ik kon een eenmalige uitkering van € 685,- tegemoet zien. Toevallig is dit even veel als de 200 gulden van het Monopolyspel uit de jaren zestig. Het bedrag werd aan mij overgemaakt in de week van een goededoelenactie. Dat vond ik een mooie bestemming voor een meevaller waarop ik niet meer had gerekend.