In de figuur rechts staat Do centraal onder
Mijn ome Do (1908 – 1986) heette eigenlijk Dorus, maar hij werd al snel door de andere kinderen Do genoemd, tot verdriet van zijn moeder. Waarschijnlijk heeft hij er zelf geen moeite mee gehad. Hij was met weinig tevreden, trad niet op de voorgrond, hij was een volger. ‘Hij ging altijd waar Ries ging’, schreef mijn tante Jo in haar ‘memoires’. Ries was de een jaar oudere broer van Do en volstrekt tegengesteld van karakter. Ze liepen vaak met zijn tweeën bij de overbuurman op de boerderij. Do hield van paarden, hij is het enige familielid dat regelmatig op een paard is gefotografeerd. Hij zat ook op de katholieke gymnastiekvereniging. Die oefende wekelijks in het parochiehuis.
Mijn opa had een smederij in Vleuten. Drie van zijn zonen, Harry, Ries en Do, werden door hem tot smid opgeleid. Harry ontwikkelde zich, tot grote woede van opa, tot kunstsmid. Hij vertrok naar Edam. Ries nam de smederij over, maar dat ging ook met flink geknetter gepaard. En Do? Do had geen ruzie met zijn vader, hij had met niemand ruzie. Hij werd knecht in het bedrijf van zijn broer Ries. Schoof hij zijn eigen wensen opzij?

Do en Jet
De ene na de andere zoon kreeg in de jaren dertig verkering. Zo raakte Do bevriend met Jet. Dat beviel hem maar matig, hij wilde al snel weer van het meisje af. Maar Jet was een aanhoudend type. Ze bleef hem opzoeken, waardoor Do geen andere uitweg zag, dan een tijdje onder te duiken bij broer Harry in Edam. Een van mijn neven is ervan overtuigd dat Do homoseksueel was. Een andere neef maakte later mee, dat Do tijdens een polonaise een vrouw bij haar borsten pakte.
In 1942 kwam veldwachter Sprong de smederij binnen. Hij had de opdracht om een aantal mannen te vinden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Do was niet getrouwd en derhalve in de ogen van de veldwachter een geschikte kandidaat. Sprong vroeg, nee hij smeekte, met de tranen in zijn ogen, zoals mijn tante schrijft, of Do wilde meewerken. Opnieuw bood Harry zijn broer aan om in de buurt van Edam onder te duiken. Do ging ditmaal niet op het aanbod in. Hij kwam terecht in een wapenfabriek in Lübeck. Een heel enkele keer vertelde hij er later wel eens over. Niet over de gevaren die hij gelopen had, maar over de Russische vrouwen die er werkten. Raboti was Russisch voor werken, had hij geleerd.

Ome Do zingt Wilde Johnny
Na het overlijden van hun vader en moeder bleef Do in het ouderlijk huis achter, tezamen met zijn eveneens ongetrouwde zus Jo. Die kon nogal eens scherp uit de hoek komen. Do deed geen vlieg kwaad. Hij deed plichtsgetrouw zijn werk, ging op zondag naar de kerk, stak in de middag een sigaar op en keek dan naar tv, het liefst naar paardensport. Was er niets op tv dan kon hij rustig urenlang uit het raam kijken. Hij was een man van weinig woorden en van weinig wensen. Alleen als hij op een familiefeest een paar borrels op had kwam er leven in de brouwerij. Dan zong hij altijd – zij het pas na lang aandringen – over Wilde Johnny, een cowboy met lef.