Het pontje in de buurt van Grevenbicht (L)

Eind mei wordt het eindelijk droog en stijgt het kwik naar een aangename twintig graden. G. en ik vullen onze fietstassen, vinden nog net een plaatsje voor de fietsen in de trein en reizen naar Winterswijk. Het plan is om in veertien dagen fietsend, op eigen kracht, een deel van de grenzen van Nederland te verkennen. Vanuit de Achterhoek nemen we de afslag richting de zon. We zien wel waar er een bed voor ons klaar staat.
Onze bakens zijn de fietsknooppunten, een netwerk van autoluwe en recreatieve fietsroutes waarmee je inmiddels door heel Nederland kunt komen. Van de onvermijdelijke apps hebben we er twee gedownload. G. schroeft haar smartphone op haar stuur, ik heb een papieren back-up in mijn zak.
De cijfers van de knooppunten lijken op bingo: 44-95-67-91-07. Door de willekeurige volgorde van de getallen krijg ik een geheugentraining. Ik probeer steeds vier opeenvolgende getallen te onthouden. Meestal ben ik ze al vergeten als ik het briefje weer in mijn zak stop.
Na een omweg via de Knotenpünkte van Emmerich en Kleve volgen we vanaf Gennep de oevers van de Maas naar het zuiden. In het pinksterweekend staan er bij de veerpontjes lange files van fietsers. Ik schat de waarde van alle e-bikes die ik op zo’n dag tegenkom in totaal op één miljoen euro. De mensen hebben het geld ervoor. Dat weerhoudt hen er niet van om te klagen over de prijs van een biertje.

Langs een kanaal in Belgisch Limburg

De Limburgse dorpen vind ik aandoenlijk. De hoofdweg is genoemd naar meneer Pastoor, het plaatselijke voetbalveld ligt achter het kerkhof en de afstand tussen Aan de Kirk en Bie Sjeer kan je ook met je zatte kop nog gemakkelijk overbruggen.
Vanuit Stein fietsen we op een maandagmorgen dwars door Belgisch Limburg terug naar het noorden, langs kanalen waar het verleden nog onder de hoge beuken hangt die het water omzomen. Waar ooit de geliefden van Louis-Paul Boon of Marnix Gijzen wandelden, tuft nu nog een enkel met zand beladen vrachtschip. In ieder dorp, zonder uitzondering, staan uitstekende kandidaten voor de verkiezing van het lelijkste huis van het jaar. (Waarde: vele miljoenen.) Frituur Het Volle Bekske geef ik weinig kans.

Onder Bergeijk keren we terug in Nederland. De grootschalige akkers hebben hier het blauw van de korenbloem en het rood van de klaproos naar de berm verdrongen. Dit is BBB-land. Een megatractor met hoge banden dendert in volle vaart door de Dorpsstraat. Voetgangers vluchten de stoep op, fietsers houden in. Wie in de cabine hoog boven iedereen verheven aan het stuur zit voelt zich onaantastbaar voor welke overheidsmaatregel dan ook.
Enkele dagen later glijdt in Zeeland de schaduw van een buizerd over het aardappelveld. De straffe wind blaast de geur van uien over de dijk en de borden met Zeeuwse meisjes lokken je om vis te eten in de Zee-eterij, aan een haven vol plezierjachten. (De waarde laat zich raden.) Een paar dagen eerder dan gepland zijn we alweer terug in de omgeving van Utrecht. Onze zitvlakken smachten naar rust. Ik kan geen cijfer meer onthouden. Terug naar ons eigen waardevolle huis.