Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Reizen

1

RIVIÈRA

Reizen

menton 2Mediterranée, zo blauw, zo blauw
met je mademoiselles, belles, belles, belles
Mediterranée
De boodschap van Toon Hermans meer dan vijftig jaar geleden was duidelijk: wie met zijn tijd mee wil gaan, gaat  niet meer uit in eigen land, niet meer naar Monschau of de grotten van Han, maar naar de Franse Rivièra.
Mijn beste vriendje hoorde tot de voorlopers. Hij ging elk jaar met zijn ouders naar de Franse zuidkust.  Met de vouwcaravan, dat was nog zo’n noviteit. Verder kende ik niemand die naar dat ver gelegen paradijs ging. De Rivièra, alleen al het woord had een magische klank. Altijd zon, een prachtige blauwe zee, en mooie zandstranden, dat moest wel bijna de hemel zijn.

Het was er nooit van gekomen, maar in 2016 lopen G en  ik dan echt het strand aan de Franse Middellandse zeekust op, in Menton. Het is er allemaal: een stralende zon, palmbomen, een turquoise zee van een niet te evenaren helderheid, de blinkend witte jachten. Evenwijdig aan het strand eerst een onafzienbare rij eettentjes, daarachter een drukke straat waar de obers behendig tussen de cabriolets en de scooters door laveren, daarachter weer de hotels, in lila, beige en zachtgele kleuren, en het kolossale casino.
Wij komen aangelopen vanuit de bergen van de Alpes Maritimes, waar we een week lang van plaats naar plaats getrokken hebben. Wij waggelen niet met strandstoelen, parasols en volle tassen het strand op, maar halen een simpele handdoek uit onze rugzak, trekken schielijk onze badkleding aan en strompelen dan bij gebrek aan waterschoenen, als ouden van dagen zonder rollator, over een strook met kleine keien naar het uitnodigende, goddelijke water. Mediterranée, zo blauw, zo blauw.
Nadat we druipend en wankelend zijn teruggekeerd volgt Het Moment. De kern van waar het om te doen is, de essentie van de strandvakantie: we liggen languit, sluiten onze ogen en laten onze lichamen koesteren in de warmte van de zon. Het toppunt van vakantie voor velen.

Om ons heen zien wij een collage van nog witte, glimmend rode, en bruine lijven.  Diepbruin kleuren  enkele oudere dames naast ons. Die moeten hier het hele jaar al gelegen hebben, in hun strijd tegen de voortschrijdende ouderdom. Mademoiselles, belles, belles, belles. Een van hen is voortdurend in de weer met de verstelbare zonwering  op haar ligstoel, een ander met de bandjes van haar bikini. Bruinen is geen sinecure.
In het ondiepe water staat een corpulente vijftiger meer dan een half uur lang zonder zich ook maar een centimeter te verplaatsen. En langs de vloedlijn trekt een optocht van badgasten: de slenteraars, de hardlopers, de zwaarlijvigen, de ‘zie-mij-hier-eens-lopers’. Je kunt toch niet de hele dag op je krent liggen.

France, Côte d'Azur, Menton: Beach Scene | Frankreich, Côte d'Azur, Menton: Strand

Vóór ons ligt een man met grijze haren en een uitgelubberde buik. Aan voor- en achterzijde is hij lelijk bruin. Deze morgen is hij bezig om de zijkanten van zijn lijf een bruinbeurt te geven. Vervolgens, we weten niet wat we zien, maar het is echt waar, steekt hij een elleboog in de lucht en zijn hand achter zijn hoofd, zodat hij zijn oksels kan bruinen. Eerst links, zolang als zijn oude spieren de arm in de lucht kunnen houden, dan rechts. Het is jammer voor de man, dat het op dit strand niet toegestaan is om de bilnaad te bruinen.
Merkwaardig toch dat het voltooid deelwoord van zonnen gezond is.

Lang geleden was zo’n strandvakantie voor velen niet meer dan een mooie droom, zoals voor Boze Buurman Boordevol uit Ja Zuster, Nee Zuster:
…geld, geld, geld en als ik dat heb, dat geld, dan zeg ik: hoeveel kost die auto, twintig mille? Da’s een schijntje zeg. Nee hij hoeft niet worden ingepakt, ik scheur er subiet mee weg, naar de Ri-vi- jei-ra, naar de Ri-vi-jei-ra.

1

LA DOUCE FRANCE – DEEL 2

Reizen

Na 16 jaar brachten we weer eens onze zomervakantie door in Frankrijk. Zou het land veranderd zijn, vroegen we ons af.

Op een zonnige vrijdag om 10.30 uur parkeren we onze auto in Fontvieille, een dorp niet ver van Arles (Provence). We lopen door kleine, stille straatjes, waar de electriciteitsdraden diagonaal van huis naar huis lopen en passeren een smid, die buiten voor zijn werkplaats een spijl aan een smeedijzeren hek last. In een volgende steeg klinkt Franse accordeonmuziek uit openstaande deuren. We zien een man binnen in het halfduister werkloos aan tafel zitten. Hij kijkt verveeld alsof hij alweer naar de avond verlangt.

fontvieille 1Verderop horen we kerkelijk gezang. We komen aan op een kerkplein en zien de kolossale deuren van de kerk wijd open staan. Nieuwsgierig blijven we even staan op de trappen voor de ingang. Het altaar voorin de kerk is goed verlicht. De priester staat achter een katheder naast enkele manshoge brandende kaarsen. Verspreid over de kerkbanken luistert zo’n twintigtal ouderen naar de sonore bariton van de priester. Als we verder lopen, merk ik dat ik zonder nadenken mijn strooien hoed had afgenomen.

Bij de Alimentation steken we de hoofdweg van het dorp over. Iemand heeft nog onlangs met witte verf in koeieletters CGT op de straat geschreven, de naam van een vakbond. Dat is waar ook, we zijn in Frankrijk. Een paar dagen geleden staakte het treinpersoneel. Misschien dumpen morgen de boeren hun mest op de stoep van de Mairie.

We komen op een plein met platanen. Er staan vier rijen marktkramen. Tussen de uitstallingen van olijven, herbes de provence, lederwaren en kleding loopt een klein aantal mensen. Mannen lopen een meter achter hun vrouw aan, ik ben een van die mannen. Vanuit een kraam met stapels rieten tassen kijken twee dames, het haar in een pony zoals Mireille Mathieu, verwachtingsvol naar potentiële klanten. We vragen ons af of de kleinkinderen zo’n tasje leuk vinden. Daarnaast heeft een oude aardappelman ruzie met zijn digitale weegschaal. Hij duwt zijn sterke bril nog wat steviger op zijn neus en vervloekt het apparaat.

Een agent van de Police Municipale staat naast de verkoper in diens viskraam. De politieman draagt een Amerikaanse baseballpet en een driekwarts broek. Het gezag in een modern jasje. Mollige moeders doorzoeken de kledingrekken, halen er een jurk uit, keuren en hangen deze dan weer terug. Een boomlange neger prijst zijn portemonnees aan. fontvieille 2Daar zien we dezelfde agent weer. Nu staat hij bij de bakker onder het luifel, zelfgenoegzaam kijkend alsof zelfs het mooie weer door hem geregeld is. De bakker wikkelt een kleine strook papier om het stokbrood.

We kijken en snuffelen, G houdt zich nog een blouse voor, door de kleine verkoper op gepaste afstand met belangstelling gevolgd, maar we kopen niet. Als vanzelf belanden we aan het einde op een terras. Er staan parasols van Paulaner Bier. Duits bier op een Frans terras. De Europese integratie schrijdt voort. Er is wifi en als de ober merkt dat wij geen vlekkeloos Frans spreken, gaat hij automatisch over op het Engels. Dit zijn de kleine veranderingen die we merken. Voor het overige lijkt Frankrijk gewoon Frankrijk gebleven.  Misschien ligt daar wel een probleem.

 

 

1

LA DOUCE FRANCE

Reizen

boulangerieIn 1973 was ik voor het eerst op vakantie in Frankrijk. Ik fietste met een vriend langs campings in de Corrèze en  de Dordogne.
Ik was meteen gegrepen door het Franse dorpsleven. De pleintjes met de platanen, de gekleurde lichtjes en de jeu-de-boulesbaan. De baguettes en croissants, die we elke morgen vers bij de boulangerie haalden. De saamhorigheid van de grote families, die buiten onder een kastanje aan een lange tafel de maaltijd gebruiken. De gezelligheid van de kleine kermis, het nostalgische draaimolentje, de musettes van de accordeonist, de volksspelen en zangwedstrijden.
Een paar jaar daarvoor had ik hetzelfde aantrekkelijke landleven gezien in de film Le Boucher van Claude Chabrol.
Frankrijk voelde ouderwets en behoudend. Het leek op het overzichtelijke, onbezorgde leven van mijn jeugd. Ergens in mijn achterhoofd wist ik dat de werkelijkheid minder mooi en zorgeloos was. Net zoals het dorpsleven in Le Boucher een façade was waarachter de meest vreselijke dingen gebeurden. Maar wie op vakantie is, zoekt het genot en het vertier. Dat bood Frankrijk in ruime mate.

Daarna ben ik nog vele malen op vakantie geweest in Frankrijk, met vrienden en vanaf de tachtiger jaren met G en de kinderen. Elk jaar bezochten we weer een andere streek, het land is er ruim genoeg voor. De stapel Michelinkaarten werd elk jaar groter.
Ga je naar Frankrijk dan ben je in één dag rijden op je bestemming. Het weer is er goed, het eten uitstekend en de wijn betaalbaar. Elk dorp heeft zijn eigen camping en de Tour de France is nooit ver weg. Er is genoeg te wandelen, fietsen of klimmen. In de oude dorpjes staan de kerken, kloosters en musea open.
De uitdrukking ‘leven als God in Frankrijk’ is niet voor niets ontstaan.
Een vakantie in Frankrijk was voor ons in die tijd net zo gewoon als je tanden poetsen aan het einde van de dag. Vrienden en bekenden deden hetzelfde, we kwamen hen ook tegen, verwacht èn onverwacht.
We stonden er nauwelijks bij stil. Als de auto tot de nok volgeladen was, reed ie als vanzelf naar het Zuiden. De rustplaatsen langs de Autoroute waren de opmaat voor een vakantie met garantie. Frankrijk is de Mozart onder de vakantielanden: altijd aangenaam en je weet wat je krijgt.

Dat die grote landbouwmachines iedere avond nu net naast de camping hun lawaai moesten produceren, dat hoorde bij het landleven. En dat sommige campings verzamelplekken werden van Nederlanders namen we voor lief. Net als  de diarree na het eten van tripe en het gruwelijk opjagen van eenden tijdens een dorpsfeest. Het paradijs bestaat nu eenmaal niet.
Hoe groter de kinderen werden, hoe groter de camping die zij wilden. Een zwembad werd een vereiste. Dat botste nog wel eens met ons verlangen naar rust.
petanqueToen ze na verloop van tijd niet meer met ons op vakantie gingen, was het opeens over met onze liefde voor Frankrijk. Het was geen weloverwogen besluit. Er lag geen plan aan ten grondslag. Het hoefde niet meer.
Op een paar dagen na zijn we sinds het jaar 2000 niet meer in Frankrijk geweest.
Dus het is wel weer eens tijd om de Autoroute op te zoeken.
De komende twee weken gaan we kijken hoe het met Frankrijk gaat.
In de voorbereiding zei ik tegen G: ‘Ik wil wel een streek met leuke dorpjes,  dorpspleintjes met gekleurde lampjes, een jeu-de-boulesbaan en een draaimolentje’.
Ik ben al net zo behoudend als de Fransen zelf.

0

STEENEIKEN IN DE MIST

Reizen

steeneikWe maken een meerdaagse wandeltocht in de Sierra de Grazalema, een bergachtig gebied in Andalusië. Omdat G vanwege last aan haar knie een dagje overslaat loop ik in mijn eentje de etappe naar Benaocaz.
De vorige dag heeft het aanhoudend geregend. Ik reken deze dag op wat minder nattigheid, maar als ik na een half uur over een stenig pad omhoog klim, valt de regen met bakken uit de hemel. Na een uur voel ik dat het water bij mijn schouders en armen mijn jas binnenkomt.
Ik sta even stil. De lucht ziet aan alle kanten donkergrijs. Ik kan nog omkeren, gaat er door mij heen.
Dan loop ik verder.
Boven op een pas kom ik bij een houten wandelwijzer. Druipend aan alle kanten diep ik de routebeschrijving op uit een binnenzak. De regendruppels vallen met een dof geluid op de plastic beschermhoes. De beschrijving stuurt mij het pad op waar ik net vandaan kom.

Verontwaardigd kijk ik naar het papier. ‘Klote beschrijving’, roep ik in de leegte.
Vind ik dat nog  wel leuk? Hoe lang ga ik nog door?
Ik volg mijn eigen richtinggevoel en hervind na een poosje bij een waterbekken voor vee de route. Het is een verlaten gebied. Er zijn geen dorpen onderweg, alleen enkele tot ruïne vervallen boerderijen. Om mij heen is er het geluid van de regen. Wind is er niet, vogels laten zich niet horen.
Dan zie ik boven mij, dwars over het smalle wandelpad, een rund van kolossale afmetingen. Het beest lijkt verdacht veel op het stenen exemplaar, dat naast het stierenvechtersstadion in Ronda staat. De hoorns zijn mega groot. En ik draag een donkerrode jas. Aan de gele flap in zijn oren zie ik dat hij EU-gecertificeerd is. Hoewel dit enig vertrouwen inboezemt, loop ik toch maar met een grote boog om de stier heen. Als ik het beest met een quasi-ontspannen loopje gepasseerd ben, zie ik uiers tussen de achterpoten hangen.

Dan neemt de regen af en gaat over in mist. Terwijl de routebeschrijving mooie uitzichten presenteert, loop ik ergens op de Spaanse hellingen onder een matglazen stolp. Ik zie alleen silhouetten van steeneiken om mij heen. Zou iemand niet eens een mooi gouache daarvan kunnen maken?
Wat doe ik hier eigenlijk, vraag ik me af. Ik ben gekomen voor de natuur, de ontspanning en een beetje mooi weer, maar ik tref niets van dat alles.
Waarom loop ik dan door?
Niet, omdat ik een held wil zijn, die de ontberingen opzoekt.
Ik hoef ook niet met mezelf geconfronteerd te worden. Of zijn dit soort vragen al een vorm van confrontatie?
Bij het zien van de sombere weersvoorspelling deze ochtend in het hotel zei een Engelse zestiger die deel uitmaakt van een wandelgroep: ‘Of course we will walk today. That’s why we’re here for!’ Dat is me toch te star.

Als ik stil sta om een broodje te pakken komt het inzicht. Het is geen nieuw idee, ik weet het eigenlijk wel, maar het laat soms even op zich wachten voor het bovendrijft: ook als de omstandigheden niet meewerken kan je genieten van wat er is. De donkerrode bergviooltjes en al die andere bloemen waarvan ik de namen niet weet. De beken met het snel stromende water. Ik maak er een sport van om op de zompige weiden van steen naar steen te springen.
De mist trekt wat op en dan zie ik aan het begin van de middag beneden mij de witte huizen van Benaocaz. Even later loop ik door de nauwe straatjes van het dorp. Het is er stil. Alleen uit de openstaande deuren van de cafés klinkt er gepraat en gelach van mannen. Zij kijken niet op van de verzopen toerist die met een regenbroek vol modderspatten langsloopt.

 

 

0

WEIN, WEIB UND GESANG

Muziek, Reizen
De trossen met druiven hangen zwaar onderaan de ranken op de stenige hellingen langs de Moezel. Waar we ook kijken zien we de parallelle rijen groene struiken, de takken keurig langs palen en draden geleid. Het ruikt er zurig.
Een wijnboer in een grijze jas komt tussen twee rijen omlaag gelopen. Hij heeft een klein, buisvormig apparaatje in zijn hand. Daarmee kan, zo vertelt hij, het suikergehalte van de druiven gemeten worden. Hij is er tevreden over. Hij gaat zijn kinderen, broers, neven en nichten, en al wie een kniptang heeft, optrommelen om de volgende dag te beginnen met oogsten.
Ik wandel met mijn kamerkoor Decibelle over de heuvels langs de meanderende Moezel. We overnachten in Lösnich, een klein plaatsje, zo ongeveer halverwege Trier en Koblenz. Het toeval wil, dat in ditzelfde weekend in Lösnich het jaarlijkse Weinfest wordt gehouden. Elke wijnboer opent dan zijn schuren of zet een feesttent in zijn tuin . De hoofdstraat in het dorp wordt afgesloten voor het verkeer en waar je ook kijkt staan er rijen tafels en banken rond een tap van wijn en bier.
Her en der zitten plukjes mensen aan de tafels. Men drinkt een glas of doet zich in de avondkilte tegoed aan een plastic bordje lauwe frietjes en donkergebakken Schweinegebrat. De Riesling wordt in glazen van 0,2 liter verkocht. Of per fles natuurlijk.
Gesang  is er ook in ruime mate.
In de schuur van Weingut Orthmann speelt een bandje. Er zit een aantal mensen op de grond in een rij, dicht tegen elkaar aan, de benen gespreid, heen en weer wiegend op de tweekwartsmaten van de schlager. Het is niet duidelijk of dit een lokaal gebruik is of dat de feestvierders te vermoeid zijn om op hun benen te staan. Buiten bij Hotel Heil wiegt een oud echtpaar zachtjes mee op the sultan of swing, gespeeld door een stel oude rockers. De leadzanger lijkt als twee druppels water op Henk Krol van 50+.
Wijzelf hadden natuurlijk overdag onze bijdrage geleverd aan het Gesang. Het is sinds jaar en dag gebruikelijk, dat de partituren meegaan op het wandelweekend. Zingen en wandelen gaan goed samen, al doen we het nooit tegelijkertijd. Passeren we een kerkje of een kapel, dan voelen we even of de deur open is. Dan nodigen we onszelf uit naar binnen te gaan, leggen her en der de rugzakken, wandelstokken, dassen en jassen in de banken en verzamelen ons rond het altaar om in die mooie akoestiek van ons eigen gezang te genieten. Het klinkt in een godshuis zoveel mooier dan tussen de wijnranken of in een hooiberg.

 

In de Sankt Stephan in Zeltingen-Rachtig.

 

Foto’s: F. de Reeper
Met de Wein en het Gesang zat het dus wel goed tijdens ons weekend in Lösnich, maar hoe was het met die Weiber? Daar moet ik natuurlijk ook wat over schrijven. Dat plaatst mij echter wel voor een probleem, want alles wat ik hierover zeg kan verkeerd opgevat worden. Ik zit nu al een geruime tijd geblokkeerd achter het toetsenbord.
Als ik zou schrijven dat we met een paar lekkere wijven op wandelweekend waren, dan begeef ik mij, ook al zou mijn uitspraak waar zijn, ver buiten de ongeschreven code van het koor en dan hoef ik er nooit meer terug te komen.
Zou ik daarentegen in dit blog vermelden  dat ik met enkele  overjarige, rimpelige vrouwspersonen op pad was, dan zou mij, ook al spreek ik de waarheid, hetzelfde lot treffen.
Ik moet dus op mijn woorden passen, je doet het niet gauw goed.
Er wandelden aardige vrouwen mee met wie het fijn converseren was. Ze hadden meestal nog wel iets van gedroogde abrikozen of zo bij zich om uit te delen. Dat werkte verbindend. We hebben nog wat gedanst bij Hotel Heil. En tijdens het wandelen ritsten zij de pijpen van hun broeken, dat vond ik wel een mooi gebaar.
In ieder geval ben ik blij, dat ik in een gemengd koor zing. Ik geloof niet dat ik de aanleg heb om gelukkig te worden in een mannenkoor.
Wer nicht liebt Wein, Weib und Gesang, der bleibt ein Narr sein Leben lang.

Zo zegt men het in Duitsland.

0

THE LAST TIME

Dagelijks, Reizen
Alpe Dèvero is een klein, autoloos dorpje hoog in de Italiaanse Alpen, niet ver van de Zwitserse grens.
Ik moest daar toch in de buurt zijn, dus ik greep de gelegenheid aan om enkele dagen door de bergen te wandelen. Ik vond onderdak in Casa Fontana, een geheel uit hout opgetrokken pension.
De gelagkamer, gevuld met lange eikenhouten tafels, stroomde elke avond weer vol met hongerige bergwandelaars of mensen die zich als zodanig voordeden.
Als einzelgänger had ik het kleinste tafeltje van het huis, weggestopt in een hoek naast een ouderwetse, glimmende vleesmachine. Er stond een houten kastje gevuld met gezelschapspelletjes en  boeken over Alpenflora en over wandelpioniers, die tachtig jaar geleden in een plusfours  voor de camera poseerden.
Hoewel ik wat onwennig alleen aan mijn tafeltje zat, verveelde ik mij niet tijdens de viergangenmaaltijden. Vanuit mijn hoekje had ik een uitstekend zicht over de gehele zaak.
Op de tweede dag van mijn verblijf zat er een echtpaar met twee meisjes van – naar schatting – vier en twee jaar oud. Hij was Fransman, zij Engelse. Ik kon de gesprekken, afwisselend in het engels en frans, niet negeren.
Vanaf het begin was duidelijk, dat de meisjes niet zo’n zin hadden in het eten en niet van plan waren om rustig op hun stoel te blijven zitten. Terwijl papa en mama al lang klaar waren met het voorgerecht, had het kroost nog geen hap genomen. De irritatie bij de ouders nam merkbaar toe, maar zij wilden zich van hun goede kant laten zien.
‘Do you want me to help you?’, vroeg de vader gedienstig.
De meisjes reageerden niet. Zij speelden vervaarlijk met hun lege wijnglazen en gebruikten hun mes om de servetten te bewerken.
‘Shall I cut your spaghetti, sweetheart?’, probeerde moeder nog eens poeslief.
Nog meer dan het gebrek aan eetlust was de lawaaiierigheid van de meisjes een bron van irritatie voor de ouders. Door elkaar heen pratend legden de ouders uit, dat je in een restaurant niet zo luidruchtig mag zijn. Ik voelde de spanning oplopen.
Om het draaglijk te houden nam vader om het kwartier zijn dochters even mee naar buiten. Papa ging daar gelijk staan telefoneren. Hij had blijkbaar nog andere zaken aan zijn hoofd.
Het eerste bommetje barstte bij het hoofdgerecht. Het oudste meisje brulde onbedaarlijk dat zij het eten niet lustte. Moeder greep in, vader nam het direct over en vervolgens trok moeder het gillende kind op schoot. Haar boodschap was voor het hele restaurant te horen: nu ga je rustig eten, anders ga je naar boven! This  is the last time!
Voor de gasten in het restaurant brak nu een periode van relatieve rust aan.
Bij het desert hadden de meisjes zich weer van tafel losgemaakt. Ze waren niet geïnteresseerd in ijs met chocola. Ze hadden een bank met kussens ontdekt, waar ze met veel gegil aan het spelen waren. The last time bleek dus een rekkelijk begrip.
Pas na het eten ontdekte ik dat het gezin de kamer naast mij had.
Om elf uur barstte de tweede bom. Vanuit het niets begon de vrouw tegen haar man te schreeuwen en te vloeken. De kannonade ging het hele Casa door. Ik schrok bijna net zo hard, als toen er eerder die dag op een bergweide een troep koeien op mij af kwam hollen.
‘It’s always the same!! You have done nothing!!! I have told you, this was the last time! THE LAST TIME!!!’
Ik hoorde geen tegengeluid van de man, maar blijkbaar maakte hij aanstalten daartoe.
‘Tais toi, tais toi!’, gilde de vrouw.
Manlief  hield zich wijselijk aan dit advies.
Ik zat met bonzend hart in mijn kamertje en verwachtte elk moment het geluid van brekend glas of vallend meubilair.
Het werd echter akelig stil. Ik hoorde slechts nog het ruisen van een bergbeek.
De volgende morgen zat ik als eerste aan het ontbijt. Ik had snode plannen. Ik wilde de Passo della Rossa bedwingen en via een stukje Zwitserland weer terugkeren.
Achter mij hoorde ik voetstappen de houten trap afkomen. Vader kwam binnen met zijn oudste dochter. Ze pakten wat taart en fruit van de ontbijttafel. Zonder te spreken gingen zij aan tafel zitten. Ik was nu niet meer de enige die zwijgend aan het ontbijt zat. 
Moeder en jongste dochter heb ik niet meer gezien.
1

MUZIEK MAAKT MENSEN BLIJ

Muziek, Reizen
In het noorden van de Italiaanse Alpen op een beboste helling boven het Val Antigorio ligt het gehucht Maglioggio. Vijfentwintig grijze huizen zijn het, veel meer kan het niet zijn. Voor een deel zijn ze onbewoond en vervallen. Bloembakken onder  de ramen geven aan of een huis bewoond is. Smalle paadjes van gras en keien kronkelen tussen de dichtopeenstaande huizen door. Boven in het dorpje staat het kerkje van San Antonio, gebouwd in 1642. De wit-roze verf van de gevel bladdert. In de felle zon schieten hagedissen schichtig over het pleisterwerk.

 

Binnen staan aan beide zijden van het middenpad zeven kerkbankjes voor 3 à 4 personen. Waar de zonnestralen binnendringen zie je de spinnenwebben onder de banken hangen. Links achterin hangt het dikke koord voor het luiden van de klok.
In het midden boven het altaar, omgeven door witte barokengeltjes, staat het beeld van de heilige Antonius. Hij heeft een staf in de ene en een gebedenboek in de andere hand. Met de kap van zijn bruine pij over zijn hoofd kijkt hij deemoedig door het getraliede raam naar buiten. Aan zijn voeten op het altaar staan zilverkleurige kandelaren om en om met plastic bloemen waarvan de kleuren verbleekt zijn.
Eeuwenlang hebben hier boeren en vakwerkers op de knieën, het hoofd gebogen en de ogen toegeknepen, vergeving gevraagd voor hun zonden en gebeden om genezing en geluk.
Op deze plek zongen negen Nederlandse zestigers vorige week liederen uit de Venetiaanse Barok, van Monteverdi tot Caldara en Vivaldi, muziek die even oud is als het kerkje. Het hele dorp was er voor uitgelopen, de bankjes zaten vol. Voor de openstaande buitendeur stonden nog enkele toehoorders.
Meer dan anderhalf uur zongen we, begeleid door Roberto op de piano, solo aria’s, duetten, terzetten en koorstukken. We hadden er een week lang hard op geoefend en barokke versieringen toegevoegd. Het Italiaans moest perfect zijn, het barokritme hoorbaar en de emotie voelbaar.
Alle zangers  zaten links en rechts van het altaar, samengedrukt in een hoekje op een veel te laag hard houten bankje. Daar wachtten we met kloppend hart onze beurt af. Tijdens het optreden ontstond de bekende vorm van bewustzijnsvernauwing. Er dringt weinig door, de tijd gaat snel en na afloop weet je eigenlijk niet meer wat je nu precies gedaan hebt.
De toehoorders luisterden aandachtig en beloonden elk optreden met een warm Italiaans applaus.
Na afloop dronken bewoners en zangers met elkaar een glas. De volle maan, die op deze avond dicht bij de aarde stond, rees in het oosten boven de donkere bergrand uit.
We waren gelukkig.
De volgende avond herhaalden we het programma in de kerk van Mozzio aan de overkant van het dal.
Don Davide, de priester die meer dan twintig kerken onder zijn hoede heeft, had zich een warm voorstander betoond. ‘Muziek maakt mensen blij en ik heb God beloofd, dat ik mensen blij zal maken’, zo had hij verkondigd. Don Davide heeft duizenden volgers op Facebook, dus zijn boodschap moet zich sneller over het dal hebben verspreid dan het gebeier van de vele kerkklokken op het hele en halve uur.
De San Giacomo in Mozzio is een stuk groter. We moesten derhalve nog beter artikuleren en onze gezongen boodschap naar de achterzijde van de kerk richten, zo ongeveer naar de plek waar je tegen betaling een kaarsje kunt opsteken en waar Mariabeeldjes staan die kunnen oplichten in het donker.
Het werd wederom een mooie, gevoelige avond. Na afloop werd gezegd, dat er mannen onder de toehoorders waren die hun tranen de vrije loop hadden gelaten. Don Davide, op de eerste rij, klapte het hardste en het langste van allemaal. Hij was het ook die, zijn belofte indachtig,  om een toegift vroeg.
Daarna overhandigde de gemeentesecretaris als blijk van waardering van de gemeenschap een immens grote mand met vleeswaren aan de Maestro di Musica. Een groot assortiment van worsten, ham en andere vleeswaren uit de streek, van rund, varken, hert  en ezel, fraai gerangschikt en verpakt in de rieten mand. Aan alles was gedacht. Slechts één detail was over het hoofd gezien. De maestro is al jaren vegetariër.

 

0

GELUKZALIG ZWEVEN

Herinnering, Reizen
Jaren geleden was ik verkenner. Als ik mijn uniform aantrok, dan voelde ik mij heel wat. Ik heb me echter nog nooit zó verkenner gevoeld als de afgelopen week. Ter voorbereiding op het jaarlijkse wandelweekend van mijn koor was ik afgereisd naar de Moezel om de wandelmogelijkheden te verkennen en de kapelletjes in kaart te brengen waar de partituren uit de rugzak opgediept kunnen worden.
Welnu, je kunt er wandelen dat het een lieve lust is. Keuzen te over. Wandelaars, die lijden aan keuzestress kunnen dit gebied beter mijden. En natuurlijk is alles er gründlich geregeld. Op elke hoek staan houten wegwijzers, nummers van wandelingen, gekleurde stippen en strepen. Rustbanken en picnicplaatsen met afvalbakken zijn er in overvloed. Er staan educatieve borden met uitleg over de historie, de natuur en cultuur. En natuurlijk zijn er de borden die de Anfahrpunkte für Rettungsfahrzeuge markeren. Alleen de defibrillatoren ontbreken. Verder moet je op fietspaden uitkijken voor de horden sportief uitziende, elektrisch voortgedreven snelfietsen.
De Moezelstreek is het land van de wijngaarden, de wijnproeverijen, de geur van bestrijdingsmiddelen, de opgeruimde straten, de gothische letters, de rondvaartboten met gekleurde lampjes op het dek en de Strammer Max. Het is het vakantieland van onze ouders.
In 1967 hadden mijn ouders een vakantiewoning gehuurd in een bungalowpark boven Kröv aan de Moezel. Mijn vader reed in een Dafje, dat hij omzichtig op de helling parkeerde. Hij legde blokjes achter de achterwielen. De blik waarmee hij deze voorzorgsmaatregel nam deed mij het ergste vrezen. Ik verwachtte elk moment, dat het autootje achteruit de helling af zou rijden.
We wandelden er tussen de wijngaarden, bezochten kastelen, waar ik-weet-niet-wat-voor-hertog mooie spullen verzameld had en gingen elke kerk en kapel binnen, die op ons pad kwam.
Op de brug in Traben-Traarbach aten we zo’n verrukkelijk Italiaans ijsje, dat ik me dit 48 jaar na dato nog herinner. Tot mijn geluk zag ik deze week, dat je op precies dezelfde plek nog altijd Italiaanse ijsjes kunt kopen. De tijd heeft hier stil gestaan.
Het hoogtepunt van de vakantie voor mij was echter niet van culturele of culinaire aard.
Dichtbij het bungalowpark lag een vliegveldje voor zweefvliegtuigen. We zagen de toestellen regelmatig boven het bungalowpark draaien als roofvogels op de thermiek. Voor 15 Mark mocht je een rondje meevliegen. Dat wilde ik natuurlijk wel. D.w.z. op kosten van mijn ouders. Vijftig cent voor de cakewalk op de kermis wilde ik nog wel uit eigen zak betalen, maar een uitgave van omgerekend 16 gulden 50 kon van mij niet verwacht worden, vond ik.
Mijn ouders op hun beurt vonden de kosten van een vlucht voor alle gezinsleden te hoog. Daarom werd besloten, dat mijn broer en ik de zweeftocht mochten maken.
Op een mooie zomeravond klom ik via een trapje op de enige zitplaats achter de vliegenier. De koepel werd gesloten. De spanning steeg, maar bang was ik niet. Ik vroeg me nog wel af of mijn vader de blokjes achter de wielen van het Dafje had gelegd. Het zou de vreugde wel enigszins bederven als ik ergens onder mij een verkreukeld, beige Dafje tussen de wijnranken zou zien hangen.
Het zweefvliegtuig zat met een kabel vast aan een lier, die aan het andere einde van de baan stond. De kabel werd razendsnel opgewonden en zo werden wij de lucht ingebracht. Daarna schrok ik van een enorme klap. Ik dacht dat er iets vreselijk mis was. De vliegenier stelde me gerust. Hij had de kabel losgekoppeld.
Op de baan beneden was de zon al ondergegaan. Eenmaal in de lucht  kwamen de  oranje stralen van de laagstaande zon weer tevoorschijn. Beneden mij zag ik het kronkelende grijze lint van de Moezel tussen het lichte groen van de wijngaarden en het donkere groen van de bossen. Het was adembenemend mooi. Het landschap straalde een eeuwigdurende, paradijselijke rust uit. Dit zweven grensde aan volmaakt geluk.
We scheerden nog over het bungalowpark. Mijn familieleden stonden met de hand boven het hoofd omhoog te turen. Mijn vader wapperde met een enorm wit laken, alsof hij een noodsignaal wilde afgeven. Als hij een zakdoek had gebruikt was het mij nog opgevallen. Ik zei maar niet tegen de piloot dat het mijn vader was.
Toen het vliegtuigje heftig hobbelend op de grasbaan was teruggekeerd, zei ik tegen de vliegenier: “Nun, es war sehr schön”. Daarmee versloeg ik in één keer alle kromme uitspraken die ik die week van mijn vader had gehoord (“Ja, das hatten wir schon gedacht, ja”).
0

GROETEN UIT SIERRA DE GUARA

Reizen
Rodellar is een kleine plaats aan het einde van de weg in de Sierra de Guara in Noord-Spanje. Er staan zo’n vijfentwintig zandkleurige huizen dicht opeen. De kerk staat op het hoogste punt.
Laat op de middag op een warme dag staan G en ik met onze rugzakken en wandelstokken voor de deur van Casa Arilla, het pension waar we ditmaal zullen overnachten. De deur is breed en boogvormig. Het dondere hout is bewerkt. De deur stamt nog uit een eeuw dat men de tijd had om iets moois van een deur te maken.
Omdat er op ons bellen niet wordt opengedaan duwen we de deur voorzichtig open. Erachter ligt een donkere ruimte met een betonnen vloer. We zien er onze koffers staan, die vanaf het vorige adres hier zijn afgeleverd. Rechts ontwaren we in het duister een trap naar boven. We horen de stem van een man, die iets onverstaanbaars roept en beschouwen dit als een uitnodiging om de gedraaide trap op te lopen. Bovenaan de trap staat een man van onbestemde ouderdom. Zijn buik is rond, zijn stem kraakt en hij steunt op twee krukken. Moeizaam lopend gaat hij ons voor door een goed verlicht gangetje over een loper langs glimmend gebeitste deuren. Hij met zijn krukken, wij met onze wandelstokken erachteraan. Groter kan het contrast niet zijn.
Aan het einde van de gang opent hij de deur van kamer 2 en knipt het licht aan, een eenvoudige armatuur met zes felle peerlampjes. Het kamertje ruikt naar zeep. Het voelt er koel. Voor het kleine raam zijn de luiken met houten lamellen gesloten. Op de bruine plavuizen staan twee éénpersoonsbedden, daartussen een ouderwets houten nachtkastje. Aan de wand hangt een goudkleurige prent van Nuestra Senora de Perpetuo Socorro.
Om half tien die morgen waren we onze wandeling begonnen. We trokken door een ruig, bergachtig gebied, waar riviertjes tussen loodrechte rotswanden stromen en vale gieren boven stenige hellingen cirkelen. Op een enkele plaats kom je een Romaanse brug tegen, op andere plaatsen moeten we onze bergschoenen uitdoen om naar de overkant te waden.
 
 
 
Het is hier uitgestorven. We lopen de hele dag door ongeschonden natuur zonder een mens tegen te komen, zonder asfalt te zien, zonder bereik voor de mobiele telefoon. Vandaag passeerden we drie verlaten dorpen. In een donker kerkje lag de vloer bezaaid met puin en paardendrollen. Op één balk na was al het hout van het koor gesloopt. Daken van huizen waren ingestort. Ergens stak er nog een houten stoelpoot uit het puin. In 1973 is hier de laatste bewoner overleden.
Na de spookdorpen waren we afgedaald door de Macunkloof. 
 
 
Wind en water hebben hier in vele duizenden jaren van de karstrotsen vreemde pilaren en boogwanden gevormd, een speelparadijs voor roofvogels. Eenmaal vlogen er vier zwarte keizerarenden boven ons hoofd. G dacht even dat de kromme snavels en glurende oogjes het op ons gemunt hadden of toch minstens op wat er nog over was van ons lunchpakket. Ik was alleen maar bezig om met mijn vogelkijker de vorm van de vleugels en de kleur van de bovenstaartdekveren te determineren, zodat ik kon vaststellen met welke gevederde vrienden wij hier te maken hadden.
De volgende ochtend genieten we ons ontbijt in Casa Arilla. We zitten als enige gasten aan een grote, bijna vierkante tafel in een nostalgische kamer vol met vooroorlogse portretjes en herinneringen aan vervlogen tijden. De oude heer schuifelt moeizaam tussen kamer en keuken heen en weer, zodat wij met grote tussenpozen het ene na het andere schaaltje met toast krijgen geserveerd. De door G aangeboden hulp wijst hij glimlachend af. Hij spreekt een dialect Spaans, waarin zo af en toe een woord Frans valt.
Terwijl wij de toast wegspoelen met lauwe thee en een in plastic verpakte madeleine openbreken, blijft hij bij de tafel staan en zegt, met een gezicht alsof hij een grap maakt, dat het leven bestaat uit het ontbijt, de lunch en het avondmaal. En daarna dormir. Hier maakt hij het gebaar bij van twee schuin gevouwen handen waar het hoofd op rust. Zo trekken de dagen voor hem voorbij.
Met deze wijsheid begeven wij ons weer op pad naar onze volgende pleisterplaats. 
Sierra de Guara, onthou die naam.
2

VERBONDEN IN STILTE

Reizen
Hij zit achter een halve liter pul bier, zij nipt van een witte wijn.
Hij draagt een licht zomers colbertje, dat er aan de achterzijde wat verkreukeld uitziet.
Zij draagt een wollen trui in een fijnmazig zwart-wit motief.
Beiden hebben een hoofd vol grijs haar.
Er zitten deze middag weinig gasten op het terras van Mercado Velho in Machico. Het terras is door een laag muurtje gescheiden van een pleintje, waaraan nog meer café’s en winkels liggen. Breed uitgegroeide platanen zorgen voor een donkere sfeer.
Het is bewolkt, het waait en de temperatuur ligt rond de 17 graden. Als die omstandigheden zich in september voordoen, dan zoek je een plaatsje binnen op. Maar als je de hele winter op de zon hebt gewacht, als je daarvoor naar Madeira bent gereisd, dan wil je de buitenlucht. Je wilt de zonnestralen wel door de wolken heenkijken. Dan ga je buiten zitten. En je bestelt een zomers drankje.
De stoelen van het stel staan van elkaar weggedraaid. Als hij over de platanen heenkijkt ziet hij de heuvels boven Machico en de steile terrassen waar de bevolking met grote hakken de grond bewerkt. Zij kijkt aan tegen de okergele muren van het oude zeefort dat aan het andere einde van het plein ligt.  Ze kijken niet naar elkaar. Ze praten nauwelijks met elkaar.
Wat is er aan de hand? Waarom hebben ze zich van elkaar afgewend? Hebben ze ruzie? Een hoofd vol problemen?
Zo ziet het er niet uit. De sfeer lijkt ontspannen. Zij lacht af en toe vriendelijk naar hem, hij werpt soms een guitige blik terug. Daarna kijkt elk weer voor zich uit, in stilte.
Er stapt een ander stel het terras op, twee tieners. Zij is een fors gebouwd meisje, hij een schriele jongen. Ook zij hebben de zon in hun kop. Beiden dragen een zonnebril, zij in het haar, bij hem staat ie op zijn neus. Door de grote lichtblauw getinte glazen zie je zijn ondeugende donkere ogen. Hij is trots dat hij met een vriendinnetje op stap is. Hij legt een pakje sigaretten en een aansteker op het tafeltje.
Ook dit stel spreekt nauwelijks met elkaar. Zij kijkt verveeld voor zich uit, pakt een spiegeltje en controleert haar opgemaakte ogen. Dan raken beiden verdiept in hun smartphone. Ze kijken niet op als een meisje de cola bezorgt. De jongen begint een telefoongesprek.
Met lege glazen teruglopend kijkt de serveerster een ogenblik schuin omhoog. Even lijkt de zon er doorheen te komen, maar onmiddellijk verdikt het wolkendek zich weer. Er gaat weer een windvlaag over het terras. De verpakking van een koffiekoekje wordt meegenomen door de wind.
De grijze hoofden nemen tegelijkertijd een slok, als op afspraak. De wind deert hen niet. Ze hebben vakantie en genieten. Ze kennen elkaar vast al jaren. Dan is veel al gezegd, van alles al besproken. Brandende kwesties op het gebied van opvoeding en loopbaan zijn er niet meer. De kinderen zijn het huis uit, de financiële zorgen voorbij. Zich opwinden doen ze niet zo  veel meer. Ambities zijn vervuld of bijgesteld. Nu is er tijd voor ontspanning.
Wat hen bindt is uitgewisseld en wat zij hebben meegemaakt is verteld, al vele malen. Ze willen niet weer in herhaling vallen. Ze hebben aan een half woord voldoende. Je hoeft elkaar niet aan te kijken om je verbonden te voelen.
Hij zegt iets en draait zijn hoofd naar haar toe. Op haar gezicht verschijnt een brede glimlach. Dan streelt zij met de rug van haar hand zijn wang, zonder woorden. Daarna kijkt ieder weer voor zich uit.
Dat zit wel goed met die twee. 
Of het met het jonge stel goed komt, weet ik niet.