EEN RUIG LAND

foto: Sarah Martinet
Wie met het vliegtuig bij het eiland aankomt ziet van boven een enorme witte ijskap. Daarna kale bruine bergen, donkerblauwe meren en waterstroompjes. In het binnenland zie je geen wegen, huizen of ander teken van leven.
Rij je daarna met de auto door het land, dan zie je onherbergzame natuur, waar weinig meer groeit dan de paarse lupine. Onafzienbare velden van lavahopen bedekt met grijze mossen wisselen af met kale bergen. Bomen staan er nauwelijks. Er zijn stenige woestijnen, geelgrijs tot zwartgrijs, waar geen grasspriet groeit en geen vogel vertoeft. Een desolaat maanlandschap. Of de aarde na de atoombom. Maar dan wel met veel water.
Het moeten doorzetters geweest zijn, die hier in de 9e eeuw aan land kwamen om een bestaan op te bouwen. Mannen met baarden, de Noorse uitvoering van Jan, Piet, Joris en Corneel. Ze kwamen in zelfgebouwde zeilschepen. IJsland noemden ze het land, omdat er grote brokken ijs met de rivier de zee indrijven. Het is er meestal koud en de winters duren lang.
Natuurlijk, ze konden er genoeg vis vangen, ook walvissen en zeehonden. Er is ruimte en stilte in overvloed. En aan de kust zijn stukjes gras waar schapen kunnen grazen. Tenminste in de zomer, als het land niet onder de sneeuw ligt.
Waar de eerste bewoners geen weet van hadden, is dat het in IJsland voortdurend rommelt en beeft onder de aarde. Ter compensatie van de kou spuwen de vele vulkanen op gezette tijden het gloeiende binnenste van de aarde naar buiten. IJsland is een pubergezicht met puisten die op knappen staan. Op tal van plaatsen zijn er rookpluimen te zien van hete, naar zwavel ruikende gassen die aan de aarde ontsnappen. Aardwetenschappers lopen er likkebaardend rond. Op andere plaatsen spuit het hete water met tussenpozen uit de grond. Wij hebben er het woord geiser aan te danken.
Ook onder de gletsjers liggen vulkanen. Als die tot uitbarsting komen smelt een deel van de ijskap en ontstaat een verwoestende watervloed. Een jökulhlaup noemen ze dat daar, alleen al het woord dwingt ontzag af. In 1996 werd zo nog een deel van de ringweg, de enige belangrijke vervoersader, vernield, waardoor het verkeer totaal ontwricht werd.
Ondanks alles zijn er door de eeuwen heen mensen blijven wonen in deze uithoek. Al zijn het er niet veel: 300.000 op een land dat 2½ keer zo groot is als Nederland. Tweederde daarvan woont in de hoofdstad Reykjavik en zijn voorsteden. Lange tijd lag het land in een isolement en was het slechts een tussenstop voor vliegtuigen die vlogen tussen Amerika en Europa. Maar de ruigheid van het land, de gigantische gletsjers en de hete, pruttelende modderpotjes, kortom alles wat het leven zo moeilijk maakt voor de bewoners, is nu juist interessant voor toeristen. Die komen er dus in groeiende aantallen, al meer dan twee miljoen per jaar. Men hoeft er geen reclame voor te maken.
Behalve de natuur en het avontuur heeft IJsland nog een troef in handen: verkwikkend warm water. Er zijn bergbeken waar je zelfs in de winter een heerlijk warm bad kunt nemen. En elk guesthouse heeft een hot tub, een warm bad in de buitenlucht. Het warme water komt er voor niets uit de grond en haalt de kou uit de lucht. Ook liefhebbers van wolkenformaties en uiteenlopende vormen van neerslag kunnen in IJsland hun hart ophalen.
Wij behoren dit jaar tot de twee miljoen. Daarover volgende week meer.