BERICHT UIT BRAZILIË (1)
We lopen over een smal pad door ondoordringbaar bos, een wirwar van dunne en dikke bomen, groene bladeren zo groot als dienbladen, luchtwortels, lianen. De zon bijna recht boven ons hoofd dringt hier nauwelijks door. Gezoem van insecten, waarschuwende kreten van vogels, die zich twintig meter hoog in het gebladerte aan mijn kijker onttrekken.
Dit is het natuurpark Mata dos Godoy in het zuiden van Brazilië. Het Atlantische regenwoud herbergt vele planten die alleen hìer voorkomen, een nog grotere rijkdom dan in het Amazonegebied. Van dit tropisch bos resteert nog zo’n 5%. In Brazilië kijkt men niet op een boompje meer of minder. In zijn strijd tegen een afzettingsprocedure was president Temer onlangs nog bereid om een beschermd deel van het Amazonewoud op te offeren.
Voetbal en corruptie, de Brazilianen raken er nooit over uitgepraat, zegt onze gids. De politiek wordt beheerst door een aantal families. De best betaalde banen zijn bij de bureaucratische overheid. Brazilië heeft vele natuurlijke rijkdommen, maar is in vergelijking met omliggende landen een duur land. De verschillende soorten btw liggen tussen de 25 en 60%.
Met mijn kamerkoor D’Allure ben ik te gast op een korenfestival in Londrina in het relatief welvarende Zuidoosten van Brazilië. In 1930 was de houtkap tot hier doorgedrongen en werden de eerste huizen gebouwd. Nu is Londrina een plaats met 558.000 inwoners. De rijkere mensen wonen in flats. Er staat een hek omheen en er zit een conciërge bij de deur. Of men woont gezellig in compounds, waar de prikkeldraadversperringen bovenop de muren liggen die de wijk beschermen. Veiligheid is hier een belangrijk issue. De kloof tussen arm en rijk is groot.
In het historisch museum van de stad hangen foto’s van de pioniers: Duitsers, Italianen, Polen, Japanners, het was een bonte verzameling immigranten die hier op zoek ging naar geluk. De Indianen en Afrikanen waren de helpers. Het kapitalisme, het katholicisme, de blanke overwon. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er nog Duitsers en Japanners bij. ‘We hebben toen niet het beste binnengehaald’, zegt een van onze gastheren. Een gedenksteen in het museum over de stichting van Londrina is afgedekt. Er is een tekst in Indiaanse tekens overheen geplakt. Men was even vergeten, dat er ook vóór 1930 mensen op deze plaats hebben gewoond.
Achter het raam van de bus, die ons elke dag weer door Londrina rijdt, kijk ik mijn ogen uit, geïnteresseerd, nieuwsgierig, ik wil alles weten. Londrina was halverwege de vorige eeuw hèt centrum van de koffieteelt, niet alleen nationaal, maar ook internationaal. Het theater waarin het korenfestival gehouden wordt heet niet voor niets Ouro Verde, het groene goud. Nadat in 1974 strenge nachtvorst de plantages voor jaren beschadigd had, is de koffieteelt naar het noorden verplaatst. Nu zien we in de omgeving eindeloze akkers met soja en suikerriet. De Brazilianen zijn niet alleen zoetekauwen, hun auto’s rijden in grote getale op ethanol, een brandstof die van suikerriet is gemaakt. Omdat de Brazilianen voor alles de auto pakken, is ook obesitas een issue in dit land.
Tussen de moderne flats, de bankgebouwen en de overheidsinstellingen is het niet moeilijk om de onderkant van de samenleving te ontdekken: oude huisjes, kleine garages, smerige werkplaatsen, vervallen plekken. Een jongleur voor het stoplicht, een oude knoflookverkoper, een vervuilde dakloze. In een parkje schrik ik me dood als twee agenten in no-time hun pistool trekken om een man te fouilleren. Vol ongeloof staar ik naar het getrokken wapen. Ik loop zo ongemerkt mogelijk weg, want ik wil wel alles weten, maar mijn interesse in vuurgevechten is beperkt.
Om overeind te blijven koesteren de Brazilianen hun geloof en bijgeloof, hun cachaça – de nationale brandewijn – en last but not least: de muziek. Die klinkt op straathoeken, vanuit cafés, en begin november iedere avond vanuit het Teatro Ouro Verde.
Met dank aan August Willemsen voor de inspiratie die hij mij bood met zijn boek Braziliaanse brieven. Een aanrader.