IN ‘T GROEN
G. en ik lopen dit jaar regelmatig etappes van het Romeinse Limespad, een lange-afstand-wandelpad van Katwijk tot achter Nijmegen. Het pad loopt langs de Oude Rijn en de Nederrijn, indertijd de grens, de Limes, van het Romeinse Rijk.
Wie in Nederland van west naar oost wandelt, komt langs grazige weiden, groene rietkragen, ongerepte natuurgebieden, frisse uiterwaarden en prachtige bossen. Nederland op zijn groenst, zou je zeggen.
Op maandag de 20e beginnen we onze wandeling in Lienden, de plaats waar we de vorige keer geëindigd zijn. Op de smalle Rijndijk doet de Betuwe zijn naam eer aan. Links en rechts zien we boomgaarden met laaggehouden fruitbomen in kaarsrechte lijnen. Een tractor trekt een treintje van vijf bakken met peren. Rode appels hangen klaar om geplukt te worden. Er hangen overigens wel erg veel appels aan één tak. Dat ziet er niet natuurlijk uit. Zijn die boompjes gedrogeerd?
Het pontje bij Opheusden roept herinneringen op aan vervlogen tijden, aan de houten leer in de hoogstamboom, aan het varken in de modder. Door open velden naderen we Wageningen. Kippen schrapen achteruitlopend de grond af. Een poes luiert in de zwakke najaarszon en een vrouw wiedt het onkruid tussen prei en boerenkool, dahlia’s en oostindische kers. Dan doemt een complex van bedrijfshallen en kantoren op. Hier blijkt Monsanto te huizen, een multinational op het gebied van zaden. Het bedrijf is vooral berucht geworden vanwege het onkruidverdelgingsmiddel Roundup, waarmee niet alleen ongewenste plantjes doodgaan. De marketingnaam van Wageningen, City of Life Sciences, krijgt hierdoor een wrange bijsmaak. Zeker als we even later over de dijk langs de zware industrie aan de Rijnhaven lopen. Hier wordt krachtvoer voor vee geproduceerd.
In een ongerept natuurgebied langs oude watergeulen van de Rijn vliegt met trage vleugelslag een zilverreiger op. Sprinkhanen schieten voor onze voeten weg. We krijgen rode vingers van het plukken van bramen. Aan het einde van de middag beklimmen we de stuwwal. Een bankje in het bos geeft een boodschap mee: ‘wie echt van de natuur houdt, vindt de schoonheid overal.’
Na een nacht op de Wageningse Berg dalen we af naar een beekdal bij Renkum. De ochtend is helder, fris en stil. Bleke zonnestralen weerkaatsen in het drassige groen. Op de achtergrond stoten de vier enorme schoorsteenpijpen van een papierfabriek dikke rookwolken uit. De papierindustrie is eeuwen geleden in dit dal ontstaan.
Als ik een koe was, dan zou ik bij kasteel Doorwerth in de wei willen liggen. Een parkachtige omgeving waar de zon altijd lijkt te schijnen. Koeien zijn beesten die in hun eigen bord rondlopen. Sterker nog: ze piesen en poepen op hun eten. En ze boeren en winden met zijn allen een onvoorstelbare hoeveelheid broeikasgassen uit. Ik kan niet meer naar koeien kijken zonder die wetenschap in mijn achterhoofd.
Via Heveadorp en Oosterbeek bereiken we in de namiddag Arnhem, waar vallende eikels een helder geluid maken op de daken van geparkeerde auto’s. Onze tweedaagse zit er op. Wie van west naar oost loopt ziet meer dan alleen maar groen. Het glas is halfvol. Of halfleeg.