Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Reizen

1

MANSHOGE SPIEGELS

Reizen

Hotel Fagelbrohus

Na een dag fietsen stap ik aan het einde van de middag onder de douche in hotel Fagelbrohus. Ik sluit de glimmende, doorzichtige deuren en probeer zonder bril te ontcijferen wat er op de drie dispensers staat die aan de wand hangen. Welke bevat de shower gel? Het merk is Kerstin Florian, dat kan ik goed lezen.
Het hotel ligt midden in de natuur op Värmdö, een van de 26.000 eilanden van de archipel ten oosten van Stockholm. Het roodbruine houten complex ziet er aan de buitenzijde uit als een voormalig sociaaldemocratisch vakantieoord waar de vakbondsleden of de jonge socialisten ooit om de meiboom dansten. Er staat een klokkentoren op het dak. Maar aan de binnenzijde doet niets meer denken aan kampliederen, volksdans of geheelonthouding. Hier ontvangt men de beter betalende gasten in een ambiance van kroonluchters, leren fauteuils en gedekte tafels met hoge glazen en damasten servetten. Er is een spa, je kunt er golfen en paardrijden.

Golfbaan naast het hotel

Vanuit de douche zie ik mijzelf in twee manshoge spiegels. De selfiecultuur heeft de badkamer bereikt. Volgens een onderzoek, besproken in dagblad Trouw, heeft meer dan een derde van de Nederlandse volwassenen wel eens naaktfoto van zichzelf gemaild of geappt. Het is niet alleen Narcissus die zich aan zijn eigen beeld laaft, de mens van de eenentwintigste eeuw wil dit ook nog eens delen met anderen. Ik heb de spiegels niet nodig om te weten dat ik allang niet meer in de buurt kom van David van Michelangelo.
Nog zoiets uit de Zweedse hotelbranche: er heerst inflatie in de dikte van de matrassen. Deze worden steeds dikker en hoger. Daarbovenop is een warme, kunststof topper de standaard geworden. Hotels die zich willen onderscheiden doen er dan nog eens een tweede topper bovenop. Met al deze stapelingen is de bedrand behoorlijk gestegen. Als ik zou schrijven dat je een krukje nodig hebt om in bed te stappen, dan is dat wat overdreven, maar het scheelt weinig.

De afzuiging in Fagelbrohus is nog niet helemaal op vier-sterren-niveau. Me inzepend met Kerstin Florian zie ik nog slechts vaag de contouren van mijn lijf in de beslagen spiegels. Deze luxe douche is in de plaats gekomen van de socialistische wasruimte met rijen kranen en goten. Met de sociaaldemocraten is het minder goed afgelopen. Zij hebben in Zweden jarenlang de dienst uitgemaakt. Sommigen zagen het land als de ideale samenleving, een haalbaar compromis tussen de te grote invloed van de staat in Oost-Europa en de vrije markt in het westen. Inmiddels zit het liberalisme, met zijn nadruk op efficiency en het ieder-voor-zich in de haarvaten van de Zweedse samenleving. Het openbaar vervoer kent geen loketten meer. Je kunt alleen instappen als je jezelf de werking van een app hebt eigen gemaakt. In de horeca komt er geen ober meer aan je tafeltje. En dat terwijl de ene na de andere onderneming zich uitput in creatieve variaties op de aloude slogan ‘de klant is koning.’ Zie hem daar eens staan, in de spiegels van zijn badkamer.

2

AAN DE KUST

Reizen

Zweden is een land met veel ruimte en de mensen zijn er welvarend. Dus kom je er veel golfbanen tegen. Dat er voor de aanleg een stuk bos is omgehakt, valt daar niet eens op. Wandelend langs de kust kreeg ik bovendien de indruk dat iedere Zweed zijn eigen zomerhuis heeft. Dat is natuurlijk niet zo. Sommigen hebben er twee. Dat varieert van nostalgische landhuizen à la Pippi Langkous, tot kleine strandhuisjes die in krimi’s worden gebruikt om lijken te verbergen, tot de protserige exemplaren van de nieuwe rijken, met een BMW, een Lamborghini en een Volvo voor de deur en omsloten door hoge hekken waarop camera’s en bordjes van de beveiligingsfirma zijn bevestigd. De natuur is er prachtig.

Tijdens een van deze dagen loopt ons wandelpad aan de zuidkust door lage duinen. Om het zwoegen door het mulle zand te vermijden verruilen we de duinen voor het natte zand langs de waterlijn. Rechts van ons strekt zich de zee uit, oneindig, verlaten, onbekend. In de wolken boven de Baltische Zee zien we tal van kleuren: lichtgeel en okergeel aan de horizon en vele tinten wit, blauw en grijs daarboven. Al die kleuren worden nog eens weerspiegeld in het golvende water. De zee voegt er grijs-groen aan toe. Heb ik eerder zo’n impressionistisch schouwspel gezien? Ik heb te laat in de gaten, dat er een golf over de neus van mijn schoenen rolt.
Het is geen strandweer. Toch zitten er op plaatsen, waar je met de auto dichtbij het strand kunt komen, enkele mensen te wachten op de zon. Tevergeefs, want geleidelijk maakt het kleurenpalet van wolken plaats voor eentonig grijs. Daarna begint het te regenen. Wij hijsen ons in de regenpakken en vormen zo een mooi contrast met een paar baders die uit het water komen. Daarna zien we nog een man en een vrouw op het verlaten strand. Ze zitten als versteende standbeelden dichtbij elkaar onder een parasol die nu als paraplu dient. Verderop zijn twee verkreukelde, natte badhanddoeken achtergebleven.

We verlaten het strand en klimmen door weiden met schapenkeutels omhoog naar kliffen die zo’n vijftig meter boven zee uitsteken. Links over de heuvels trekken regensluiers. Rechts is de zee donkergrijs, het zicht is beperkt. Het regent nu hard, achter ons klinkt gerommel. We tellen de seconden tussen de bliksem en de donder: 21, 18, 16, daarna 10 seconden. Wat moeten we doen, vraag ik me af. Er staat op deze kliffen niets waar de bliksem zich op zou kunnen richten. We lopen daar met stalen wandelstokken met kurken handvatten. Door mijn hoofd schiet het verhaal van een man die op een dijk getroffen werd door de bliksem. Ik ga liever op een andere manier dood. 18 seconden, het blijft rommelen. Dan bereiken we de veilige haven van Kaseberga. In een visrestaurant hangen we onze druipende jassen en broeken uit en bestellen een warm maal. Naast het overdekte terras brult de branding, boven ons hoofd klettert de regen op de kunststof golfplaten.

3

CAFÉ CHANTANT

Reizen

Overdag stikt het van de toeristen op Montmartre. Op de smalle stoepen in de nauwe straatjes moeten zij uitwijken voor de uitgestalde souvenirs, de migranten met hun miniatuur Eiffeltorentjes, de houten bakken met stoffen coupons. De mensen komen voor de Sacré Coeur, misschien om te bidden of om het interieur van de in 1915 voltooide kerk te bewonderen, maar vooral om vanaf de hoge heuvel uit te kijken over Parijs en zo de belofte van iedere toeristische gids in te lossen.
Als wij op een donderdagavond rond 21.00 uur de 237 treden omhooggaan is er geen mens meer te zien. Het vriest. De sneeuw die eerder is gevallen maakt de treden glad. Boven ons verrijst de basiliek met de ronde torens. Het wit van het travertijn weerkaatst warm licht. Daarboven staat een heldere, halve maan tegen de donkere hemel. Het gedempte licht en de serene stilte zijn zo aantrekkelijk dat ik zou willen dat ik deze kon bewaren. Boven schuifelen we voorzichtig over de keien een stukje omlaag. De basiliek laten we letterlijk links liggen. We zijn op weg naar Au Lapin Agile.

‘Au Lapin Agile’ – Picasso

Het dorp Montmartre werd in 1860 bij Parijs gevoegd. Het landelijke karakter trok kunstenaars aan. Auguste Renoir was een van de eersten. Waar kunstenaars zijn is reuring. In de cafés werd gedronken, gediscussieerd, gevreeën en gezongen. Zo ontstonden de cafés chantants of cabarets. Le Chat Noire van Aristide Bruant was een van de beroemdste, Au Lapin Agile is de enige die is overgebleven. Niet alleen de liefde werd in de cafés bezongen, ook de rauwe sociale werkelijkheid. Uit deze traditie ontstond wat we nu in Nederland cabaret noemen. Een van de eerste Nederlandse cabaretiers had toevallig een Franse naam, Pissuisse, hij noemde zijn sociëteit D’ Swarte Kat. In de cabaretbijbel van Wim Ibo is de allereerste foto er een van Au Lapin Agile.

Au Lapin Agile in 2024

Het café is een kleine ruimte, gevuld met houten tafels en banken. Het moet er nog precies zo uitzien als honderd jaar geleden. Het spaarzame licht komt vanonder twee rode lampenkappen. Tegen de wand staat een piano. Een man met grijze krullen bespeelt met forse aanslag het instrument. Als de banken langs de muren rondom zijn bezet, gaat een gezelschap van mannen en vrouwen aan een tafel in het midden zitten. De pianist slaat een akkoord en de groep begint te zingen. Gekleed als de doorsnee cafégast zingen ze het ene na het andere lied. Franse chansons uit alle tijden. Tussen de groepszang door zijn er solo-optredens. Ik vang flarden op van zinnen, maar mijn Frans is niet goed genoeg om de portée te vangen. Men zingt met overgave, men zingt uit het hart. Authentiek, dat is het woord dat bij deze ambiance past. De Franse gasten zingen mee. Ik ken de meeste liederen niet. Alleen het oude Auprès de ma blonde komt me bekend voor en Une belle histoire van Michel Fugain.
Parijs is geschiedenis, Parijs is nostalgie. Heerlijk om te ervaren. Je vindt Au Lapin Agile aan de Rue des Saules, achter de Sacré Coeur (van tevoren reserveren).

1

DE RAAF

Reizen

Vorige week, tijdens mijn eerste nacht in de Italiaanse Alpen, werd ik ’s morgens vroeg wakker door het harde gekrijs van een vogel. Kroa, kroa. De deur naar het balkon stond open. Ik wilde doorslapen, maar het irritante beest bleef schreeuwen. De volgende dag ontdekte ik op internet dat het geroep van een raaf moest zijn geweest. De grote zwarte vogel met zijn lange snavel, zo las ik verder, wordt gezien als boodschapper van onheil en verderf.
Vanaf die ochtend begon het in Noord-West Italië te regenen. Drie dagen lang trok er een stortvloed van buien over de bergen. Het water stortte langs de hellingen naar beneden, stroomde over de wegen, liet volle beken kolken. In de zangstudio waar ik met een groep onder meer het beroemde Agnus Dei van Samuel Barber instudeerde, werden zakken grond voor de deur gelegd om te voorkomen dat het water binnen zou dringen.
Het onheil breidde zich uit. In de nacht van maandag op dinsdag werd ik na een paar uur wakker met een bonkend hoofd en pijn in de keel. De koortsthermometer gaf 38 graden aan. De zelftest die ik bij het inpakken thuis na enige aarzeling toch nog maar aan mijn koffer had toegevoegd, kwam nu van pas. Onder het geluid van een drenzende regen verscheen er tot mijn ontzetting een dubbele streep bij de C en de T. Ik had geen andere keuze dan in quarantaine te gaan op mijn hotelkamer.

De raaf op de derde dag vanuit mijn quarantaine

Mijn wereld werd beperkt tot een ruimte van vier bij vijf en een groot wit tweepersoons bed. De groepsgenoten zorgden voor eten. Tijdens de eerste quarantainedag stond ik aan het einde van de middag starend voor het raam. Er dreunde onophoudelijk een regel uit een Credo door mijn hoofd. Sub Pontio Pilato, passus et sepultus est. De regen was even een miezer geworden. Opeens zat ie daar, op een kale tak die boven de hoogste boom in de omgeving uitstak. Onze ravenzwarte boodschapper. Ik herkende het geluid. Hoewel ver weg zag ik de scherp getekende snavel. Ik mocht die gast niet. Met tegenzin at ik een bordje zoute soep. Het leven nemen zoals het komt, ik was er nog niet aan toe.
Tijdens de tweede dag in isolatie verscheen de eenzame raaf weer aan het einde van de middag. Ik begon me te interesseren voor het beest en wilde meer over hem weten. Hij behoort, vreemd genoeg, tot de familie van de zangvogels. Ik testte mijn eigen stem om te horen of ik wellicht nog aan zingen toe zou komen deze week. Ik klonk nog slechter dan een schorre raaf.
Zo vulden mijn dagen zich met lezen, slapen, lezen, uit het raam kijken. Op de derde middag keek ik naar hem uit. De raaf stelde me niet teleur, hij verscheen krijsend. Kroa, kroa, was dat een roep om aandacht? Ik voelde me verbonden met die eenling. Ik begon hem te zien als vriend. De dag daarop was ik beter. De regens waren gestopt, er stond een vriendelijke nazomerzon.
De moraal: je kunt het onheil maar beter omarmen.

0

EEN SOBER BED

Reizen

Hotel Het Klooster

‘Wil je overnachten in een klooster, € 70,- voor twee personen inclusief ontbijt?’ G. is op zoek naar een slaapplek tijdens onze fietstocht door Nederland.
‘Dat kan geen echt klooster zijn’, antwoord ik. ‘Die moeten je volgens de regels van Benedictus een gratis slaapplek bieden.’
‘Het is in Nieuwkerk, ergens onder Goirle.’
Het lijkt ons een mooi aanbod. G. sluit de deal en zo hobbelen wij de volgende middag over ongelijke zandpaden naar Hotel Het Klooster, een groot bakstenen gebouw midden in de bossen. Het is een voormalig klooster. De accommodatie komt overeen met wat je van de naam en de prijs mag verwachten: een kleine kamer in sobere grijstinten. Er passen nog net twee eenpersoons bedden in. Het ene tussen de deur en het dakraam, het andere tussen een ouderwetse wastafel en het schuin aflopende dak. Er kan één persoon tegelijk tussen de bedden lopen. De WC en de douche bevinden zich op de gang.
Ik stel me hier een pater voor, lezend aan een smalle tafel onder het kruisbeeld aan de muur. Al vroeg in de avond hangt hij zijn pij over zijn stoel, loopt op zijn blote voeten naar het lichtknopje naast de deur en stapt in bed, waar hij in stilte God vraagt om hem te beschermen tegen de verleidingen van Broeder Ezel (het lichaam). ’s Morgens in alle vroegte vouwt hij bij de lopende kraan zijn handen tot een kommetje en kletst het water in zijn gezicht.

Wij zijn geen kloosterlingen. In de schaduwrijke tuin waar de frisse noordenwind niet doordringt belonen wij onszelf met koffie, taart en bier. De rust en het gekwetter van de vogels wordt slechts verstoord door een landbouwvoertuig dat tussen de bomen een grote stofwolk achterlaat. Op de menukaart lees ik over de historie van deze plek. Dan pas dringt tot mij door, dat dit klooster al eerder mijn leven heeft gekruist. Ik kwam het tegen in de archieven van de trappistenabdij Koningshoeven toen ik werkte aan de biografie van mijn heeroom.

De opening van Pro Afrika door minister Cals (tussen de bisschop uit Kenia en mijn heeroom)

In 1956 hadden de trappisten een klooster gesticht in Kenia. Begin jaren zestig kocht men, met steun van de gemeente Goirle, het gebouw in Nieuwkerk ten behoeve van de Stichting Pro Afrika. Dit werd een opleidingsinstituut voor jonge Kenianen om hen voor te bereiden op een taak in het landsbestuur. De religieuze vorming stond voorop, maar de studenten werden ook onderwezen in economie en recht. Hun vrouwen konden lessen volgen in huishoudkunde en kinderverzorging.
Wat dreef de trappisten om deze opleiding te bieden? Het waren de jaren waarin Kenia onafhankelijk werd. De eerste verkiezingen werden gewonnen door de partij van Kenyatta. Volgens zijn tegenstanders kreeg hij daarbij de steun van het communistische Moskou. De monniken wilden een dam opwerpen tegen het goddeloze communisme. Zo was de koude oorlog overgeslagen naar Afrika.

Ik moet me dus een jonge Afrikaan op ons kamertje voorstellen.
De belangstelling voor de opleiding was beperkt. Pro Afrika heeft niet lang bestaan.  Grootmachten die invloed willen in Kenia, dat bestaat tot op de dag van vandaag.

0

DE HALVE RONDE VAN NEDERLAND

Reizen

Het pontje in de buurt van Grevenbicht (L)

Eind mei wordt het eindelijk droog en stijgt het kwik naar een aangename twintig graden. G. en ik vullen onze fietstassen, vinden nog net een plaatsje voor de fietsen in de trein en reizen naar Winterswijk. Het plan is om in veertien dagen fietsend, op eigen kracht, een deel van de grenzen van Nederland te verkennen. Vanuit de Achterhoek nemen we de afslag richting de zon. We zien wel waar er een bed voor ons klaar staat.
Onze bakens zijn de fietsknooppunten, een netwerk van autoluwe en recreatieve fietsroutes waarmee je inmiddels door heel Nederland kunt komen. Van de onvermijdelijke apps hebben we er twee gedownload. G. schroeft haar smartphone op haar stuur, ik heb een papieren back-up in mijn zak.
De cijfers van de knooppunten lijken op bingo: 44-95-67-91-07. Door de willekeurige volgorde van de getallen krijg ik een geheugentraining. Ik probeer steeds vier opeenvolgende getallen te onthouden. Meestal ben ik ze al vergeten als ik het briefje weer in mijn zak stop.
Na een omweg via de Knotenpünkte van Emmerich en Kleve volgen we vanaf Gennep de oevers van de Maas naar het zuiden. In het pinksterweekend staan er bij de veerpontjes lange files van fietsers. Ik schat de waarde van alle e-bikes die ik op zo’n dag tegenkom in totaal op één miljoen euro. De mensen hebben het geld ervoor. Dat weerhoudt hen er niet van om te klagen over de prijs van een biertje.

Langs een kanaal in Belgisch Limburg

De Limburgse dorpen vind ik aandoenlijk. De hoofdweg is genoemd naar meneer Pastoor, het plaatselijke voetbalveld ligt achter het kerkhof en de afstand tussen Aan de Kirk en Bie Sjeer kan je ook met je zatte kop nog gemakkelijk overbruggen.
Vanuit Stein fietsen we op een maandagmorgen dwars door Belgisch Limburg terug naar het noorden, langs kanalen waar het verleden nog onder de hoge beuken hangt die het water omzomen. Waar ooit de geliefden van Louis-Paul Boon of Marnix Gijzen wandelden, tuft nu nog een enkel met zand beladen vrachtschip. In ieder dorp, zonder uitzondering, staan uitstekende kandidaten voor de verkiezing van het lelijkste huis van het jaar. (Waarde: vele miljoenen.) Frituur Het Volle Bekske geef ik weinig kans.

Onder Bergeijk keren we terug in Nederland. De grootschalige akkers hebben hier het blauw van de korenbloem en het rood van de klaproos naar de berm verdrongen. Dit is BBB-land. Een megatractor met hoge banden dendert in volle vaart door de Dorpsstraat. Voetgangers vluchten de stoep op, fietsers houden in. Wie in de cabine hoog boven iedereen verheven aan het stuur zit voelt zich onaantastbaar voor welke overheidsmaatregel dan ook.
Enkele dagen later glijdt in Zeeland de schaduw van een buizerd over het aardappelveld. De straffe wind blaast de geur van uien over de dijk en de borden met Zeeuwse meisjes lokken je om vis te eten in de Zee-eterij, aan een haven vol plezierjachten. (De waarde laat zich raden.) Een paar dagen eerder dan gepland zijn we alweer terug in de omgeving van Utrecht. Onze zitvlakken smachten naar rust. Ik kan geen cijfer meer onthouden. Terug naar ons eigen waardevolle huis.

0

AORAKI

Reizen

De regen komt met bakken uit de hemel. Op de vijf meter van de auto naar de motelkamer worden we al nat. Vochtige donkere afdrukken van onze schoenzolen blijven achter op de witte tegels van de entree tussen de haastig neergeplofte koffers, rugzakken en boodschappentasjes.
In de standaard kamer domineert het grote bed. Rijen kussens nodigen uit om te komen liggen. Het donkerbruine behang met sierlijke blauwe bloemen achter het hoofdeinde is van een ongekende lelijkheid. Vanuit het bed kijk je op een mega televisiescherm. De wand tegenover de ingang is één groot raam. Achter de donkergrijze regensluiers zijn vaag enkele contouren van bergen te zien. Dichterbij kijken we uit over een rotsige tuin die me nog het meest doet denken aan de tuin van een crematorium. Ik ben moe.

We zijn de hele dag onderweg geweest om ons van de oostkust van Nieuw-Zeeland te verplaatsen naar de omgeving van Mount Cook, door de Maori Aoraki genoemd, de hoogste berg (3700 m) van Nieuw-Zeeland. We reden zuidwaarts, met de zon in de rug. Hoe verder we kwamen, hoe ruiger het landschap. Verdorde berghellingen, verlaten vlaktes, hier heerste de natuur. De zon lichtte het water van Lake Pukaki fel turquoise uit. Alsof het meer zich wilde afzetten tegen het grijs en bruin van de omringende bergen. Het landschap als een ansichtkaart, met om de paar kilometer uitwijkplaatsen voor het maken van foto’s. Toen de regenwolken verschenen was het afgelopen met het gelonk van het meer.

In de kamer is een keukenblokje. Er mag echter geen geurig eten worden klaargemaakt, zoals vis. In dat geval volgt, aldus het management dat het ieder graag naar de zin wil maken, een boete in verband met extra schoonmaakkosten.
G. loopt mopperend heen en weer.
‘Er is hier geen enkel haakje om je jas op te hangen.’
‘Kijk eens in de kast’, opper ik. In een hoek staat een smal kastje.
‘Twee planken en twee laden, dat is alles.’
Ook in de badkamer is geen haakje te vinden, zelfs niet voor het ophangen van de mega handdoeken. Er is wel een spa. Dat is voor al die mensen die na een vermoeiende helikoptervlucht over de gletsjer aan wat ontspanning toe zijn. ‘Please do not hesitate to contact us if you have any concerns’, schrijft het management.
Ondertussen ben ik al een paar keer gestoken. Om de jeuk van het rode bultje tegen te gaan maak ik er met mijn nagel een kruisje op. Zo deden we dat in mijn jeugd. De komende dagen zal blijken dat dit met steken van de sandflies niet de goede strategie is.

Ik maak een gerecht met kerrie, de geur verspreidt zich door de kamer. Later die avond dompelen we onze vermoeide ledematen toch maar onder in het warme, bruisende water van de spa. We hebben onze zorgen om het milieu en het spaarzaam gebruik van energie ook voor een paar weken op vakantie gestuurd.
Als we de volgende morgen de gordijnen openen worden we verrast door het mooiste uitzicht dat we ooit vanuit een hotelkamer hadden, zie hiernaast.

2

DOUBTFUL SOUND

Reizen

Om zes uur in de ochtend word ik wakker. Ik hoor het gebrom van de motor. We varen dus weer. Ik draai op mijn rug en kijk naar de onderkant van het bovenbed. Links van mij ligt G., ook onderin een stapelbed. In de smalle tussenruimte staat een trapje. Tegen het plafond is een patrijspoort. Toen ik gisteren erdoor keek zag ik vlak onder het raam het water en het schuimspoor van het schip.
Ik twijfel of ik mij nog een keer zal omdraaien. De buitenwereld trekt, dus kleed ik me aan. Als ik naar boven loop zie ik het donker nog achter de ramen. Zodra ik de buitendeur open stroomt de koude lucht mij tegemoet.
Op het voordek ontwaar ik in het duister nog enkele vroege vogels, de mutsen of de hoodies strak om het hoofd getrokken. In het westen komt de straling van de maan maar net boven de bergranden uit. In het oosten zie ik een streep oranje boven de toppen, daarboven kleurt het paars, daar weer boven hangen zwarte wolken. De boot breekt in een rustig tempo het gladde oppervlak van het water. De masten vangen het eerste daglicht op. Het geluid van een meeuw is het enige dat boven het zachte brommen van de motor uitkomt. De lucht boven ons wordt lichtgrijs. Geleidelijk krijgen de hellingen aan weerszijden wat kleur, van donkergrijs naar donkergroen. Terwijl de schemering zich oplost in het licht bereiken we de Tasmanzee. Het schip steekt zijn boeg ver omhoog tegen de golven, duikt daarna weer diep naar beneden. In de verte ontwaar ik een deinende albatros. De zeewinden voorkomen niet dat er een geur van verse koffie en warme croissants over het schip trekt. Een cruise gaat niet zonder luxe.

Na een rondje over zee keert het schip terug in de rustige wateren van de fjord, de Doubtful Sound. De boot vaart een van de zijarmen binnen. Het is nu volkomen licht, de zware wolken zijn verdwenen, een bleke zon schijnt op de toppen van de hellingen. We zijn in het Fiordlands National Park aan het uiteinde van Nieuw-Zeeland, voor ons Europeanen het uiteinde van de wereld. Wij, mensen, zijn altijd benieuwd naar wat er komt na de volgende bocht, aan de overkant van het water, achter de volgende top. Bovendien willen we de natuur in zijn meest oorspronkelijke vorm ervaren. Daar willen wij zijn, het is de paradox van het toerisme.
Aan het einde van de arm blijft het schip liggen, de motor gaat uit. De kapitein vraagt alle mensen aan boord om tien minuten stilte te houden. De rust die ontstaat is immens. We kijken naar het donkere, bijna spiegelgladde water, naar de groene hellingen, naar de kleine witte wolken daarboven, naar de zon die terrein wint. 95% van dit gebied is ongerepte natuur, niet door mensenhanden aangeraakt. Ik vind de stilte indrukwekkend. We maken met zijn allen een diepe buiging voor de natuur, voor wat al duizenden jaren bestaat. Ons leven is een fractie daarvan. Maar in die fractie laten we wel onze sporen na, veel meer dan goed is voor deze aarde. Kan zo’n boottocht eigenlijk wel?

1

BRUCE EN ESMEE

Reizen

Aan het einde van de middag komen wij aan bij Bed and Breakfast Lauder School. We worden ontvangen door een ouder echtpaar dat buiten in de schaduw onze komst heeft afgewacht. De eenentwintig graden die de thermometer aangeeft mag dan aangenaam klinken, in Nieuw-Zeeland schijnt de zon ongenadig, je bent verbrand voor je het weet.
De man en vrouw stellen zich voor als Bruce en Esmee. Zij vragen geïnteresseerd naar onze fietstocht en onze vakantie. De B & B, gevestigd in het voormalige dorpsschooltje van Lauder, staat geheel tot onze beschikking, er zijn vandaag geen andere gasten. Omdat zij er zelf niet wonen, leggen Bruce en Esmee uit waar we alle benodigdheden voor het ontbijt kunnen vinden: de toast, de thee, de melk, de cereals.
Onze fietstocht ging door de weidse valleien van Central Otago. De afgelegen boerderijen en de koeien in de groene dalen waren omgeven door ruige berghellingen, geel van het dorre gras, zanderig bruin of stenig grijs. De tijd had er stilgestaan, in honderd jaar leek er weinig veranderd.

De Edwin Fox, gebouwd in 1853.

In de tweede helft van de negentiende eeuw waagden talloze Engelsen en Schotten de sprong in het onbekende. Na een verblijf van meer dan drie maanden op een krap stromatras in het donkere ruim van een houten zeilschip, kwamen zij onder meer naar deze dalen om met weinig middelen een bestaan als boer op te bouwen. Zij lieten schapen en koeien overkomen, later ook hazen en konijnen. Er moest immers – net als thuis – wel wat te jagen zijn. De pioniers regelden alles zelf. De overheid speelde nauwelijks een rol. Waar er problemen waren hielpen de boeren elkaar. Ook in Central Otago was er sprake van een sterke onderlinge solidariteit.

Om de afgelegen regio te ontsluiten werd er, mede ten behoeve van de goudwinning, een spoorweg aangelegd. Vanaf toen tufte er iedere dag een locomotief met wagons door de dalen, omhoog langs rotsformaties, door tunnels, over smalle houten bruggen, gestut door een groot aantal verticale en diagonale palen, boven snel stromende rivieren. De trein stopte op vele plaatsen. Soms gaf alleen een plaatsnaambord aan waar men kon opstappen. Op andere plekken waren er houten abri’s, laadperrons of opslagloodsen. Met de toenemende welvaart nam het aantal reizigers af. In 1994 moest de trein het definitief afleggen tegen de auto, het verreweg meest gebruikte vervoermiddel in Nieuw-Zeeland, ook lokaal. Van het spoortraject is daarna voor sportievelingen en toeristen een fietspad gemaakt, dat wil zeggen: een steenslagweg, vooral geschikt voor mountainbikers. Wij fietsen twee dagen deze route.

Terwijl ik het ontbijt klaarmaak komen Bruce en Esmee binnen. Zij houden van een praatje. Ze zijn behulpzaam, sociaal en actief in hun eigen gemeente. Woonden zij in Nederland, dan waren het actieve PvdA’ers geweest, zo lijkt mij. Totdat het gesprek op de overheid komt en mijn beeld in duigen valt. Dan spreken zij over bureaucrats en bullshit bunker (de overheid).
In Nieuw-Zeeland lopen de boeren nu te hoop tegen het 3Waters-program. Hiermee probeert de landelijke overheid haar zeggenschap over het waterbeheer te verhogen. De boeren willen echter hun zaakjes zelf regelen. Zo hebben zij het altijd gedaan.
Na het ontbijt stappen we weer op onze zware mountainbikes. We worden hartelijk uitgezwaaid.

3

NIEUW-ZEELAND

Reizen

In 1642 was Abel Tasman de commandant van Batavia. Hij kreeg van de Verenigde Oost-Indische Compagnie de opdracht om nader te onderzoeken wat er aan handel mogelijk was met het reeds ontdekte Australië, dat toen nog Nieuw – Holland heette. Wij, Hollanders, waren immers de baas op de wereldzeeën. Het was een periode die later nog menige premier inspiratie zou geven (‘de VOC-mentaliteit!’, ‘koersen zonder bakens’).
Tasman ging met twee kleine schepen op weg. Na weken varen kwam er land in zicht, geen Nieuw – Holland, maar een nog onontdekt eiland. Ondanks het kabaal dat zijn mannen maakten dook er niemand uit de bosjes op. ‘Ongeschikt voor de handel’, noteerde Tasman en hij gooide de trossen weer los. Later zou zijn naam aan dit eiland verbonden worden.
Na een tweede periode van dolen door het oneindige waterlandschap dook er opnieuw een onbekend land op. Op dit eiland verschenen al snel mensen aan de kust. ‘De ontmoeting verliep erg stroef’, zo lees ik op Wikipedia en nadat bij vier Hollanders de nek was omgedraaid, besloot Tasman dat het niet de omstandigheden waren om de eilandbevolking wat mooie staaltjes textiel te laten zien. Omdat de wereld ‘in kaart moest worden gebracht’, gaf men wel een naam aan de eilanden: Nieuw-Zeeland.
Het zou nog meer dan honderd jaar duren vooraleer het de Brit Cook lukte om een handeltje op te zetten. Pas in de 19e eeuw gingen de Britten en Ieren wonen op wat toen en nu nog altijd Nieuw – Zeeland heet, twee grote eilanden, in de vorm van Italië. De Maori’s die zich enkele eeuwen voor Tasman op de eilanden gevestigd hadden, noemen hun land Aotearoa, ‘land van de lange witte wolk’. Het is het meest geïsoleerde land van de wereld, voor ons het andere uiteinde van de aarde, een plek waar je sommige mensen wel eens heen zou wensen.