Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Reizen

1

DE RAAF

Reizen

Vorige week, tijdens mijn eerste nacht in de Italiaanse Alpen, werd ik ’s morgens vroeg wakker door het harde gekrijs van een vogel. Kroa, kroa. De deur naar het balkon stond open. Ik wilde doorslapen, maar het irritante beest bleef schreeuwen. De volgende dag ontdekte ik op internet dat het geroep van een raaf moest zijn geweest. De grote zwarte vogel met zijn lange snavel, zo las ik verder, wordt gezien als boodschapper van onheil en verderf.
Vanaf die ochtend begon het in Noord-West Italië te regenen. Drie dagen lang trok er een stortvloed van buien over de bergen. Het water stortte langs de hellingen naar beneden, stroomde over de wegen, liet volle beken kolken. In de zangstudio waar ik met een groep onder meer het beroemde Agnus Dei van Samuel Barber instudeerde, werden zakken grond voor de deur gelegd om te voorkomen dat het water binnen zou dringen.
Het onheil breidde zich uit. In de nacht van maandag op dinsdag werd ik na een paar uur wakker met een bonkend hoofd en pijn in de keel. De koortsthermometer gaf 38 graden aan. De zelftest die ik bij het inpakken thuis na enige aarzeling toch nog maar aan mijn koffer had toegevoegd, kwam nu van pas. Onder het geluid van een drenzende regen verscheen er tot mijn ontzetting een dubbele streep bij de C en de T. Ik had geen andere keuze dan in quarantaine te gaan op mijn hotelkamer.

De raaf op de derde dag vanuit mijn quarantaine

Mijn wereld werd beperkt tot een ruimte van vier bij vijf en een groot wit tweepersoons bed. De groepsgenoten zorgden voor eten. Tijdens de eerste quarantainedag stond ik aan het einde van de middag starend voor het raam. Er dreunde onophoudelijk een regel uit een Credo door mijn hoofd. Sub Pontio Pilato, passus et sepultus est. De regen was even een miezer geworden. Opeens zat ie daar, op een kale tak die boven de hoogste boom in de omgeving uitstak. Onze ravenzwarte boodschapper. Ik herkende het geluid. Hoewel ver weg zag ik de scherp getekende snavel. Ik mocht die gast niet. Met tegenzin at ik een bordje zoute soep. Het leven nemen zoals het komt, ik was er nog niet aan toe.
Tijdens de tweede dag in isolatie verscheen de eenzame raaf weer aan het einde van de middag. Ik begon me te interesseren voor het beest en wilde meer over hem weten. Hij behoort, vreemd genoeg, tot de familie van de zangvogels. Ik testte mijn eigen stem om te horen of ik wellicht nog aan zingen toe zou komen deze week. Ik klonk nog slechter dan een schorre raaf.
Zo vulden mijn dagen zich met lezen, slapen, lezen, uit het raam kijken. Op de derde middag keek ik naar hem uit. De raaf stelde me niet teleur, hij verscheen krijsend. Kroa, kroa, was dat een roep om aandacht? Ik voelde me verbonden met die eenling. Ik begon hem te zien als vriend. De dag daarop was ik beter. De regens waren gestopt, er stond een vriendelijke nazomerzon.
De moraal: je kunt het onheil maar beter omarmen.

0

EEN SOBER BED

Reizen

Hotel Het Klooster

‘Wil je overnachten in een klooster, € 70,- voor twee personen inclusief ontbijt?’ G. is op zoek naar een slaapplek tijdens onze fietstocht door Nederland.
‘Dat kan geen echt klooster zijn’, antwoord ik. ‘Die moeten je volgens de regels van Benedictus een gratis slaapplek bieden.’
‘Het is in Nieuwkerk, ergens onder Goirle.’
Het lijkt ons een mooi aanbod. G. sluit de deal en zo hobbelen wij de volgende middag over ongelijke zandpaden naar Hotel Het Klooster, een groot bakstenen gebouw midden in de bossen. Het is een voormalig klooster. De accommodatie komt overeen met wat je van de naam en de prijs mag verwachten: een kleine kamer in sobere grijstinten. Er passen nog net twee eenpersoons bedden in. Het ene tussen de deur en het dakraam, het andere tussen een ouderwetse wastafel en het schuin aflopende dak. Er kan één persoon tegelijk tussen de bedden lopen. De WC en de douche bevinden zich op de gang.
Ik stel me hier een pater voor, lezend aan een smalle tafel onder het kruisbeeld aan de muur. Al vroeg in de avond hangt hij zijn pij over zijn stoel, loopt op zijn blote voeten naar het lichtknopje naast de deur en stapt in bed, waar hij in stilte God vraagt om hem te beschermen tegen de verleidingen van Broeder Ezel (het lichaam). ’s Morgens in alle vroegte vouwt hij bij de lopende kraan zijn handen tot een kommetje en kletst het water in zijn gezicht.

Wij zijn geen kloosterlingen. In de schaduwrijke tuin waar de frisse noordenwind niet doordringt belonen wij onszelf met koffie, taart en bier. De rust en het gekwetter van de vogels wordt slechts verstoord door een landbouwvoertuig dat tussen de bomen een grote stofwolk achterlaat. Op de menukaart lees ik over de historie van deze plek. Dan pas dringt tot mij door, dat dit klooster al eerder mijn leven heeft gekruist. Ik kwam het tegen in de archieven van de trappistenabdij Koningshoeven toen ik werkte aan de biografie van mijn heeroom.

De opening van Pro Afrika door minister Cals (tussen de bisschop uit Kenia en mijn heeroom)

In 1956 hadden de trappisten een klooster gesticht in Kenia. Begin jaren zestig kocht men, met steun van de gemeente Goirle, het gebouw in Nieuwkerk ten behoeve van de Stichting Pro Afrika. Dit werd een opleidingsinstituut voor jonge Kenianen om hen voor te bereiden op een taak in het landsbestuur. De religieuze vorming stond voorop, maar de studenten werden ook onderwezen in economie en recht. Hun vrouwen konden lessen volgen in huishoudkunde en kinderverzorging.
Wat dreef de trappisten om deze opleiding te bieden? Het waren de jaren waarin Kenia onafhankelijk werd. De eerste verkiezingen werden gewonnen door de partij van Kenyatta. Volgens zijn tegenstanders kreeg hij daarbij de steun van het communistische Moskou. De monniken wilden een dam opwerpen tegen het goddeloze communisme. Zo was de koude oorlog overgeslagen naar Afrika.

Ik moet me dus een jonge Afrikaan op ons kamertje voorstellen.
De belangstelling voor de opleiding was beperkt. Pro Afrika heeft niet lang bestaan.  Grootmachten die invloed willen in Kenia, dat bestaat tot op de dag van vandaag.

0

DE HALVE RONDE VAN NEDERLAND

Reizen

Het pontje in de buurt van Grevenbicht (L)

Eind mei wordt het eindelijk droog en stijgt het kwik naar een aangename twintig graden. G. en ik vullen onze fietstassen, vinden nog net een plaatsje voor de fietsen in de trein en reizen naar Winterswijk. Het plan is om in veertien dagen fietsend, op eigen kracht, een deel van de grenzen van Nederland te verkennen. Vanuit de Achterhoek nemen we de afslag richting de zon. We zien wel waar er een bed voor ons klaar staat.
Onze bakens zijn de fietsknooppunten, een netwerk van autoluwe en recreatieve fietsroutes waarmee je inmiddels door heel Nederland kunt komen. Van de onvermijdelijke apps hebben we er twee gedownload. G. schroeft haar smartphone op haar stuur, ik heb een papieren back-up in mijn zak.
De cijfers van de knooppunten lijken op bingo: 44-95-67-91-07. Door de willekeurige volgorde van de getallen krijg ik een geheugentraining. Ik probeer steeds vier opeenvolgende getallen te onthouden. Meestal ben ik ze al vergeten als ik het briefje weer in mijn zak stop.
Na een omweg via de Knotenpünkte van Emmerich en Kleve volgen we vanaf Gennep de oevers van de Maas naar het zuiden. In het pinksterweekend staan er bij de veerpontjes lange files van fietsers. Ik schat de waarde van alle e-bikes die ik op zo’n dag tegenkom in totaal op één miljoen euro. De mensen hebben het geld ervoor. Dat weerhoudt hen er niet van om te klagen over de prijs van een biertje.

Langs een kanaal in Belgisch Limburg

De Limburgse dorpen vind ik aandoenlijk. De hoofdweg is genoemd naar meneer Pastoor, het plaatselijke voetbalveld ligt achter het kerkhof en de afstand tussen Aan de Kirk en Bie Sjeer kan je ook met je zatte kop nog gemakkelijk overbruggen.
Vanuit Stein fietsen we op een maandagmorgen dwars door Belgisch Limburg terug naar het noorden, langs kanalen waar het verleden nog onder de hoge beuken hangt die het water omzomen. Waar ooit de geliefden van Louis-Paul Boon of Marnix Gijzen wandelden, tuft nu nog een enkel met zand beladen vrachtschip. In ieder dorp, zonder uitzondering, staan uitstekende kandidaten voor de verkiezing van het lelijkste huis van het jaar. (Waarde: vele miljoenen.) Frituur Het Volle Bekske geef ik weinig kans.

Onder Bergeijk keren we terug in Nederland. De grootschalige akkers hebben hier het blauw van de korenbloem en het rood van de klaproos naar de berm verdrongen. Dit is BBB-land. Een megatractor met hoge banden dendert in volle vaart door de Dorpsstraat. Voetgangers vluchten de stoep op, fietsers houden in. Wie in de cabine hoog boven iedereen verheven aan het stuur zit voelt zich onaantastbaar voor welke overheidsmaatregel dan ook.
Enkele dagen later glijdt in Zeeland de schaduw van een buizerd over het aardappelveld. De straffe wind blaast de geur van uien over de dijk en de borden met Zeeuwse meisjes lokken je om vis te eten in de Zee-eterij, aan een haven vol plezierjachten. (De waarde laat zich raden.) Een paar dagen eerder dan gepland zijn we alweer terug in de omgeving van Utrecht. Onze zitvlakken smachten naar rust. Ik kan geen cijfer meer onthouden. Terug naar ons eigen waardevolle huis.

0

AORAKI

Reizen

De regen komt met bakken uit de hemel. Op de vijf meter van de auto naar de motelkamer worden we al nat. Vochtige donkere afdrukken van onze schoenzolen blijven achter op de witte tegels van de entree tussen de haastig neergeplofte koffers, rugzakken en boodschappentasjes.
In de standaard kamer domineert het grote bed. Rijen kussens nodigen uit om te komen liggen. Het donkerbruine behang met sierlijke blauwe bloemen achter het hoofdeinde is van een ongekende lelijkheid. Vanuit het bed kijk je op een mega televisiescherm. De wand tegenover de ingang is één groot raam. Achter de donkergrijze regensluiers zijn vaag enkele contouren van bergen te zien. Dichterbij kijken we uit over een rotsige tuin die me nog het meest doet denken aan de tuin van een crematorium. Ik ben moe.

We zijn de hele dag onderweg geweest om ons van de oostkust van Nieuw-Zeeland te verplaatsen naar de omgeving van Mount Cook, door de Maori Aoraki genoemd, de hoogste berg (3700 m) van Nieuw-Zeeland. We reden zuidwaarts, met de zon in de rug. Hoe verder we kwamen, hoe ruiger het landschap. Verdorde berghellingen, verlaten vlaktes, hier heerste de natuur. De zon lichtte het water van Lake Pukaki fel turquoise uit. Alsof het meer zich wilde afzetten tegen het grijs en bruin van de omringende bergen. Het landschap als een ansichtkaart, met om de paar kilometer uitwijkplaatsen voor het maken van foto’s. Toen de regenwolken verschenen was het afgelopen met het gelonk van het meer.

In de kamer is een keukenblokje. Er mag echter geen geurig eten worden klaargemaakt, zoals vis. In dat geval volgt, aldus het management dat het ieder graag naar de zin wil maken, een boete in verband met extra schoonmaakkosten.
G. loopt mopperend heen en weer.
‘Er is hier geen enkel haakje om je jas op te hangen.’
‘Kijk eens in de kast’, opper ik. In een hoek staat een smal kastje.
‘Twee planken en twee laden, dat is alles.’
Ook in de badkamer is geen haakje te vinden, zelfs niet voor het ophangen van de mega handdoeken. Er is wel een spa. Dat is voor al die mensen die na een vermoeiende helikoptervlucht over de gletsjer aan wat ontspanning toe zijn. ‘Please do not hesitate to contact us if you have any concerns’, schrijft het management.
Ondertussen ben ik al een paar keer gestoken. Om de jeuk van het rode bultje tegen te gaan maak ik er met mijn nagel een kruisje op. Zo deden we dat in mijn jeugd. De komende dagen zal blijken dat dit met steken van de sandflies niet de goede strategie is.

Ik maak een gerecht met kerrie, de geur verspreidt zich door de kamer. Later die avond dompelen we onze vermoeide ledematen toch maar onder in het warme, bruisende water van de spa. We hebben onze zorgen om het milieu en het spaarzaam gebruik van energie ook voor een paar weken op vakantie gestuurd.
Als we de volgende morgen de gordijnen openen worden we verrast door het mooiste uitzicht dat we ooit vanuit een hotelkamer hadden, zie hiernaast.

2

DOUBTFUL SOUND

Reizen

Om zes uur in de ochtend word ik wakker. Ik hoor het gebrom van de motor. We varen dus weer. Ik draai op mijn rug en kijk naar de onderkant van het bovenbed. Links van mij ligt G., ook onderin een stapelbed. In de smalle tussenruimte staat een trapje. Tegen het plafond is een patrijspoort. Toen ik gisteren erdoor keek zag ik vlak onder het raam het water en het schuimspoor van het schip.
Ik twijfel of ik mij nog een keer zal omdraaien. De buitenwereld trekt, dus kleed ik me aan. Als ik naar boven loop zie ik het donker nog achter de ramen. Zodra ik de buitendeur open stroomt de koude lucht mij tegemoet.
Op het voordek ontwaar ik in het duister nog enkele vroege vogels, de mutsen of de hoodies strak om het hoofd getrokken. In het westen komt de straling van de maan maar net boven de bergranden uit. In het oosten zie ik een streep oranje boven de toppen, daarboven kleurt het paars, daar weer boven hangen zwarte wolken. De boot breekt in een rustig tempo het gladde oppervlak van het water. De masten vangen het eerste daglicht op. Het geluid van een meeuw is het enige dat boven het zachte brommen van de motor uitkomt. De lucht boven ons wordt lichtgrijs. Geleidelijk krijgen de hellingen aan weerszijden wat kleur, van donkergrijs naar donkergroen. Terwijl de schemering zich oplost in het licht bereiken we de Tasmanzee. Het schip steekt zijn boeg ver omhoog tegen de golven, duikt daarna weer diep naar beneden. In de verte ontwaar ik een deinende albatros. De zeewinden voorkomen niet dat er een geur van verse koffie en warme croissants over het schip trekt. Een cruise gaat niet zonder luxe.

Na een rondje over zee keert het schip terug in de rustige wateren van de fjord, de Doubtful Sound. De boot vaart een van de zijarmen binnen. Het is nu volkomen licht, de zware wolken zijn verdwenen, een bleke zon schijnt op de toppen van de hellingen. We zijn in het Fiordlands National Park aan het uiteinde van Nieuw-Zeeland, voor ons Europeanen het uiteinde van de wereld. Wij, mensen, zijn altijd benieuwd naar wat er komt na de volgende bocht, aan de overkant van het water, achter de volgende top. Bovendien willen we de natuur in zijn meest oorspronkelijke vorm ervaren. Daar willen wij zijn, het is de paradox van het toerisme.
Aan het einde van de arm blijft het schip liggen, de motor gaat uit. De kapitein vraagt alle mensen aan boord om tien minuten stilte te houden. De rust die ontstaat is immens. We kijken naar het donkere, bijna spiegelgladde water, naar de groene hellingen, naar de kleine witte wolken daarboven, naar de zon die terrein wint. 95% van dit gebied is ongerepte natuur, niet door mensenhanden aangeraakt. Ik vind de stilte indrukwekkend. We maken met zijn allen een diepe buiging voor de natuur, voor wat al duizenden jaren bestaat. Ons leven is een fractie daarvan. Maar in die fractie laten we wel onze sporen na, veel meer dan goed is voor deze aarde. Kan zo’n boottocht eigenlijk wel?

1

BRUCE EN ESMEE

Reizen

Aan het einde van de middag komen wij aan bij Bed and Breakfast Lauder School. We worden ontvangen door een ouder echtpaar dat buiten in de schaduw onze komst heeft afgewacht. De eenentwintig graden die de thermometer aangeeft mag dan aangenaam klinken, in Nieuw-Zeeland schijnt de zon ongenadig, je bent verbrand voor je het weet.
De man en vrouw stellen zich voor als Bruce en Esmee. Zij vragen geïnteresseerd naar onze fietstocht en onze vakantie. De B & B, gevestigd in het voormalige dorpsschooltje van Lauder, staat geheel tot onze beschikking, er zijn vandaag geen andere gasten. Omdat zij er zelf niet wonen, leggen Bruce en Esmee uit waar we alle benodigdheden voor het ontbijt kunnen vinden: de toast, de thee, de melk, de cereals.
Onze fietstocht ging door de weidse valleien van Central Otago. De afgelegen boerderijen en de koeien in de groene dalen waren omgeven door ruige berghellingen, geel van het dorre gras, zanderig bruin of stenig grijs. De tijd had er stilgestaan, in honderd jaar leek er weinig veranderd.

De Edwin Fox, gebouwd in 1853.

In de tweede helft van de negentiende eeuw waagden talloze Engelsen en Schotten de sprong in het onbekende. Na een verblijf van meer dan drie maanden op een krap stromatras in het donkere ruim van een houten zeilschip, kwamen zij onder meer naar deze dalen om met weinig middelen een bestaan als boer op te bouwen. Zij lieten schapen en koeien overkomen, later ook hazen en konijnen. Er moest immers – net als thuis – wel wat te jagen zijn. De pioniers regelden alles zelf. De overheid speelde nauwelijks een rol. Waar er problemen waren hielpen de boeren elkaar. Ook in Central Otago was er sprake van een sterke onderlinge solidariteit.

Om de afgelegen regio te ontsluiten werd er, mede ten behoeve van de goudwinning, een spoorweg aangelegd. Vanaf toen tufte er iedere dag een locomotief met wagons door de dalen, omhoog langs rotsformaties, door tunnels, over smalle houten bruggen, gestut door een groot aantal verticale en diagonale palen, boven snel stromende rivieren. De trein stopte op vele plaatsen. Soms gaf alleen een plaatsnaambord aan waar men kon opstappen. Op andere plekken waren er houten abri’s, laadperrons of opslagloodsen. Met de toenemende welvaart nam het aantal reizigers af. In 1994 moest de trein het definitief afleggen tegen de auto, het verreweg meest gebruikte vervoermiddel in Nieuw-Zeeland, ook lokaal. Van het spoortraject is daarna voor sportievelingen en toeristen een fietspad gemaakt, dat wil zeggen: een steenslagweg, vooral geschikt voor mountainbikers. Wij fietsen twee dagen deze route.

Terwijl ik het ontbijt klaarmaak komen Bruce en Esmee binnen. Zij houden van een praatje. Ze zijn behulpzaam, sociaal en actief in hun eigen gemeente. Woonden zij in Nederland, dan waren het actieve PvdA’ers geweest, zo lijkt mij. Totdat het gesprek op de overheid komt en mijn beeld in duigen valt. Dan spreken zij over bureaucrats en bullshit bunker (de overheid).
In Nieuw-Zeeland lopen de boeren nu te hoop tegen het 3Waters-program. Hiermee probeert de landelijke overheid haar zeggenschap over het waterbeheer te verhogen. De boeren willen echter hun zaakjes zelf regelen. Zo hebben zij het altijd gedaan.
Na het ontbijt stappen we weer op onze zware mountainbikes. We worden hartelijk uitgezwaaid.

3

NIEUW-ZEELAND

Reizen

In 1642 was Abel Tasman de commandant van Batavia. Hij kreeg van de Verenigde Oost-Indische Compagnie de opdracht om nader te onderzoeken wat er aan handel mogelijk was met het reeds ontdekte Australië, dat toen nog Nieuw – Holland heette. Wij, Hollanders, waren immers de baas op de wereldzeeën. Het was een periode die later nog menige premier inspiratie zou geven (‘de VOC-mentaliteit!’, ‘koersen zonder bakens’).
Tasman ging met twee kleine schepen op weg. Na weken varen kwam er land in zicht, geen Nieuw – Holland, maar een nog onontdekt eiland. Ondanks het kabaal dat zijn mannen maakten dook er niemand uit de bosjes op. ‘Ongeschikt voor de handel’, noteerde Tasman en hij gooide de trossen weer los. Later zou zijn naam aan dit eiland verbonden worden.
Na een tweede periode van dolen door het oneindige waterlandschap dook er opnieuw een onbekend land op. Op dit eiland verschenen al snel mensen aan de kust. ‘De ontmoeting verliep erg stroef’, zo lees ik op Wikipedia en nadat bij vier Hollanders de nek was omgedraaid, besloot Tasman dat het niet de omstandigheden waren om de eilandbevolking wat mooie staaltjes textiel te laten zien. Omdat de wereld ‘in kaart moest worden gebracht’, gaf men wel een naam aan de eilanden: Nieuw-Zeeland.
Het zou nog meer dan honderd jaar duren vooraleer het de Brit Cook lukte om een handeltje op te zetten. Pas in de 19e eeuw gingen de Britten en Ieren wonen op wat toen en nu nog altijd Nieuw – Zeeland heet, twee grote eilanden, in de vorm van Italië. De Maori’s die zich enkele eeuwen voor Tasman op de eilanden gevestigd hadden, noemen hun land Aotearoa, ‘land van de lange witte wolk’. Het is het meest geïsoleerde land van de wereld, voor ons het andere uiteinde van de aarde, een plek waar je sommige mensen wel eens heen zou wensen.

1

HERBOUWD

Reizen

De Neumarkt met links de Frauenkirche

Wij zijn in Dresden, de plaats die ook wel Florence aan de Elbe wordt genoemd, vanwege de vele barokke paleizen die rond 1700 onder het bewind van de Saksische keurvorst August der Starke werden gebouwd. Ook de Frauenkirche, die met zijn enorme koepel het beeld van Dresden bepaalt, stamt uit het begin van de achttiende eeuw.
Het interieur van de kerk verrast mij. Het is alsof ik een concertzaal binnenloop. Links en rechts zijn drie lagen van galerijen met zitplaatsen. Dit beeld wordt doorbroken door het hoge barokke altaar, dat rijk versierd is met sculpturen, vergulde takken, engelen en zonnestralen. De bijna honderd meter hoge koepel is aan de binnenzijde weelderig beschilderd. De opdrachtgever van dit gebouw heeft indruk willen maken. Een kerk ter ere van Onze Lieve Vrouwe, met zoveel goud en marmer, dat moet welhaast een katholieke kerk zijn, denk ik dan, met het beeld van de sobere calvinistische kerken in Nederland in gedachte. Maar de Frauenkirche is als evangelisch-lutherse gebedshuis gebouwd en nog altijd als zodanig in gebruik. Naast de architectuur is de kerk toch vooral beroemd geworden door wat je niet ziet.

Iets links van het midden de resten van de Frauenkirche

Op 13 februari 1945 werd Dresden gebombardeerd. Vijftienhonderd Engelse en Amerikaanse vliegtuigen legden een bommentapijt over de stad. De brandbommen zorgden voor een verzengende vuurzee. In één nacht werd 70% van de stad compleet verwoest. Men schat dat er zo’n 25.000 mensen werden gedood. De Frauenkirche bleef staan, maar brandde van binnen compleet uit. Door de enorme hitte zakte het gebouw twee dagen later alsnog in elkaar. De DDR liet de puinhopen liggen als een gedenkteken. Na de val van de muur werd al snel besloten de kerk weer op te bouwen. Zo staat er sinds 2005 een kopie van het beroemde oude gebouw.

We drinken koffie op de Neumarkt, naast de Frauenkirche. De markt wordt omzoomd door barokke gevels in pastel kleuren. Je waant je in de tijd van de keurvorst. De DDR had de oude woningen vervangen door nieuwe. Maar na 1989 zijn de meeste huizen aan het plein weer in de klassieke stijl, volgens de oude tekeningen, herbouwd. Fast wie damals. Om de hoek voor het raadhuis staat het beeld van de Trümmerfrau, als herinnering aan al die vrouwen die tot lang na het einde van de oorlog het puin van de bombardementen hebben opgeruimd. De muren van die andere beroemde kerk, de Kreuzkirche, bleken bestand tegen de verwoesting, maar het rijke interieur ging verloren.
We bezoeken een barokke stad, maar worden overal geconfronteerd met de Tweede Wereldoorlog. Dresden is nog altijd niet hersteld van de wonden van bijna tachtig jaar geleden. Op veel plekken houdt men de herinnering in stand. Opdat dit nooit meer zal gebeuren.
Terwijl wij Dresden bezoeken, ondergaan niet veel verder naar het oosten steden in Oekraïne hetzelfde lot.

Rudolf Mauersberger schreef in 1945 Wie liegt die Stadt so wüst, een klaagzang op het verwoeste Dresden. Een lied dat door het beroemde Dresdner Kreuzchor in augustus 1945 op de puinhopen werd uitgevoerd. Hieronder vind je de uitvoering van het Laurens Collegium uit Rotterdam, een andere verwoeste stad.

0

LANGS DE ELBE

Reizen

Vanaf een uitzichtpunt in Hamburg Altona zien wij de rivier voor de eerste maal. Beneden ons ligt de brede, blauwgrijze baan. Hij vertakt zich verschillende malen, naar diverse kanten, alsof het water nog niet weet waar het heen wil. De Elbe houdt met al zijn armen de stad in de greep. De avondzon scheert over kades en kranen, opslagtanks, industriële complexen, chemische installaties en bruggen. De economische longen van de stad.

Het vakwerkhuis uit 1663 is opgetrokken uit brede, rode bakstenen. De balken in de gevels zijn witgeverfd, zij zijn wat kromgetrokken. Als ik hotel Zum Alten Schifferhaus in Lauenburg binnenstap heb ik de neiging om te bukken voor de lage, donkere balken. Aan de straatzijde valt spaarzaam licht door de kleine ramen. Er hangen foto’s van zeilschepen. In de gelagkamer aan de achterzijde zie je dichtbij de Elbe stromen. Een straffe wind beroert het water, de vlaggen op het terras staan strak. Hier ontvangt men al eeuwen gasten. Hier legden schepen aan, hier werd geladen en gelost, hier werd gehandeld. In het spoor van al die naamlozen bestellen we ons eten en doen wij in een kamer met een aflopende vloer het licht uit om te gaan slapen.

We fietsen over een smalle, lage dijk. Het is een koele zomermorgen, de zon schijnt uitbundig. We horen slechts het zacht knersende geluid van de banden op het steenslagpad. Links van ons liggen de boerderijen met hun brede voorgevels. Rechts van ons de groene uiterwaarden, waar hoog gras, riet en struiken woekeren tussen een enkele hoge eik, een scheefgezakte wilg, een omgevallen kale boom. Daarachter het spiegelgladde water van de rivier dat het blauw van de lucht weerkaatst. Heel het landschap ademt rust en stilte. Een plaatje voor een rouwkaart. Ik voel mij hemels, alleen de zitbotjes op het zadel en mijn gevoelloze vingers aan het stuur herinneren mij aan mijn aards bestaan.

DDR-Wachttoren werd uitkijktoren

In een bocht van het pad staat een gedenkteken. Onder een afbeelding van het ijzeren kruis, het onderscheidingsteken van de nazi-Wehrmacht, worden de namen vermeld van vijfentwintig Duitse soldaten die gestorven zijn bij de slag om een spoorbrug in april 1945. Verder stroomopwaarts klauterden Bill Robertson vanaf de westelijke oever en Alexander Silwaschko vanaf de andere zijde op 25 april 1945 over de restanten van de ingestorte Elbebrug bij Torgau en vielen elkaar in de armen.

Onder Lenzen heeft men een paar voormalige wachttorens van de DDR laten staan. Ook hier staat een gedenkteken voor de gevallenen. Voor de mensen die probeerden om zwemmend het Westen te bereiken en die door hun eigen staat werden neergeknald.
In 1989 werd binnen vier weken na het vallen van de muur de veerpont tussen Lenzen en Prevestorf weer in de vaart genomen. De waterversie van het ijzeren gordijn verdween, oost en west werden weer verbonden.
De rivier stroomde erlangs. De rivier stroomt altijd door.

Elbe Radweg, Hamburg – Dresden, 650 km, 13 – 23 juni 2022.

0

WANDERN

Reizen

Prüm, Eifel

Het was uitgestorven in de Eifel, toen G. en ik daar, al bijna twintig jaar geleden, een week lang van plaats naar plaats wandelden. De wind ruiste door de toppen van de sparren, beekjes kabbelden door bloemrijke dalen en hoog boven ons maakte een buizerd zijn katachtig geluid. In de dorpjes onderweg was het stil. Ruh im Kuhstall. Een enkele oudere werkte in zijn tuin. Cafés waren gesloten, winkelpanden stonden te huur aangeboden. In een Konditorei, waar wij de enige gasten waren, haastte de serveerster zich om enkele versleten kussentjes op de stoelen te leggen en een verkleurd kleedje over de tafel. Ook in de hotels of pensions zagen wij geen andere gasten. Eenmaal werd het restaurant speciaal voor ons geopend. Het zal niet verbazen dat wij op de uitgestrekte bospaden geen mens ontmoetten. Ook op een met Europees geld aangelegd fietspad, een zwart lint door de groene natuur, kwam niemand ons tegemoet. En dat terwijl Duitsland toch het land is waar het wandelen in de natuur zo’n beetje is uitgevonden.

Das Wandern ist des Müllers Lust, das Wandern, dichtte Wilhelm Müller begin negentiende eeuw, een tekst die door de compositie van Schubert wereldfaam kreeg. De toenemende industrialisatie in die eeuw zorgde voor een grote belangstelling voor de natuur. Wandelpaden werden beschreven en de eerste toeristische verenigingen werden opgericht. Duitsland was een pionier op dit gebied. Het land kan zich nu beroepen op een uitgestrekt net van goed beschreven wandelpaden, voor de langere en de kortere afstanden, voor elk type wandelaar. Er is om alles gedacht. Genoeg Wanderparkplätze. Op elke kruising zie je de bordjes en gekleurde tekens die je probleemloos door het land leiden. Talrijke bankjes bieden de vermoeide wandelaar rust en om de zoveel kilometer is er een Anfahrpunkt für Rettungsfahrzeuge. De vele afvalbakken moeten ervoor zorgen dat het land sauber blijft.

Kort geleden waren we weer in de Eifel, ditmaal met onze kleindochters van elf en negen. Het is er nog altijd stil en je kunt er mooi wandelen. Maar de meisjes hebben vorig jaar Alpentoppen beklommen, dus een langgerekt bospad kon hen niet echt meer bekoren. Mij ook niet trouwens. Het mooiste aan een bos vind ik de plek waar je het bos weer verlaat. Niettemin liepen zij opgewekt mee tijdens enkele rondwandelingen. Onderwijl werden wij onderwezen in de leukste digitale filmpjes (over een krokodil die het very disrespectful vindt als je hem vraagt of hij zijn handen wil laten zien). Daarna vertelden zij over de toestand van de eenden in het voorjaar. En leerden wij welke hondjes zij het meest schattig vinden. Al haalden al die beesten het niet bij het innemende roodbruine eekhoorntje dat live om de hoek van de vakantiewoning kwam kijken en hoge kreten van ontroering ontlokte. Dichter bij de natuur konden we niet komen.