Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Muziek

0

O GRADITA MIA FERITA (O AANGENAME WOND)

Muziek
Claudio Monteverdi is een Italiaanse componist, die leefde van 1587 – 1643. Hij werd onder meer bekend door zijn madrigalen. In deze wereldlijke liederen, geeft hij uitdrukking aan individuele emoties, zoals verliefdheid en verdriet. Voor die tijd had nog niemand dat zo gedaan.
In juli ben ik voor een zangweek in Tsjechië. De leiding heeft bedacht, dat ik een duet ga zingen met een sopraan, begeleid door enkele instrumentalisten. De keuze is gevallen op Septimusvan John Blow en Chiomo d’oro van Monteverdi. Dit laatste lied is weliswaar geschreven voor twee sopranen, maar ook voor een bariton zou de lagere partij haalbaar zijn.
Chiomo d’oro gaat over een geliefde, die er zó mooi uitziet, dat het zelfs pijn doet.
Een van de begeleiders in de zangweek is een Italiaan, die niet alleen een uitstekend clavecimbelspeler is, maar ook een kenner bij uitstek van het werk van Monteverdi. Hij is dus de aangewezen man om ons te coachen.
Terwijl ons ensemble aan het studeren is, komt hij voorzichtig de oefenruimte binnen. Hij wil eerst graag een toelichting geven op het werk van Monteverdi. Voor een goede uitvoering moet je het stuk immers doorleefd hebben.
In de teksten en de muziek van de madrigalen, zo begint hij, is een diepere laag aanwezig. De liederen werden in de 17e eeuw vaak gezongen in een kleine kring van ontwikkelde mensen. Er werden bedekte termen gebruikt om de fysieke aantrekkelijkheid en de erotiek te omschrijven.
De Italiaan begint nu langzamer te spreken. Hij zoekt naar de juiste woorden.
In Chiomo d’oro wordt niet alleen de schoonheid van een man bezongen, maar ook – zijn ogen draaien nu weg –  …eh, hoe moet je dat zeggen… hoe heerlijk het is om seks te hebben met deze man. Dit wordt via metaforen duidelijk gemaakt. Waar gezongen wordt over het gebonden of losse haar van de man wordt the penis bedoeld. De roos die zijn lichaam bedekt is het vrouwelijk schaamdeel en de pijn, de aangename wond waarmee het lied eindigt, verwijst naar het orgasme.
De Monteverdi-kenner lacht er verlegen bij. Met nadruk vraagt hij om deze uitleg niet te zien als zijn persoonlijke interpretatie. Al is hij Italiaan, hij heeft geen dirty mind. Alle musicologen zijn het over deze interpretatie eens.
Ik ben verrast. Dat ik over de aantrekkelijkheid van een man sta te zingen, daar valt mee te leven. Maar wat te denken van de uitleg van de Italiaan? Zijn toelichting heeft toch ergens iets weg van Thijs van den Brink die voor de EO vertelt hoe we Hele Grote Bloemkolen van André van Duin moeten opvatten.
Ik kijk de kring eens rond. De Poolse claveciniste, een zeer getalenteerde jonge vrouw, tuurt ingespannen naar haar partituur, alsof haar bril niet sterk genoeg is. De corpulente Tsjechische cellist zit te hijgen, waarschijnlijk omdat hij tien minuten daarvoor een trap is opgeklommen. Eén van de twee blokfluitistes blaast opzichtig door de kop van haar instrument, met de kennelijke bedoeling om het vocht te verwijderen. Hetgeen in deze context toch als een erotisch moment kan worden opgevat. Maar misschien is zij in gedachten wel bij Blow.
De sopraan naast mij is een keurige, net gepensioneerde vrouw. Hoe ik ook zoek, ik  kan bij haar geen bijzondere gaven ontdekken in de expressie van erotisch getinte liederen. Ik krijg het vage gevoel, dat ik bij de uitvoering niet teveel op haar moet leunen.
Nadat de Italiaan nogmaals en met handgebaren gesmeekt heeft om hem deze duiding niet persoonlijk aan te rekenen, verlaat hij de oefenruimte. Het is even stil.
‘Shall we start again’?, vraag ik aarzelend.
‘Bar 37, second beat’?
Vervolgens mis ik mijn eigen inzet.
Later die week, bij de uitvoering voor eigen publiek, beperken we ons tot het lied van John Blow. Chiomo d’oro laten we vallen. Officieel omdat we het nog te weinig geoefend hebben. Je zou ook kunnen zeggen: omdat we het te weinig doorleefd hebben.
3

RETIRE, RETIRE

Muziek
King Arthur is een semi-opera van de Britse componist Henry Purcell (1659-1695).
Het is een warrig verhaal over oorlogen, het liefdesleven van herders en een cold genius die door Cupido tot leven gewekt wordt. De moraal is: lang leve Britannia, het mooiste land op deze aarde.
In het Tsjechische Bechyne studeer ik samen met vijftien andere zangers en een klein orkest de opera in. Na een week voeren we het stuk twee dagen achter elkaar op in de koningszaal van het 15e eeuwse kasteel aldaar. De koorzangers nemen ook de solopartijen voor hun rekening.
De deelnemers zijn doorgewinterde musici uit alle delen van de wereld. Ze zingen al jaren op hoog niveau of spelen in de betere amateurorkesten. Sommigen hebben musicologie gestudeerd of het conservatorium afgerond. Het gaat tijdens het instuderen dan ook om de details. Om de dynamiek binnen een woord of een lettergreep of om de uitspraak van de -r- in het 17e eeuwse Engels. De docenten hebben tevoren dé Purcell-deskundige in Nederland geraadpleegd over de muziek en de teksten. Dat kan niet verhinderen, dat diverse deelnemers hun eigen mening over de interpretatie naar voren brengen.
Ik ben een geoefend amateur-zanger, maar reken mijzelf niet tot deze categorie van ingewijden en bijna-professionals. Niettemin heb ik uit vrije wil en met mijn volle verstand voor dit project gekozen. De leiding had mij een rol toebedeeld in twee korte trio’s. In een vlaag van ongepaste ambitie had ik toen gevraagd of ik ook een solo-aria voor mijn rekening mocht nemen. Hetgeen boven mijn verwachting direct gehonoreerd was. Gedurende deze achtdaagse komt echter aanhoudend de vraag in mij boven of ik, om in muzikale termen te blijven, niet te hoog heb ingezet.
Ik zing de aria Ye blustering brethren of the skies. De god Aeolus kalmeert in dit lied de tierende winden (retire, retire), zodat Britannia, de koningin van de eilanden, uit de zee kan oprijzen. De aria begint met een groot aantal zestiende nootjes in de violen, een druk en onrustig allegro, dat geleidelijk, als de winden bezworen zijn, overgaat in een andante: serene and calm, and void of fear, the queen of islands must appear. Luister maar hoe bas Petteri Salomaa dit zingt:
http://youtu.be/6fhs6C_UJy4?t=1h1m56s(aria loopt door tot 1:05:15).
Na de eerste repetitie zegt de conductor dat hij mijn klank mooi vindt, maar  dat ik het tempo eruit haal door regelmatig net na de tel in te zetten. Gaandeweg de week krijg ik steeds meer complimenten, maar het stuk moet wel steeds opnieuw geoefend worden. Mijn collega zangers loven mij in die mate, dat het voelt alsof ik zonder dat de eindstreep niet zal halen.
Een aparte uitdaging is mijn eerste inzet. Je kan nog zo mooi zingen, maar als je een tel eerder of later inzet, gaat de aria de mist in. Het orkest gaat door, het is geen piano die een paar tellen kan inhouden. De aria begint in de tweede tel van de 12e maat. Het orkest komt in die maat op een c-groot akkoord uit en dat zou mijn houvast moeten zijn. Door al dat gefiedel haal ik die c er echter niet uit, dus ik ben er toe veroordeeld om vanaf het begin 12 maten straf mee te tellen.
Bij de uitvoering sta ik aan het begin achter in de zaal, als een polsstokspringer voor zijn aanloop. Ik moet door het middenpad opkomen. Op de afgesproken tel ben ik vooraan en begin ik met het temmen van de winden. Het voelt alsof ik het orkest aan het kalmeren ben.
 
Dan zie ik op de eerste rij een jonge vrouw met een wereldwijd decolleté. Dat helpt niet als je de boel tot bedaren moet brengen. Ik richt mijn ogen op de duistere achterzijde van de zaal.
Als iemand zegt dat je niet aan een roze olifant moet denken, komt dat beest je vanzelf voor ogen. Zo komt ook in dit geval het beeld van de boezem onherroepelijk terug.
Ik concentreer me op het tellen. Ondertussen ben ik, begeleid door de  blokfluiten, aangekomen in het andante: serene and calm. Ik begin er van te genieten. De laatste maat houd ik wat langer aan. Daarna zet onze voorklapper het applaus in.
0

VOL OP HET ORGEL

Herinnering, Muziek
Dit is uw orgel Heer, dit is uw kerk
‘k Loop zo maar binnen Heer, net van mijn werk

Zo begint het lied Mijn gebed over een liefhebber van orgelmuziek. Het werd gezongen door een Nederlandse zanger, die om onduidelijke redenen de artiestennaam D.C. Lewis had bedacht. In 1970 had hij een nummer-1-hit met dit lied. Daarna hebben we nooit meer iets van D.C. Lewis gehoord, maar elk jaar kom je Mijn gebed weer tegen in de top 2000.
In het 2e couplet komen een paar zinnen voor die al jaren ergens door mijn brein zweven en zo af en toe onaangekondigd naar boven komen:
Ik ben niet hervormd of zo, niet katholiek
Ik kom hier alleen maar Heer voor de muziek
Na deze strofe ging de organist van dienst, Feike Asma, vol op het orgel. Dat was het wijd en zijd bekende Garrelsorgel van de Groote Kerk in Maassluis.
Waarom ik deze regels onthouden heb is voor mij een raadsel. Ik hou van allerlei soorten muziek en veel instrumenten zijn mij lief. Maar als ik iemand op een orgel hoor soleren dan haak ik subiet af.
Ik heb een hekel aan al die in elkaar overvloeiende noten, die dreunende tonen en vooral die zware galm. Ik vind het gekunsteld klinken als er een nieuw register wordt opengetrokken, alsof je een mechanische truc op een speelgoedinstrument uithaalt.
Orgelliefhebbers argumenteren dat een orgel eigenlijk een groot orkest is. Groot is het zeker, daarover hoeven we geen discussie te voeren. Het orgel  is de olifant onder de muziekinstrumenten. Zo dendert de muziek regelmatig door de kerkelijke porceleinkast. Niettemin gaat mijn grote bewondering uit naar meneer Garrels en zijn voorgangers die het instrument hebben ontwikkeld. Minstens evenveel bewondering heb ik voor de mensen die zo’n instrument met twee handen en twee voeten weten te bespelen.
Zoals de klank van een piano of een cello niet in zichzelf een positieve of negatieve waarde heeft, zo zijn de tonen van het orgel ook niet lelijk van zichzelf. Mijn afkeer moet daarom terug te voeren zijn op de omstandigheden waarin ik het orgelspel leerde kennen: het langdurig knielen op houten kerkbanken, een schijnheilige preek en opgelegde dogma’s.

Eenmaal heb ik mijn tranen laten lopen bij het horen van orgelmuziek.
Het was in 1976, ik was 24 jaar en met een groep op bezoek in de Sovjet-Unie. De reis, georganiseerd door de Vereniging Nederland-USSR, ging naar Moskou, Leningrad en Riga. Op het programma stonden bezoeken aan onderwijsinstellingen, jeugdverenigingen en bedrijven. Daarnaast waren er in elke plaats culturele uitjes. In Riga bezochten we ’s avonds een orgelconcert in een protestante kerk. We zaten op harde, rieten stoelen met een ingezakte zitting. Het rook er naar boenwas. Voor mij zat een vrouw met een grote, grijze knot, die mij elk zicht ontnam. Dat was echter geen enkel bezwaar, want het orgel en de organist bevonden zich achter ons. Het voltallige publiek zat met zijn rug naar de musicus gekeerd. Naast de vrouw met de knot zat een magere man in een eenvoudige, grijze regenjas. Bij zijn bakkebaarden sprongen enkele grijze krulharen onder de rand van zijn pet uit.
In afwachting van het begin van het concert vroeg ik me af of met deze man nu de Nieuwe Mens werd bedoeld, waarover tijdens onze bezoeken veelvuldig was gesproken.
Toen het orgel onaangekondigd inzette, stopte het geroezemoes in de kerk terstond. Zachte, ijle mineurtonen vulden de ruimte. Het was alsof de smart van het leven de kerk binnenkwam, maar ook de troost van de muziek. Ik werd overvallen door mijn eigen tranen. De man met de pet voor me hield zijn ogen gesloten. Zou een Nieuwe Mens mogen huilen?
Toen het adagio overging in het allegro besefte ik dat mijn tranen niets te maken hadden met de kerk, met Händel of het orgel, maar alles met mijn eigen gemoedstoestand. Ik was in die dagen op zoek naar een nieuwe maatschappij en ik was me er in het Oostblok van bewust dat dat ideaal verder weg was dan ooit. Bovendien ik was verliefd op het verkeerde meisje in de groep. Dan weet je het wel. Dan zijn een paar mineurtonen voldoende, al is het van een orgel.

1

WIE LIEGT DIE STADT SO WÜST

Muziek

We hebben de feestmaand december achter de  rug en het gewone leven is weer begonnen. ‘Het is niet anders’, zei een collega tegen mij. Ze voegde eraan toe: ‘dan gaan we toch lekker dromen over de volgende vakantie’. Blijkbaar is dit iets wat veel mensen in de maand januari doen. Reclameblokken en –pagina’s worden deze weken gevuld met zonovergoten, alle wensen vervullende vakanties in Zuid-Europa of andere zonnige oorden.
Graag nodig ik eenieder daarom uit om eens een bezoek te brengen aan Dresden.
Pardon, Dresden? Is dat niet die grauwe industriestad in voormalig Oost-Duitsland? Zijn daar ook palmenstranden?
Dresden, de hoofdstad van de Duitse deelstaat Saksen, is een stad vol indrukwekkende geschiedenis.
In de 18e eeuw was de stad een centrum voor kunst en cultuur. Dresden werd het Florence aan de Elbe genoemd. De vele fraaie kerken en barokke paleizen herinneren nu nog aan die tijd. De componist Heinrich Schütz heeft er zijn leven lang gewerkt. Jan Dismas Zelenka componeerde hier zijn  missen.

Dresden is ook bekend door het bombardement. In de nacht van 13 op 14 februari 1945 legden geallieerde vliegtuigen een bommentapijt over de stad. Er ontstond een verwoestende vlammenzee. Geen steen stond meer op de andere. 75.000 Huizen en gebouwen werden verwoest. Ruim 25.000 mensen kwamen in die ene nacht om het leven.
Vorig jaar zagen wij in de schouwburg het toneelstuk Het stenen bruidsbed , naar de roman van Harry Mulisch. Van die voorstelling is mij vooral het ontzagwekkende decor bijgebleven. Het speelvlak was opgebouwd uit vlonders bovenop een angstaanjagende hoop doodskoppen en gebeenten.
In de twintigste eeuw was Rudolf Mauersberger (1880 – 1971) lange tijd organist in de Kreuzkirche en dirigent van het befaamde Kreuzchor Dresden. Mauersberger heeft met zijn koor veel platen opgenomen, onder andere de werken van Heinrich Schütz. Hij componeerde ook zelf, met name geestelijke werken.
Vlak na het bombardement van Dresden, waarbij van de Kreuzkirche niets meer overbleef, schreef hij het lied Wie liegt die Stadt so wüst. Hij gebruikte daarbij een bijbelse tekst uit de klaagliederen van Jeremia over een verwoeste stad.
Het vierstemmige lied werd voor de eerste maal uitgevoerd door het Kreuzchor in augustus 1945 tussen de ruines van de voormalige kerk. De tekst is een afwisseling van smartelijke klacht en intens verlangen. Verdriet, onbegrip, melancholie, boosheid en verlatenheid monden uit in de vraag warum, warum?  en worden afgesloten met Ach Herr, Siehe an mein Elend.
Ik heb dit lied onlangs ingestudeerd. Het gebeurt mij maar een hoogst enkele keer, dat een koorstuk mij zo aangrijpt dat ik een brok in mijn keel krijg en even niet meer verder kan zingen. Dat was bij dit lied het geval.
Wie liegt die Stadt so wüst is een van de stukken op het programma van het concert dat ik met mijn bejaardenkoor D’allure, genoemd naar de dalurenkaart, in het weekend van 8 en 9 februari ga uitvoeren.
 

Ingezonden mededeling
 
KAMERKOOR D’ALLURE o.l.v. FOKKO OLDENHUIS
 
MITTEN WIR IM LEBEN SIND
 
Muziek van Brahms, Mendelssohn, Distler, Mauersberger, Schütz
 
Utrecht, zaterdag 8 februari 2014, 20.15 uur, Lutherse kerk, Hamburgerstraat.
Amsterdam, zondag 9 februari 2014, 15.30 uur, Oosterkerk, Kleine Wittenburgerstraat.
 
Toegang: € 15,00 – 12,50.

 

 
0

INTERMEDIUM FÜNF

Muziek
Polen gaat een volkstelling houden. Conservatief als de regering is, moet elke Pool zich in zijn geboortedorp laten registreren. Dus gaan Agnieszka en Miroslaw uit Arnhem op weg in hun twintig jaar oude VW Golf. Het is vroeg in de nacht als zij voorbij Wroclaw in een verlaten streek panne krijgen. Wegenhulp en onderdak zijn ver te zoeken. Agnieszka is hoogzwanger en voelt de eerste weeën opkomen. Zij lopen naar een afgelegen donker huis. Het blijkt een stal blijkt te zijn. Toegesnoven door een ezel en een os wordt hier hun kind geboren.
Dit zou een moderne variant kunnen zijn van het oude kerstverhaal (de kwestie van de onbevlekte ontvangenis laat ik hier dan maar buiten beschouwing; die suggereert dat er iets mis is met alle vrouwen die bevlekt ontvangen zijn). De schrijver van de oude tekst zal geen ogenblik vermoed hebben, dat zijn verhaal eeuwen later tot het grootste jaarlijkse feest in de christelijke wereld zou leiden.
Heinrich Schütz (1585 – 1672) was een Duitse componist. Lang voordat Bach met het Weihnachtsoratorium een wereldhit schreef, zette Schütz het kerstverhaal op muziek.
Ik kende Schütz eigenlijk nauwelijks en van zijn Weihnachtshistorie had ik al helemaal niet gehoord, toen ik afgelopen zomer deelnam aan een zangweek in Tsjechië en daar met drie andere bassen de uitvoering van het Intermedium 5 uit Schütz’ werk toebedeeld kreeg. In dit deel roepen de hogepriesters en schriftgeleerden op om naar Bethlehem te komen. Daarmee gaan, zoals te doen gebruikelijk, de woorden van de profeet in vervulling.
Het heeft iets merkwaardigs om midden in de zomer een stuk van het kerstverhaal op te voeren. Maar muziekstukken voor vier bassen zijn dungezaaid. Bovendien houdt mooie muziek zich niet aan een jaargetijde. Dus voerden wij met verve en toewijding in de kloosterkerk in het Tsjechische Bechyne Intermedium 5 uit: Zu Bethlehem im jüdischen Lande, denn also steht geschrieben durch den Propheten.
Het zal daarom niet verbazen, dat in alle oproepen voor kerstconcerten dit jaar de uitvoering van de Weihnachtshistorie van Schütz door de nederlandse Bachvereniging mij in het bijzonder opviel. Het programma Muziekwijzer op Radio 4 verlootte enkele kaartjes voor het concert in Naarden onder degenen, die het juiste antwoord wisten op de vraag hoeveel klokken er in de grote kerk in Naarden hangen. Omdat iedereen natuurlijk weet, dat er vijf klokken hangen, was ik aangenaam verrast toen ik het bericht ontving dat ik tot de uitverkorenen behoorde.
En zo geschiedde het dat G en ik de afgelopen week in onze oude VW Golf naar de vestingstad Naarden trokken, waar er voor ons twee plekjes gereserveerd waren onder de preekstoel, in een soortement houten omheining als voor bijeengedreven schapen. Met het hoofd in de nek bewonderden we de 15e eeuwse schilderingen op het tongewelf (http://www.grotekerknaarden.nl/new/grotekerkNaarden.html) en met verbazing keken we naar het gooise publiek. Oudere heren, keurig in het pak, het sjieke sjaaltje losjes om de nek, wandelden met de borst vooruit om zich heen kijkend de kerk binnen, tezamen met hun blinkende eega’s, die zojuist onder de kappersföhn vandaan waren gekropen.
De complete Weihnachtshistorie bleek overigens geen stuk om over naar huis te schrijven. Minstens de helft van de tijd was de Evangelist aan het woord. Dat lijkt op het rondspelen van de voetbal achterin voordat een mooie aanval wordt opgezet. Anders dan in mijn eigen ervaring, kwam het Intermedium 5 voor de bassen hier naar voren als een donkere, onderaardse harmonie waarin de vier stemmen moeizaam te onderscheiden waren.
Voor het overige klonken de oude instrumenten en de jonge stemmen van de Nederlandse Bachvereniging prachtig. En toen wij onder een heldere maan weer naar de auto liepen waren wij geheel voorbereid op het grote jaarlijkse feest.
 
0

IT’S NOW OR NEVER

Herinnering, Muziek
Sommige dingen moet je eenmaal in je leven doen, ook al voel je er aanvankelijk niet zoveel voor. Campari drinken bijvoorbeeld. Dat kon ik op mijn 21e afvinken. Mijn snor laten staan deed ik een paar jaar later, in jeugdige onbevangenheid. Maar het zou nog tot mijn veertigste duren voor ik mij aan karaoke waagde. Met onverwachte gevolgen.
We kampeerden met onze nog jonge kinderen op een kasteelcamping in Bretagne. De kinderen wilden graag naar een karaoke-avond. ‘Ik ga wel met jullie mee’, zei ik, ‘maar ik ga niet zingen’ voegde ik er resoluut aan toe.
Het evenement vond plaats in een grote, rechthoekige zaal van het landhuis, dat bij de camping hoorde. Aan alle vier de zijden stonden tafels en stoelen opgesteld. In de lege ruimte in het midden waren een televisiescherm, een recorder en een microfoon geplaatst. De avond werd ons aangeboden door pastisbrouwer Ricard. Een goed gebruinde jongeman met de naam van de firma op zijn shirt verwelkomde ons met een brede glimlach. Hij deelde een lijst uit met liedjes die gezongen konden worden. Deze zag er uit als de menukaart van een jukebox met nummers als A 151 en B 212. De zaal was goed gevuld met campinggasten, vooral jongeren en moeders met kinderen. Blijkbaar was dit geen festijn voor vaders.
De animo om te zingen bleek aanvankelijk niet zo groot, zodat de Ricard-man zelf de eerste nummers voor zijn rekening nam. Het ijs werd gebroken door een jonge vrouw, die na Tous les garçons et les filles de mon age van Françoise Hardy luid werd toegejuicht. Daarna volgden meer gasten. Ze zongen staccato en soms te snel de regels die op het scherm verschenen. Na afloop kreeg iedere zanger een miniflesje Ricard, een aansteker of een pet van Ricard mee.
‘Als jij iets zou zingen, welk lied zou jij dan uitkiezen?’, vroeg zoon E. Ik liet mijn blik langs de nummers glijden. ‘All my loving’, denk ik. Het begon te kriebelen bij mij. Dat zingen moest toch niet zo moeilijk zijn.
‘Je gaat toch niet echt meedoen?’, vroeg A, de andere zoon. Het was mij niet duidelijk of dit hem met zorg of bewondering vervulde.
Toen het een paar ogenblikken duurde voordat de volgende zanger zich aandiende, stond ik op en stapte met bonzend hart de lege ruimte in. De microfoon die de Ricard-man mij gaf voelde zwaar aan. Hij startte het apparaat. All my loving begint zonder intro, dus voor Close your eyes and I’ll kiss you  was ik te laat. Daarna kwam ik er snel in.
‘Olluh mai lovingk, c’est formidable’, kraaide de presentator na afloop in de microfoon, terwijl hij me een aansteker en een flesje meegaf.
In de pauze kwam er een kleine vrouw op mij af. Verlegen vroeg ze of ik samen met haar iets wilde zingen. ‘Bien sur’, antwoordde ik, ‘quel numéro’. Ze wees op Da doo ron ron. ‘Okay, à bientôt’.
‘Je gaat toch niet met haar zingen’, vroeg A ontsteld. ‘Die vrouw kan helemaal niet zingen, dat zie je zo’.
Even later stond ik met de française in het midden. Ze tuurde geconcentreerd naar het scherm, bang om een fout te maken. Ik vond het al zo vanzelfsprekend gaan, dat ik rustig om mij heen keek.
Niet lang daarna stond er opnieuw een vrouw voor me.
‘Voulez-vous chanter avec moi?’, was haar vraag. Het ontbrak er nog aan dat ze ce soir aan haar vraag toevoegde. Ze zag er prachtig uit. Ze had wat weg van zangeres Vicky Leandros (Ich hab’die Liebe gesehen beim ersten Blick in deinen Augen). Ooit hadden mijn huisgenoten op de studentenflat tegen mij gezegd, dat ik met die woorden naar Vicky Leandros keek.
Ik liet genereus de keuze van het lied aan de franse vrouw over. Het werd It’s now or never.
‘Eh voilà, un autre couple, un autre duo’, kondigde circusdirecteur Ricard aan.
It’s now or never, come hold me tight. Kiss me my darling, be mine tonight. We klonken prachtig samen door de zaal. Ik keek de française niet veel aan. Ik wilde voorkomen, dat ze de woorden letterlijk zou opvatten. Of kwam die gedachte alleen in mijn hoofd op? Ik twijfelde of ik na afloop haar zou zoenen. Ze glimlachte toen we elkaar een hand gaven.
Ik keerde met flesjes en aanstekers terug bij ons tafeltje. Daarna moest ik een volgende vrouw teleurstellen. De Ricard-man vond het welletjes. In de drukte bij het verlaten van de zaal zocht ik Vicky Leandros. Ik zag haar nergens meer. 
Teruglopend naar de tent waren mijn zoontjes het niet eens over de verdeling van de flesjes en de aanstekers. Eén flesje was bovendien al aangebroken – rara, wie had dat gedaan?
Ik stond weer met beide benen op de grond.
 
 
 
 
 
0

LULLY IN BECHYNE

Muziek, Reizen
De jachtkamer van het kasteel dient als kleedkamer.
De muren hangen vol met parafernalia van de jacht: geweren, hertenkoppen, afbeeldingen, maar vooral geweien, kleine en grote, van verschillende soorten herten. Banken en tapijten tonen taferelen van meedogenloze honden die achter schichtige rendieren aanjagen. Er staat een salontafel met 8 stoelen. Poten, rug- en armleuningen zijn gemaakt van geweien. Door het enige raam valt zacht avondlicht de kamer in.
Enkele meisjes van de groep poolse dansers rijgen bij elkaar de barokjurken aan de achterzijde dicht. Anderen worden in het laatste licht bij het raam gepoederd. Weer anderen trekken turkse pofbroeken aan en draaien doeken om hun hoofd tot tulbanden.

Tussen de stoelen met geweien hijsen de zangers zich in hun barokke kleding, aards van kleur. We gebruiken de geweien om onze kleren aan te hangen. Een jonge tsjechische sopraan wikkelt om haar hoofd een sluier, die slechts de ogen vrijlaat. Naast mij stapt een oudere sopraan in een hoepelrok. Ik draag een wit shirt met pofmouwen, na lang zoeken gekocht via een duitse website. Over een zwarte broek trek ik een paar donkerblauwe voetbalkousen tot aan de knieën op, waardoor er de schijn van een pofbroek ontstaat. Om mijn middel wordt een okergele band met veiligheidsspelden vastgezet.
We zijn met een groep zangers, musici en dansers bij elkaar in het zuid-boheemse Bechyne, een barok dorpje met gekleurde huizen aan een marktplein, een oud klooster en een 16e eeuws kasteel. In de kloosterkerk gaven we een uitvoering van stukken die Händel en Rameau voor de Vrede van Utrecht componeerden. Deze avond staan delen uit de Bourgeois Gentilhomme van Lully op het programma, onder andere de Turkse Scene. De rol van de Moefti is verdeeld over vijf bassen.

Mijn eenmaal weerkerende tekst luidt:
Ti non star furba? Non star furfanta? Non star furfanta?
Donar turbanta, donar turbanta, donar turbanta, donar turbanta.
Het koor zingt tussen de eerste vragen door, tegen de maat in:
no, no, no.
Tijdens de repetities heb ik gehoord, dat ik op een Fanta-verkoper lijk en dat ik de klinkers veel langer moet aanhouden. ‘Open your throat’! Om een mooie -a- te krijgen dien ik mijn konen omhoog te trekken. Daarnaast moet ik dreigend en dominant zingen en met een doek zwaaien die de arme meneer Giourdina als tulband (turbanta) om zijn hoofd zal krijgen.
Voor mij zit de uitdaging vooral in het beginnen op de goede tel en op de goede toon. Als het koor het all’ ak-bar heeft afgerond, moet ik direct naar voren stappen en mijn solo beginnen. Anders gaat de vaart eruit en dat kan niet met dit soort muziek. ‘Keep it going’, de dirigent maakt er met zijn arm een karatebeweging bij.
In de jachtkamer oefenen enkele dansers hun pasjes en gebaren. Zangers pakken hun spiekbriefjes en lezen hun teksten nog eens door. Er was eigenlijk te weinig tijd om de teksten en gebaren in te studeren. We drentelen in nerveuze afwachting tussen de geweien en geweren. Een enkeling concentreert zich met de ogen gesloten. Een ander voert een vluchtig gesprekje.
Dan komt het sein. De zaal is vol, het orkest is aan het stemmen. We stellen ons op in een rij. Als het orkest de eerste maten inzet van Le marche pour la cérémonie des Turcs lopen wij op de maat de zaal met 17e eeuwse muurschilderingen binnen. Van achteruit stappen we door het middenpad naar voren, de gekruiste armen ferm vooruit gestoken, de hoofden bars omhoog. De voorstelling kan beginnen.

0

MOOIE MUZIEK

Muziek
Radiozenders laten hun luisteraars regelmatig vertellen, wat zij de mooiste muziek vinden. Daar wordt dan een top 400 of een top 2000 van samengesteld. Een handige vorm van marktonderzoek. Je bindt luisteraars aan je programma en je weet wat je de rest van het jaar moet draaien om je luisteraars te behouden.
Programmamakers zijn overigens niet alleen geïnteresseerd in wèlke muziek men het mooiste vindt. Ze willen ook weten, waaròm. Het blijkt nog een hele klus om dat goed uit te leggen. Als het over populaire liedjes gaat, dan hoor je antwoorden als:
‘het is een lekker opgewekt nummer, ik word er altijd zo vrolijk van’
‘ik vind het gewoon een goed nummer, het gaat door merg en been’.
Andere liefhebbers verklaren hun waardering voor de muziek vanuit hun eigen ervaringen.
‘Ik zat op de Brouwersdam in Zeeland naar de ondergaande zon te kijken, mijn relatie was net vier weken daarvoor uitgegaan, en toen hoorde ik dit nummer voor het eerst’.
Op welke wijze mensen hun waardering ook uitleggen, het lijkt er altijd om te gaan dat de muziek bij hen een bepaalde emotie heeft geraakt.
 

In de klassieke muziek is dit al niet anders. Je komt in deze muzieksoort wel meer gestudeerde explicateurs tegen. Mensen die veel meer woorden gebruiken om uit te leggen, waarom een bepaalde uitvoering mooi is. Zoals bijvoorbeeld op zondagmiddag op Radio 4 in het programma Discotabel.

Hierin bespreekt een steeds wisselend panel van muziekjournalisten, musici en muziekwetenschappers nieuwe en oude muziekopnamen, onder leiding van presentator Hans Hafmans, de Jack van Gelder van de klassieke muziek.
Dat de ene uitvoering mooier is dan de andere, wordt door de panelleden onderbouwd met verwijzingen naar de dynamiek, het tempo of de ‘frasering’. Soms zijn het speciale details, zoals ‘een mooie houtblazersectie’, een goed gebalanceerde opname of een mooie concertzaal (‘lijkt me de Wigmore Hall in Londen’). Het meest doorslaggevende argument, het argument dat het steeds weer wint van alle andere argumenten is, dat ‘musici hier hun eigen verhaal vertellen’. Welk verhaal er wordt verteld, is mij vaak niet duidelijk.
De panelleden weten niet alleen veel van muziek, maar ook van de geschiedenis, van de tijdgeest en niet in de laatste plaats van de persoonlijkheid van de componist. Dat zijn kennelijk onmisbare elementen om te kunnen duiden of de uitvoering van de muziek ‘mooi’ is. Zo liet dirigent Jan-Willem de Vriend onlangs in Pauw en Witteman weten, dat de snelle strijkersnootjes aan het begin van de 9e symfonie van Beethoven verwijzen naar een 19e eeuwse voorloper van een asfalteermachine die toenterijd het geluid op straat in Wenen beheerste.

Afgelopen jaar was ik tijdens het festival Oude Muziek in Utrecht bij een uitvoering van Zelenka’s Missa Omnium Sanctorum. Ik was diep onder de indruk van de pracht van dit werk. Via YouTube leerde ik daarna nog veel meer missen en andere vocale werken van Jan Dismas Zelenka kennen. Alleen al de naam van de componist vind ik intrigerend. Zelenka was een tijdgenoot van Bach. Hij werkte in Dresden, Bach in Leipzig. Zelenka was katholiek, Bach protestant.
Waarom vind ik de muziek van Zelenka zo mooi? Hierbij geef ik mijzelf het podium om in enkele regels uit te leggen, wat er zo mooi aan is.
“Het zijn fraaie harmonieën, een afwisseling van koorzang en solozang. Allerlei emoties komen langs, smart, opgewektheid, toewijding. Bovenal sprekt het tempo mij aan. Zelenka is Bach op 45 toeren. Er zit een energie in, een drive, en een opgewektheid zelfs als de toonsoort in mineur staat”.
Moet ik verder zoeken welk verhaal hier wordt verteld? Duiken in de persoon van Zelenka?
Ik stop met verklaren en uitleggen.
Ik vind Zelenka gewoon mooi. Ik word er vrolijk van. Nooit gedacht dat ik  van een katholieke mis nog eens vrolijk zou worden.
Et  unam sanctam catholicam et apostolicam ecclesiam! Tafels en stoelen aan de kant!
Luister zelf maar.

 

1

FIGURANT

Dagelijks, Muziek

Van Muziekcentrum Vredenburg ontvingen we een bijzondere mail. Of we ons op wilden geven als figurant voor de opvoering van de musical de Jantjes op 2 februari in de Rode Doos.
Ik heb weinig met musicals. Ik heb Chicago gezien, toen we in 2001 in New York waren en enkele jaren geleden Les Misèrables in Rotterdam. In muzikaal opzicht is er van deze voorstellingen niets blijven hangen. Ik kan niet zeggen, dat ik me verveeld heb, maar de uitdrukking veel geschreeuw, weinig wol  dringt zich nadrukkelijk op.
Het muziekcentrum zoekt 1 mannelijke en 1 vrouwelijke figurant. Zij zullen worden ingezet als bezoeker in het café of als voorbijganger op de Oostelijke Handelskade, waar het schip met de Jantjes naar de Oost zal vertrekken. Het bericht vervolgt:  ‘De figuranten zullen geen tekst hebben, maar krijgen wel de kans om in een professionale musical op te treden en zullen daar de eeuwige roem voor krijgen. Wie wil er nou niet samen met Willeke Alberti in een voorstelling staan’.
Dat je geen tekst hebt, vind ik toch jammer. Als figurant zou ik zo graag één zin willen zeggen (‘Hé blauwe, breng je een aap voor me mee?’) of tenminste willen meeneuriën met In de Jordaan.
Kortom, genoeg redenen om de mail van het muziekcentrum te deleten.

Toch was ik meteen geïnteresseerd.
Ooit zong ik samen met kompaan Th. de liedjes uit de Jantjes in bejaardentehuizen en op feesten en partijen. Wordt nooit verliefd en Nou tabeh dan gingen er in als God’s woord in een ouderling. Met beider echtgenoten zagen we rond ’98 een voorstelling van de Jantjes in het roodpluchen Gooiland Theater in Hilversum. We zaten op de achterste rij van het balkon. Het was  voor het eerst dat ik erover dacht om een toneelkijker te kopen.
Zou het dan toch niet aardig zijn om zo’n voorstelling van achter de schermen mee te maken? Als ik wacht tot ik later groot ben, dan is mijn kans voorbij. Stel je toch eens voor dat ik naast Willeke Alberti in de coulissen zou staan! Ik zou heel zachtjes in haar oor zingen:
Spiegelbeeld, vertel eens even
Ben ik net zo oud als jij?
om daarna mezzoforte te vervolgen
‘k Ben wel jong, maar ik ben toch  
Niet zo jong meer als ik was.

Figurant word je niet zomaar. Voor deze rol moet je aan de volgende eisen voldoen:
       ‘West-europees uiterlijk
       Leeftijd: 50-65 jaar
       Normaal postuur
       Lengte: 1.70 – 1.85m’.
Jammer voor de geboggelden, dacht ik, maar dit zou wel eens mijn kans kunnen worden.
‘De figurant met de meest originele motivatie zal op 2 februari meespelen’, zo vervolgt het mailbericht. Tja, wat kan ik daarop bedenken, vroeg ik me af. Dat ik zelf de liedjes gezongen heb? Dat een docent aan de Toneelacademie Amsterdam mij ooit gezegd heeft dat zijn studenten nog heel wat van mij kunnen leren? Dat ik de pet van Ome Do kan opdoen? Dat ik 25 mensen op de been kan brengen die allemaal zullen komen kijken als ik meespeel? Het leken mij geen van alle doorslaggevende argumenten.
Ik sprak erover met G, terwijl we een linzenschotel naar binnen werkten. Ik dacht eraan, dat de figurant geen tekst heeft en ik zei: ‘ik heb ooit gedroomd, dat ik met Willeke Alberti in een musical stond en dat ik toen mijn tekst kwijt was en geen woord kon uitbrengen’.
‘Echt waar?’, vroeg G.
Die droom heb ik dus als motivatie tezamen met een recente foto naar het Muziekcentrum gestuurd. Ik was er tevreden over.
Maar ik heb er niets meer van gehoord.
Ik denk dat ik het maar eens bij de opera ga proberen. Ik begin eerst bij Mozart. Daarna zien we wel weer verder.