Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Muziek

0

TINTINNABULI

Muziek

In 2015 zong ik voor de eerste maal koormuziek van de Estse componist Arvo Pärt (geboren 1935). Met projectkoor D’Allure besloten we een optreden met Da Pacem. Dirigent Fokko Oldenhuis had de zangers van de vier stemgroepen door elkaar opgesteld en verspreid over het hele podium, als in een coronaproof-opstelling avant la lettre. Zijn bedoeling was dat iedere zanger zich onderdeel van het geheel zou voelen. Zodat de individuele stemmen ondergeschikt werden aan de samenklank. Het was een uitdaging, die niet bij iedere zanger goed uitviel. Degenen die de steun van hun eigen partij misten vielen door de mand en mochten bij het volgende project niet meer meedoen. Ook in de amateurkoormuziek is men soms bikkelhard.

Arvo Pärt begon zijn compositie-carrière met experimentele muziek. Een hoop kabaal, vrijgevochten 12-toons muziek, niet om aan te horen. Hij verdiende nog wat brood met het componeren van filmmuziek. In het begin van de jaren zeventig kwam hij in een spirituele en professionele crisis. Hij begon zich te verdiepen in gregoriaanse muziek en de muziek van de renaissance. Dat was de omslag. Daarna componeerde hij eenvoudige, verstilde muziek, met lange muzikale lijnen. Hij noemde dat zijn tintinnabuli stijl, naar het Latijnse woord voor klokjes of bellen. Sommigen noemen het minimal music. Pärt maakt gebruik van een beperkt aantal noten, die in steeds verschuivende harmonieën terugkeren. Liefhebbers horen hierin het geluid van de eeuwige Estse bossen, waarin Pärt zich heeft teruggetrokken. Anderen zijn diep onder de indruk van het spirituele gehalte van zijn muziek. De stiltes vindt Pärt net zo belangrijk als de noten. Er staan weinig aanwijzingen in zijn composities uitgezonderd de plekken waar hij een Grote Stilte wil. Zijn muziek is de laatste jaren heel populair geworden. In de klassieke top 400 van radio 4 staan tien composities van Pärt, tegen, bijvoorbeeld, vier van Vivaldi en vijf van Brahms. Spiegel im spiegel belandde na Bachs Matthaeus en Mozarts Requiem op de derde plaats. Ter gelegenheid van de vijfentachtigste verjaardag van de componist maakte Hans Smits onlangs de podcast Het pad van Pärt, te vinden op de site van radio 4.

Arvo Pärt is erg geliefd bij koordirigenten en koorzangers. De noten zijn gemakkelijk. Maar als het adagium, dat muziek méér is dan de goede noten zingen, ergens opgaat, dan wel voor deze muziek. Het lijkt gemakkelijk als je twaalf maten achter elkaar een g moet zingen, maar juist met alle verschuivende harmonieën om je heen, is het een hele kluif om vast te houden aan de zuivere g. Je moet in die lange lijnen je adem goed zien te verdelen en niet tegelijk met anderen ademhalen. Je moet veelal zacht, maar wel duidelijk inzetten.
Ik heb nog wel eens ambitieuze dirigenten, die niet goed inschatten wat het koor aan kan, de mist in zien gaan. Dan krijg je aarzelende, bibberende inzetten, het ontbreken van spanningsbogen en onzuivere intonatie. Zakkende sopranen en wegvallende bassen, wat doet meer pijn aan je oren?
Sinds 2015 heb ik een aantal stukken van Pärt gezongen bij verschillende koren. Het is mooie muziek, waar je stil van wordt. Waar je als luisteraar je ogen bij sluit. Muziek als tegenwicht tegen de jachtigheid van deze tijd. Prachtig. Als het met mate wordt opgediend.

5

PYNARELLO

Muziek

Vernieuwing van klassieke muziek, is dat mogelijk? Is niet juist het kenmerk van deze muziek dat het oud is? Alle noten liggen vast, veel componisten hebben ook nog eens gedetailleerde aanwijzingen meegegeven voor de uitvoering. Wie tien opnames van Mahlers vijfde symfonie beluistert hoort enig verschil in tempo of in helderheid van de opname. Maar zeker voor de niet-kenner zijn die verschillen verwaarloosbaar. Zijn de kansen op vernieuwing dan ook niet gering?
Of het haalbaar is of niet, een verandering is wel nodig. Want niet alleen de muziek is van vroeger tijden, ook het publiek is overwegend verstokt en grijs.
De Griekse dirigent Teodor Currentzis brengt met zijn bevlogenheid en perfectionisme nieuw elan. Ongewone versieringen, fluisterstille passages, instrumenten die eruit springen, wij vonden het een belevenis en kijken al uit naar de volgende keer dat hij in Utrecht komt (helaas niet in het komende seizoen). Holland Baroque werkt bij ieder programma weer samen met muziekmakers uit andere stromingen: jazz, wereldmuziek, cross-over. Podium Witteman haalt voortdurend vernieuwers in huis.

Nu is er dan Pynarello, een ‘rebellencollectief’ dat in allerlei opzichten dwars tegen de aloude conventies ingaat. In plaats van zittend op een stoel musiceren alle orkestleden staand. Ze spelen zonder dirigent en alles uit het hoofd. Wij waren onlangs bij een uitvoering van Dvorak’s Negende symfonie, bijgenaamd ‘Uit de nieuwe wereld’.
Het eerste wat opvalt is de verscheidenheid in kleding. Niet het uniforme zwart, maar een veelheid aan kleuren en stijlen. Een violiste in een avondjurk en op sneakers, een ander casual gekleed. Er speelt een man in vrouwenkleren. De musici staan niet in de traditionele groepen opgesteld, maar door elkaar heen, om een kern van vijf cellisten heen die in het midden het tempo ondersteunen.
Voor de eerste inzet kijkt men naar elkaar, ademt tegelijk en zet dan spatgelijk in. Om maar even aan te tonen dat je ook met vijfenveertig musici geen dirigent nodig hebt. Mijn oog valt voortdurend op een van de bassisten die plezier en bevlogenheid uitstraalt. Zo is het met meer musici. Ze draaien zich om naar elkaar, ze draaien zich om naar het publiek, ze leggen – zoals dat heet – verbinding met iedereen.

Tijdens het toegift

De crux is: als je de noten en de afspraken in je hoofd hebt, dan ben je niet gericht op je partituur, niet gericht op de dirigent, maar op je medemusici. Dan maak je samen muziek. Je draait niet als eenling mee, maar bent verantwoordelijk voor het geheel. De andere energie die dat geeft is voelbaar in het publiek. Al na het eerste deel springen enkelen uit het publiek joelend op, zoals Italianen dat doen na een fraaie aria. Het ontbreekt er nog aan dat het publiek staand toekijkt en meebeweegt.
Frits van der Waa gaf Pynarello’s uitvoering van de Vijfde van Beethoven vijf sterren, het hoogste aantal. ‘Zo’n coherente Vijfde heb je nog nooit gehoord.’ Peter van de Lint in Trouw, normaal gesproken niet zo van het nieuwe, schreef over de uitvoering van Dvoraks symfonie: ‘De dynamiek was geweldig voel- en hoorbaar.’
Voor het toegift werd het publiek uitgenodigd om op het podium plaats te nemen, tussen alle orkestleden. Ook dat is weer een vorm van verbinding leggen. Ik wist een plekje te vinden tussen twee hoorns en een trombonist. Dat heb ik geweten.
Hierbij het derde deel uit Dvoraks Negende.

2

IN DE OPERA

Muziek

We have sacrificed uit King Arthur

Ik moet bekennen dat ik vrij laat was met mijn eerste keer. Ik was al vijftig toen ik voor het eerst naar de opera ging. We werden verleid tijdens een bezoek aan Verona. In het Romeinse amfitheater stond Aïda van Verdi op het programma. Weliswaar moesten we eerst drie uur wachten tot het gestopt was met regenen. Maar daarna ontrolde zich een schitterend spektakel van licht, enscenering en muziek.
Tien jaar later op bezoek in Weimar, op zoek naar sporen van Bach, konden we La Nozze di Figaro van Mozart niet voorbij laten gaan. Ook deze opera werd gezongen op een bijzondere locatie: het klassieke theater van Weimar. Ik had enkele aria’s niet lang daarvoor in mijn zangles gestudeerd. Dus het was genieten.
De afgelopen jaren heb ik enkele malen zelf meegezongen in opera’s, als koorlid en solist in King Arthur en Dido en Aeneas van Henry Purcell, muziek die ik nog graag beluister.

Toch houd ik niet van opera. En zeker niet van wat veelal als hoogtepunt in dit genre wordt beschouwd: de negentiende-eeuwse werken van componisten als Rossini, Puccini en Verdi. Ik heb thuis geprobeerd om ernaar te luisteren, maar er is geen vonk overgesprongen. Het zal wel met mijn jeugd te maken hebben. Te vroom katholiek.
Ik vind de verhaallijnen potsierlijk en overdreven: heimelijke verliefdheden, verbroken relaties, intriges en moordpartijen van het soort waar de huidige sensatiepers van smult. RTL Boulevard in klassieke vorm. Kostuumdrama’s met overspel, wroeging en een verlangen naar de dood als enige uitweg. Grootse woorden die bij mij weinig gevoel opwekken of het moet ongeloof of irritatie zijn. Sorry operaliefhebbers, maar sommige libretti doen me denken aan het Theater van de Lach met zijn verkleedpartijen, mannen in vrouwenrollen, vermommingen en verstoppertje in de bezemkast.
Muzikaal gezien valt er natuurlijk veel te genieten. De orkestpartijen in Don Giovanni van Mozart vind ik meesterlijk, maar ja, dan zijn er altijd weer de recitatieven, die saaie en muzikaal weinig interessante tussenstukken. Bovendien, de recitatieven klinken zo onnatuurlijk. Misschien is dat nog wel wat mij het meest in opera’s tegenstaat. Waarom zou je teksten als ‘de avond valt’ of ‘het eten wordt opgediend’ op muziek zetten? Waarschijnlijk bevalt Purcell me daarom zo goed: hij maakt geen gebruik van recitatieven.

Deze week van de hitparade op radio 4 wil ik gebruiken om een recente ontdekking hier te delen. Geen opera, maar een nieuwe interpretatie van het welbekende Miserere van Allegri. Een compositie uit 1638 met een relatief simpele melodie en een eenvoudig ritme, een monument van religieuze verstilling. Er zijn mooie uitvoeringen door Engelse ensembles als the Tallis Scholars of The Sixteen waarin de hoge sopraan er loepzuiver uitspringt.
Het Franse ensemble Le Poème Harmonique doet het anders. Geleidelijk voegen de zangers allerlei versieringen toe, waardoor een complex geheel ontstaat met schrijnende dissonanten. Ik was er diep door geraakt, zoals dat heet. Het is bijna alsof je een nieuw stuk hoort. Hierbij een kwartier durende opname van een live uitvoering onlangs in de Jacobikerk in Utrecht.

1

BRAZILIAANSE RITMES

Muziek

D’Allure in 2017 in Brazilië

Al enige jaren ben ik lid van D’Allure, een kamerkoor voor geoefende zangers van 60 jaar en ouder. Het koor oefent overdag tijdens de daluren. Vandaar die naam.
Wie dit blog al een tijdje volgt zal zich wellicht herinneren dat ik twee jaar geleden met D’Allure op reis was in Brazilië. We waren daar te gast bij Unicanto, een katholiek kerkkoor, dat zich buiten de kerk toelegt op swingende Braziliaanse arrangementen.
De afgelopen weken maakte Unicanto een reis door Europa. Ze mochten zingen in de Sixtijnse kapel. Dan tel je wel mee.
Natuurlijk kwamen de zangers ook naar Nederland, zodat D’Allure iets terug kon doen voor de twee jaar geleden genoten Braziliaanse gastvrijheid.
Op donderdag was er een gezamenlijke dag in Utrecht. Gehuld in blauwe clubtenues kwamen de Brazilianen binnen. Donker getinte naast blonde mensen. Nakomelingen van Afrikanen, indianen, Aziaten en Europeanen. In doorsnee kleiner dan de Nederlandse zangers en zeker een stuk jonger.
Er volgden omarmingen, zoenen en veel vriendelijk lachen naar elkaar. De meeste zangers spreken alleen Portugees en de meesten van ons komen niet verder dan een Hollands uitgesproken Bom dia of Tudo bem? Daardoor bleven Bolsonaro, de branden in het Amazonewoud en het voetbal onbesproken.

Unicanto op 19 september j.l. in de Geertekerk in Utrecht

Samen zingen ging een stuk beter, al waren ook op dit punt de verschillen aanzienlijk. We hadden een dag tevoren de partituur van Berimbau toegestuurd gekregen. De percussionist van Unicanto legde uit dat dit een vechtlied was uit de Afrikaanse traditie. Het is een sterk ritmisch lied met veel tempowisselingen en overgebonden noten. Ik had thuis geprobeerd om de beat te leren uit de partituur, maar dat was me totaal niet gelukt. Ik ben niet geboren voor het ritme. Geholpen door de Brazilianen kwam ik donderdag een heel eind.
Onze dirigent had voor het samenzingen Cantate Domino van de Amerikaanse componist Mark Hayes uitgekozen, ook een ritmisch stuk. Wij Nederlanders passen ons aan. Wij zingen Portugees mee, maar we laten de Brazilianen geen Nederlands zingen.
Terwijl wij in de middag onze eigen stukken repeteerden, gebruikten de Brazilianen de tijd om nog eens lekker te shoppen. Met volle tassen kwamen zij ’s avonds de Geertekerk binnen voor het gezamenlijke concert.
Dat werd een aardige clash van culturen. Mendelssohn na de bossa nova en een samba gevolgd door Tsjaikovski. Zingen uit het hoofd tegenover zingen uit partituren. Gepolijste tegenover minder geoefende stemmen. Swing tegenover een plechtig Onze Vader. Beweging tegenover stilstaan.
In Brazilië werden wìj destijds toegejuicht alsof wij het winnende voetbalelftal waren. In de Geertekerk werd voor Unicanto het meest hartstochtelijk geapplaudisseerd. Wat van ver komt is aantrekkelijk (maar niet altijd).
Met de gezamenlijk gezongen stukken brak de grote verbroedering aan.
Berimbau, berimbau, berim – bau.
De Braziliaanse dirigent sprak nog een paar mooie woorden over verbinding en liefde. Hij was net op audiëntie bij de paus geweest. Thuisgekomen vond ik een goudkleurig zakje met Braziliaanse snoep in mijn tas. Bananen-, pinda- en cocossnoepjes. Een zoete herinnering.

Bij gebrek aan een opname hierbij een een-stemmige versie van Berimbau.

 

0

DE TEKST BIJ DE MUZIEK

Muziek

In een lied van Acda en de Munnik is de hoofdpersoon niet alleen dolverliefd op een vrouw, maar ook doodsbang, dat zij hem weer zal verlaten. Om dit conflict op te lossen eindigt het lied met deze regels:
Als je bij mij weggaat
Mag ik dan met je mee.
Een schitterende vondst.
Maar is de gedachte wel zo nieuw, vroeg ik me deze week af toen wij ons weer eens onderdompelden in de Matthäus Passie van Bach. Zou de schrijver van Als je bij mij weggaat wellicht het koraal kennen dat direct na het sterven van Jezus wordt gezongen?
Wenn Ich einmal soll scheiden
So scheide nicht von mir.
We waren bij de uitvoering door Reinbert de Leeuw, Holland Baroque en het Nederlands Kamerkoor, een uitvoering waarvan de juichende kritieken al waren vooruitgesneld. Vooral de tenor Benedikt Kristjansson vonden we prachtig. De jonge IJslander ontdeed de rol van de evangelist van zijn saaie trekken en nam ons mee in een spannend verhaal. Op alle hoogten en in alle dynamieken klonk zijn stem heel natuurlijk en boeiend. Benedikt Kristjansson, onthou die naam.
Misschien kwam het wel door zijn innemende verteltrant, misschien ook door het expressieve zingen van solisten en koor – zij zongen alsof zij de zinnen voor het eerst van hun leven voordroegen. Maar misschien kwam het ook door wat ik het afgelopen jaar heb gelezen ten behoeve van het boek over mijn heeroom. Als jonge monnik werd mijn oom steeds maar weer getrokken naar het lijdensverhaal in het evangelie van Johannes. Als hij in een stil hoekje van de kerk de eerste zinnen gelezen had, hoefde hij niet verder te lezen. Hij ging in gedachten mee met Jezus en voelde diens angst en hij vroeg zich af, of hij in zo’n situatie de beker zou drinken, die de vader hem gegeven heeft.
Waar het ook door kwam, dit jaar drong de tekst van het passieverhaal veel meer dan anders tot mij door. Toen gebeurde er iets wonderlijks. Nadat Pilatus weer eens uit zijn Richthaus tevoorschijn was gekomen en verklaard had dat hij geen enkele schuld bij Jezus kon ontdekken, was ik plots weer het jonge kind, dat het ontzettend onrechtvaardig vond, dat Jezus terechtgesteld werd. Dat had helemaal niet hoeven te gebeuren! Jezus heeft alleen maar goede werken verricht en dan komt die slapjanus van een Pilatus die zijn handen in onschuld wast en zich overlevert aan de onderbuik van het volk, dat nog liever een moordenaar vrijlaat! Wie had dat in de week van het debat over Michael P. kunnen denken.
Mijn kinderlijke opwinding had natuurlijk geen enkel nut. Jezus antwoordde al lang niet meer. Hij gaf zich zonder verzet over omdat zijn vader dit zo gewild had en omdat daarmee de voorspelling van de profeet vervuld werd. De plot was allang beschreven.
Sein Blut komme über uns und uns’re Kinder zingen de joden en zo wortelt in dit verhaal ook nog eens het antisemitisme dat jarenlang binnen de katholieke kerk gewoon was. Het wachten is op de politiek correcte actiegroep die de Matthäus wil verbieden.
De kracht van de muziek overwint echter alles.
Hierbij nog een tip voor een schitterende Johannes onder leiding van Peter Dijkstra.

1

AFSCHEID

Muziek

Jaren geleden las ik over een amateurzanger die meer dan 25 jaar in hetzelfde koor gezongen had. Bij een stemtest was haar stem niet meer goed genoeg bevonden. Zij mocht niet meer meedoen. Voor deze vrouw zakte de wereld in elkaar. Ze belandde in een depressie, waarvoor zij behandeld moest worden. Ook in mijn eigen omgeving heb ik pijnlijke voorbeelden meegemaakt van zangers, die tegen hun zin een koor moesten verlaten.

Decibelle in 2013

Onlangs heb ik afscheid genomen van het kamerkoor Decibelle. Ik mocht blijven, graag zelfs, maar ik heb zelf besloten om te stoppen. Een zelfgekozen einde is ongetwijfeld gemakkelijker dan een gedwongen heengaan. Ik hoefde niet in therapie, maar – ik moet het toegeven – het afscheid viel me niet mee.
Ik heb dertien jaar bij Decibelle gezongen. Bij dit koor heb ik ontdekt, dat zingen mijn lust en mijn leven is. En wat is er nu mooier dan samen zingen met anderen? Het bezorgt mij energie, geluk en kippevel (deze drie, maar de meeste van deze is…). In mijn eerste jaar zongen we het Requiem van Michaël Haydn. We werden begeleid door een abominabel amateurorkest, maar desondanks werd ik door de samenzang opgetild naar de hemel.
Daarna gingen de ontwikkelingen snel. Ik studeerde thuis goed op de partituren, volgde zangles en zomerzangweken. Geleidelijk werd ik een steunpilaar voor anderen. Ik mocht wel eens solo zingen en de laatste jaren heb ik bij afwezigheid van de dirigent de kerstconcerten van Decibelle gedirigeerd.

Na een wandelweekend op de Waddeneilanden

Een zangkoor is eigenlijk een klein dorp, een gemeenschap van mensen met deels overeenkomende en deels verschillende motivaties, voorkeuren, meningen en eigenschappen. Er ontstaan in het dorp dikke vriendschappen, soms verliefdheden. Het wel en wee wordt in de pauze met elkaar gedeeld. Voor levensgebeurtenissen, zoals ziekten of ander persoonlijk leed is er de kaart die getekend kan worden. Er is de oplopende spanning in de weken voorafgaande aan het concert en de blijdschap en trots na afloop. Er is altijd sprake van botsende ambities, discussies over het repertoire, taken die blijven liggen en bestuursleden die zich daarover druk maken.
Al die emoties en strevingen kunnen de sfeer hinderen. Er kan ook iets moois uit voortkomen. Dat laatste was bij Decibelle het geval. De woensdagse repetities, de borrel na afloop, de wandelweekends, de etentjes, dat alles voelde voor mij als een warm bad. En wat heb ik een lol gehad in al die jaren. Er waren weinig gelegenheden, waar ik zo vaak en zo hard heb gelachen.

En toch ben ik gestopt.
Het muzikale jasje begon mij steeds meer te knellen. De dirigent koos stukken uit die het niveau van het koor te boven gingen met eindeloos oefenen tot gevolg. Opeens gingen repetitieavonden voor mij zeer traag voorbij. Ik vond dat de kwaliteit van de concerten omlaag ging. Steeds sterker kreeg ik het gevoel, dat ik beter kon stoppen.
Maar ja, die aardige mensen.
Als de liefde voor de muziek er niet meer is, dan is de liefde voor de mensen moeilijker vol te houden. Daarom heb ik vorig najaar na lang twijfelen de knoop doorgehakt. Onlangs ben ik op een prettige wijze uitgezwaaid.
Maar wees niet bezorgd. Ik heb nog een ander koor. En een kwartet.

1

EEN HEFTIG LEVEN

Muziek

Carlo Gesualdo (1566 – 1613) is een Italiaanse prins uit de buurt van Napels. Op aanraden van zijn ouders is hij getrouwd met zijn nichtje Maria. Hij heeft niet zo veel oog voor Maria. Behalve op het moment dat hij haar in bed aantreft met een hertog. Dan haalt hij er een paar sterke jongens bij en worden Maria en haar minnaar op gruwelijke en bloederige wijze afgeslacht. Hij wordt niet opgepakt. Het is in die tijd niet ongebruikelijk om zelf je vrouw te straffen in geval van overspel. Niettemin vlucht Carlo naar een ander landgoed van de familie. Daar wentelt hij zichzelf in rouw en verdriet. Hij laat als boete een kapel bouwen. Hij martelt dieren en laat zich regelmatig geselen door zijn personeel. Een stuk bos wordt gekapt omdat Carlo het geruis van de bladeren niet kan velen.

Waarschijnlijk zouden deze verhalen niet tot onze tijd zijn doorgedrongen, als Gesualdo niet nog een andere eigenschap had gehad. Hij componeert prachtige vier- tot zevenstemmige madrigalen, wereldlijke liederen. De teksten schrijft hij zelf en in zijn liederen weerklinkt zijn ruige levenswijze. Verdriet, pijn en dood zijn veel voorkomende thema’s. Daarin onderscheidt hij zich overigens niet van andere componisten uit zijn tijd. Hier en daar klinkt door, dat de kwellingen en de zuchten Gesualdo ook enig plezier bezorgen en dat is dan wel weer andere koek.
Nog vreemder, of moet ik zeggen nog mooier, wordt het als je de muziek hoort: hemelse klanken waar je stil van wordt. Gesualdo is ook in zijn muziek een buitenbeentje. Het lijkt af en toe alsof je een moderne compositie hoort: schurende noten, abrupte overgangen, onverwachte harmonieën, ongebruikelijke intervallen. Luister bijvoorbeeld (hieronder) naar Io parto e non piu dissi (kort samengevat: ik ga weg en zal voor altijd wegkwijnen in pijnlijk geklaag). Of naar Laboravi in gemitu meo (elke nacht wordt mijn bed nat van de tranen). Deze tweede madrigaal heb ik onlangs met kamerkoor Decibelle gezongen.

foto: Sofie Knijff

Het leven van Gesualdo is dankbaar voer voor theatermakers. Er zijn inmiddels al drie opera’s aan de man gewijd. Op dit moment trekt de voorstelling Gesualdo van het Nederlands Kamerkoor en Theatercollectief De Warme Winkel door het land. Deze week ondergingen wij dit evenement in de Utrechtse Schouwburg. De hemelse klanken van het koor werden afgewisseld met de meest gruwelijke scènes: acteurs die elkaar daadwerkelijk pijn deden, geselingen, akelig schreeuwende baby’s, scharen in monden, vingers die in een muizenval klapten. Het publiek lachte regelmatig. Het leek mij een manier om de werkelijkheid niet te laten doordringen.
Uitbarstingen op het toneel worden nog wel eens gevolgd door een aanvaarding van het lot of op zijn minst een stilte. Dit stuk eindigde daarentegen met een gewelddadige moordpartij inclusief kettingzagen en betonboren en bloed dat alle kanten op spoot.
Enige tijd geleden schreef ik hier, dat een toneelstuk je bij moet blijven. Ik vrees dat als ik de muziek van Gesualdo hoor de weerzinwekkende beelden direct weer op mijn netvlies terugkeren.

2

BREL

Muziek

Daar is hij weer eens. Veertig jaar na zijn dood is er een nieuwe documentaire, opgebouwd uit de bekende zwart-wit beelden: een man in een zwart pak, vol passie zingend in de kleine cirkel van een spotlicht, druk bewegend met zijn armen. Zijn getuite lippen ontbloten de tanden en het tandvlees en zijn gezicht druipt van het zweet. Het is de uitdrukking van een storm, van een strijd, van totale overgave aan het lied. Terwijl Brel jarenlang avond aan avond optrad, soms meermalen per dag, gaf hij zijn publiek bij elk optreden het gevoel alsof hij er nog één keer volledig voor wilde gaan.
Jacques Brel was een Franstalige Belg, die halverwege de vorige eeuw zijn burgermansbestaan in de steek liet en een enkeltje Parijs nam om zijn zelfgeschreven liedjes te laten horen. Het duurde even voor hij doorbrak met wat zijn handelsmerk zou worden: het overbrengen van emoties in alle soorten en maten. Gesteund door François Rauber als muzikaal arrangeur en drie andere uitstekende muzikanten bereikte hij rond 1960 de top van de muziekwereld.
Brel was een eigenzinnig man. Hij deed alleen wat hij zelf wilde en was wars van compromissen. Behalve aan zijn liederen bond hij zich nergens aan, niet aan vrouwen, niet aan plaatsen, niet aan geld of carrière. Op zijn 37e, op de toppen van zijn roem besloot hij om nooit meer op te treden. Zoals hij ooit zijn vrouw en jonge kinderen verliet, zo vertrok hij uit Parijs. Pas aan het einde van zijn korte leven nam hij nog eenmaal een plaat op. Het zijn dramatische liederen, gezongen met een stem aangetast door de vier pakjes sigaretten per dag.

Ik ben al jaren Brel-fan. De muziek is prachtig en zijn teksten gaan over de ware dingen in het leven: liefde, vriendschap, haat en nijd, aftakeling en afscheid.
Maar boven alles is het de muziek die mij direct terugbrengt naar mijn jeugd, naar de tijd, dat ik muzikaal ontwaakte uit de kinderversjes en Marialiedjes. We hadden één singletje thuis, met Madeleine op de ene kant en Bruxelles op de andere kant. Al verstond ik er geen jota van, ik voelde dat deze liederen over zaken gaan die er toe doen. Het was de eerste muziek waar ik ondersteboven van was. Bovendien, wie Franse muziek mooi vond, telde in die tijd mee. Brel opende voor mij, nog voor het tijdperk van de beatmuziek, de wereld van het populaire lied.
Ik leerde nog veel meer van hem kennen. ‘Oh mon amour, mon douce, mon tendre, mon merveilleux amour’. Zonder te oefenen ken ik stukken tekst uit mijn hoofd. Zijn uitspraak van het Nederlands (zonder liefde, oewarme liefde, oeweent de zee, de ghrijze zee) zit net als zijn timing vastgebeiteld in mijn hoofd.
Uit de tijd, dat ik een beetje piano speelde, heb ik de akkoorden van het lied Amsterdam overgehouden en een enkele keer als niemand luistert begeleid ik mijzelf nog wel eens stuntelig: ‘Dans le port d’Amsterdam, y-a des marins, qui boivent’.
Dus als er om de zoveel tijd weer een documentaire over Brel op tv komt, dan kijk ik. Al heb ik alle beelden al meermalen gezien, hij pakt me telkens weer. Hij brengt me telkens weer terug.

6

BELCANTO

Muziek

‘Ik ben even zingen in Italië’, was een paar weken geleden de mededeling aan mijn vaste bloglezers. Kan dat niet dichter bij huis, zou je zeggen. Wie meer dan 1000 kilometer rijdt of vliegt, doet dat niet om een lekker galmende douche te hebben.
Italië is bij uitstek het land van het lied, van de zingende gondelier in Venetië, de metselaar die op de steiger Rossini zingt, de keeper van het nationale elftal die het volkslied meebrult. Het is het land van Pavarotti en Maria Callas, het land waar zelfs een Requiem (van Verdi) de kenmerken heeft van een opera.
Waar klinkt het Miserere van Allegri mooier dan in de Sixtijnse kapel? Waar anders dan in de opera van Verona of de Scala van Milaan, springt men klappend en joelend op na een aria van Puccini? Belcanto en Bravo zijn niet voor niets Italiaanse woorden.

Ik volgde, voor de 3e maal in vier jaar, een zangweek in de Italiaanse Alpen, samen met nog 7 andere Nederlanders, de meeste in leeftijd al boven de 60. Ieder zong een solo-aria, een duet en met elkaar zongen we enkele koorstukken. Het thema dit jaar was Barocco Napoletano, muziek van componisten als Pergolesi, Scarlatti en Porpora .
Napels is Italië in het kwadraat, zo leerde ik. De muziek is een en al verliefdheid, smart en wanhoop. Het is theatraal, groots en meeslepend. Zoals er in de jazz een blue note is, zo is er in de Italiaanse muziek ook een verlaagde noot. Die noemt men de Napoletana.
Voor mij was een aria van Pergolesi uitgekozen, de componist die naast zijn wereldberoemde Stabat Mater in zijn korte leven (hij werd slechts 26 jaar) ook een aantal opera’s schreef. ‘Mijn’ aria bezingt het onmetelijke verdriet van een vrouw die haar vader nooit meer zal zien, omdat hij ter dood veroordeeld is.
Eigenlijk ben ik niet van de opera. Ik ben er niet mee opgegroeid en dan mis je iets. De dunne verhaaltjes over verliefdheden, intriges, moordpartijen en verkleedpartijen doen me nog het meest denken aan het Theater van de Lach. En als iemand in een recitatief op een bombastische en onnatuurlijke toon zingt: ‘Waar kom je vandaan?’, dan denk ik: dat had je toch beter kunnen zeggen.

Aan het einde van de week mochten wij tweemaal onze kunsten vertonen, in twee verschillende parochiekerken. Dat er ook operamuziek klonk in het huis van God, onder de blikken van de stervende Christus aan het kruis en een wenende madonna, was voor de pastoor geen enkel bezwaar. Don Davide is in die regio onze grootste fan. Het toeval wilde, dat ons tweede optreden samenviel met een avondlijke Mariaprocessie. Nadat het beeld van Maria, gevolgd door een schare biddende en zingende mensen, door de straten van Mozzio was gedragen, leidde Don Davide de stoet rechtstreeks naar de San Giacomo voor ons optreden.
Sento un acerbo duolo, ik voel een scherpe pijn, luidde de eerste zin van mijn aria en daarna zwol het verdriet in hevigheid aan. Ik heb me er vol in gestort. Na afloop, op een koorbankje aan de zijkant van het altaar, moest ik er zelf nog even van bijkomen.

0

DE VERLOSSING VAN ALLE KWALEN

Muziek

Toen ik vorige week door de Wolter Heukelslaan in Utrecht fietste zag ik daar een vuilniscontainer met een sticker Zingen is Gezond. Welk menslievend wezen ooit zijn geld gespendeerd heeft om stickers met deze lumineuze tekst te laten drukken, heb ik niet kunnen achterhalen. En de vraag wie er eenmaal op een goede dag de ingeving kreeg om zo’n sticker uitgerekend op een vuilniscontainer te plakken, zal wel nooit beantwoord worden.
Feit is wel, dat er de afgelopen jaren een stroom aan publicaties op gang is gekomen over de heilzame werking van zingen. De boodschap is nog niet, dat veelvuldig zingen tot het eeuwige leven leidt, maar we zijn er wel dichtbij.
Zingen zorgt voor een betere fysieke gesteldheid door de training van de ademhaling, de longen en tal van spieren. Het heeft een positief effect op de bloeddruk en het hartvaatstelsel. Zingen leidt bovendien tot een toename van de afweerstoffen en een verbetering van je weerstand.
Als we zingen is het ‘feest in onze hersenen’, aldus Barber van de Pol in haar boek Zingen is Geluk. Alle hersendelen worden volledig geactiveerd en we vergeten de zorgen. Chronische pijn verdwijnt even naar de achtergrond. Zingen reguleert de emoties en het vermindert de stress. Zelfs een beetje zingen onder de douche is fitness voor de ziel. Wie ooit de bedrukte en gespannen gezichten heeft gezien van koorzangers die aankomen bij een repetitie en de uitgelaten, kinderlijke blijheid waarmee zij na afloop het repetitielokaal verlaten, wist dit natuurlijk allang. Het raadsel, waarom koormonniken een leven lang achter gesloten muren kunnen uithouden is nu opgelost. Ook is duidelijk waarom een ghettoblaster op de steiger onmisbaar is. Met de titel Arbeidsvitaminen waren deze radiomakers hun tijd ver vooruit.
Naast dit alles leidt zingen ook nog eens tot meer saamhorigheid. Uit onderzoek blijkt dat je tijdens het zingen oxytocine aanmaakt. Dit stofje bevordert dat je tijdens sociale contacten een gevoel van plezier ervaart. De van tv bekende neuropsycholoog Erik Scherder zegt, dat oxytocine je empathischer maakt.

Zingen is derhalve een goed medicijn tegen allerlei kwalen: copd, stotteren, somberheid. Dat zangers minder vaak verkouden zijn, zoals is aangetoond, kan ik helaas niet uit eigen ervaring bevestigen net zo min als de bewering dat zingen heilzaam is voor mensen met slaap-apneu. Wie ooit tijdens een koorweekend op een slaapzaal heeft gelegen zou, gelet op het meerstemmige, ritmische gesnurk eerder het omgekeerde kunnen concluderen.
In Nederland mag dan deelname aan een koor nog niet op recept verkrijgbaar, in Engeland en Duitsland is er een beweging op gang gekomen van Singing Hospitals c.q. Singende Krankenhäuser. Ernstige Parkinsonpatiënten slaan soepel aan het bewegen, dementerenden worden blij met Hoeper de Poep zat op de Stoep. De Musikalische Exequien van Heinrich Schütz, die ik komende week ga uitvoeren, lijkt me voor het ziekenhuis ook een geschikt keuze: ‘es ist allhier ein Jammertal, Angst, Not und Trübsal überall’.
Ik zie opeens nog veel meer mooie toepassingen voor me: koren voor gevangenen, treinende forenzen, boze witte mannen, daklozen, hongerende Afrikanen, de rij is eindeloos. En waarom zouden we niet een zangcoach meesturen als Trump binnenkort bij Kim Jong-un op bezoek gaat?