Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Muziek

1

BRAZILIAANSE RITMES

Muziek

D’Allure in 2017 in Brazilië

Al enige jaren ben ik lid van D’Allure, een kamerkoor voor geoefende zangers van 60 jaar en ouder. Het koor oefent overdag tijdens de daluren. Vandaar die naam.
Wie dit blog al een tijdje volgt zal zich wellicht herinneren dat ik twee jaar geleden met D’Allure op reis was in Brazilië. We waren daar te gast bij Unicanto, een katholiek kerkkoor, dat zich buiten de kerk toelegt op swingende Braziliaanse arrangementen.
De afgelopen weken maakte Unicanto een reis door Europa. Ze mochten zingen in de Sixtijnse kapel. Dan tel je wel mee.
Natuurlijk kwamen de zangers ook naar Nederland, zodat D’Allure iets terug kon doen voor de twee jaar geleden genoten Braziliaanse gastvrijheid.
Op donderdag was er een gezamenlijke dag in Utrecht. Gehuld in blauwe clubtenues kwamen de Brazilianen binnen. Donker getinte naast blonde mensen. Nakomelingen van Afrikanen, indianen, Aziaten en Europeanen. In doorsnee kleiner dan de Nederlandse zangers en zeker een stuk jonger.
Er volgden omarmingen, zoenen en veel vriendelijk lachen naar elkaar. De meeste zangers spreken alleen Portugees en de meesten van ons komen niet verder dan een Hollands uitgesproken Bom dia of Tudo bem? Daardoor bleven Bolsonaro, de branden in het Amazonewoud en het voetbal onbesproken.

Unicanto op 19 september j.l. in de Geertekerk in Utrecht

Samen zingen ging een stuk beter, al waren ook op dit punt de verschillen aanzienlijk. We hadden een dag tevoren de partituur van Berimbau toegestuurd gekregen. De percussionist van Unicanto legde uit dat dit een vechtlied was uit de Afrikaanse traditie. Het is een sterk ritmisch lied met veel tempowisselingen en overgebonden noten. Ik had thuis geprobeerd om de beat te leren uit de partituur, maar dat was me totaal niet gelukt. Ik ben niet geboren voor het ritme. Geholpen door de Brazilianen kwam ik donderdag een heel eind.
Onze dirigent had voor het samenzingen Cantate Domino van de Amerikaanse componist Mark Hayes uitgekozen, ook een ritmisch stuk. Wij Nederlanders passen ons aan. Wij zingen Portugees mee, maar we laten de Brazilianen geen Nederlands zingen.
Terwijl wij in de middag onze eigen stukken repeteerden, gebruikten de Brazilianen de tijd om nog eens lekker te shoppen. Met volle tassen kwamen zij ’s avonds de Geertekerk binnen voor het gezamenlijke concert.
Dat werd een aardige clash van culturen. Mendelssohn na de bossa nova en een samba gevolgd door Tsjaikovski. Zingen uit het hoofd tegenover zingen uit partituren. Gepolijste tegenover minder geoefende stemmen. Swing tegenover een plechtig Onze Vader. Beweging tegenover stilstaan.
In Brazilië werden wìj destijds toegejuicht alsof wij het winnende voetbalelftal waren. In de Geertekerk werd voor Unicanto het meest hartstochtelijk geapplaudisseerd. Wat van ver komt is aantrekkelijk (maar niet altijd).
Met de gezamenlijk gezongen stukken brak de grote verbroedering aan.
Berimbau, berimbau, berim – bau.
De Braziliaanse dirigent sprak nog een paar mooie woorden over verbinding en liefde. Hij was net op audiëntie bij de paus geweest. Thuisgekomen vond ik een goudkleurig zakje met Braziliaanse snoep in mijn tas. Bananen-, pinda- en cocossnoepjes. Een zoete herinnering.

Bij gebrek aan een opname hierbij een een-stemmige versie van Berimbau.

 

0

DE TEKST BIJ DE MUZIEK

Muziek

In een lied van Acda en de Munnik is de hoofdpersoon niet alleen dolverliefd op een vrouw, maar ook doodsbang, dat zij hem weer zal verlaten. Om dit conflict op te lossen eindigt het lied met deze regels:
Als je bij mij weggaat
Mag ik dan met je mee.
Een schitterende vondst.
Maar is de gedachte wel zo nieuw, vroeg ik me deze week af toen wij ons weer eens onderdompelden in de Matthäus Passie van Bach. Zou de schrijver van Als je bij mij weggaat wellicht het koraal kennen dat direct na het sterven van Jezus wordt gezongen?
Wenn Ich einmal soll scheiden
So scheide nicht von mir.
We waren bij de uitvoering door Reinbert de Leeuw, Holland Baroque en het Nederlands Kamerkoor, een uitvoering waarvan de juichende kritieken al waren vooruitgesneld. Vooral de tenor Benedikt Kristjansson vonden we prachtig. De jonge IJslander ontdeed de rol van de evangelist van zijn saaie trekken en nam ons mee in een spannend verhaal. Op alle hoogten en in alle dynamieken klonk zijn stem heel natuurlijk en boeiend. Benedikt Kristjansson, onthou die naam.
Misschien kwam het wel door zijn innemende verteltrant, misschien ook door het expressieve zingen van solisten en koor – zij zongen alsof zij de zinnen voor het eerst van hun leven voordroegen. Maar misschien kwam het ook door wat ik het afgelopen jaar heb gelezen ten behoeve van het boek over mijn heeroom. Als jonge monnik werd mijn oom steeds maar weer getrokken naar het lijdensverhaal in het evangelie van Johannes. Als hij in een stil hoekje van de kerk de eerste zinnen gelezen had, hoefde hij niet verder te lezen. Hij ging in gedachten mee met Jezus en voelde diens angst en hij vroeg zich af, of hij in zo’n situatie de beker zou drinken, die de vader hem gegeven heeft.
Waar het ook door kwam, dit jaar drong de tekst van het passieverhaal veel meer dan anders tot mij door. Toen gebeurde er iets wonderlijks. Nadat Pilatus weer eens uit zijn Richthaus tevoorschijn was gekomen en verklaard had dat hij geen enkele schuld bij Jezus kon ontdekken, was ik plots weer het jonge kind, dat het ontzettend onrechtvaardig vond, dat Jezus terechtgesteld werd. Dat had helemaal niet hoeven te gebeuren! Jezus heeft alleen maar goede werken verricht en dan komt die slapjanus van een Pilatus die zijn handen in onschuld wast en zich overlevert aan de onderbuik van het volk, dat nog liever een moordenaar vrijlaat! Wie had dat in de week van het debat over Michael P. kunnen denken.
Mijn kinderlijke opwinding had natuurlijk geen enkel nut. Jezus antwoordde al lang niet meer. Hij gaf zich zonder verzet over omdat zijn vader dit zo gewild had en omdat daarmee de voorspelling van de profeet vervuld werd. De plot was allang beschreven.
Sein Blut komme über uns und uns’re Kinder zingen de joden en zo wortelt in dit verhaal ook nog eens het antisemitisme dat jarenlang binnen de katholieke kerk gewoon was. Het wachten is op de politiek correcte actiegroep die de Matthäus wil verbieden.
De kracht van de muziek overwint echter alles.
Hierbij nog een tip voor een schitterende Johannes onder leiding van Peter Dijkstra.

1

AFSCHEID

Muziek

Jaren geleden las ik over een amateurzanger die meer dan 25 jaar in hetzelfde koor gezongen had. Bij een stemtest was haar stem niet meer goed genoeg bevonden. Zij mocht niet meer meedoen. Voor deze vrouw zakte de wereld in elkaar. Ze belandde in een depressie, waarvoor zij behandeld moest worden. Ook in mijn eigen omgeving heb ik pijnlijke voorbeelden meegemaakt van zangers, die tegen hun zin een koor moesten verlaten.

Decibelle in 2013

Onlangs heb ik afscheid genomen van het kamerkoor Decibelle. Ik mocht blijven, graag zelfs, maar ik heb zelf besloten om te stoppen. Een zelfgekozen einde is ongetwijfeld gemakkelijker dan een gedwongen heengaan. Ik hoefde niet in therapie, maar – ik moet het toegeven – het afscheid viel me niet mee.
Ik heb dertien jaar bij Decibelle gezongen. Bij dit koor heb ik ontdekt, dat zingen mijn lust en mijn leven is. En wat is er nu mooier dan samen zingen met anderen? Het bezorgt mij energie, geluk en kippevel (deze drie, maar de meeste van deze is…). In mijn eerste jaar zongen we het Requiem van Michaël Haydn. We werden begeleid door een abominabel amateurorkest, maar desondanks werd ik door de samenzang opgetild naar de hemel.
Daarna gingen de ontwikkelingen snel. Ik studeerde thuis goed op de partituren, volgde zangles en zomerzangweken. Geleidelijk werd ik een steunpilaar voor anderen. Ik mocht wel eens solo zingen en de laatste jaren heb ik bij afwezigheid van de dirigent de kerstconcerten van Decibelle gedirigeerd.

Na een wandelweekend op de Waddeneilanden

Een zangkoor is eigenlijk een klein dorp, een gemeenschap van mensen met deels overeenkomende en deels verschillende motivaties, voorkeuren, meningen en eigenschappen. Er ontstaan in het dorp dikke vriendschappen, soms verliefdheden. Het wel en wee wordt in de pauze met elkaar gedeeld. Voor levensgebeurtenissen, zoals ziekten of ander persoonlijk leed is er de kaart die getekend kan worden. Er is de oplopende spanning in de weken voorafgaande aan het concert en de blijdschap en trots na afloop. Er is altijd sprake van botsende ambities, discussies over het repertoire, taken die blijven liggen en bestuursleden die zich daarover druk maken.
Al die emoties en strevingen kunnen de sfeer hinderen. Er kan ook iets moois uit voortkomen. Dat laatste was bij Decibelle het geval. De woensdagse repetities, de borrel na afloop, de wandelweekends, de etentjes, dat alles voelde voor mij als een warm bad. En wat heb ik een lol gehad in al die jaren. Er waren weinig gelegenheden, waar ik zo vaak en zo hard heb gelachen.

En toch ben ik gestopt.
Het muzikale jasje begon mij steeds meer te knellen. De dirigent koos stukken uit die het niveau van het koor te boven gingen met eindeloos oefenen tot gevolg. Opeens gingen repetitieavonden voor mij zeer traag voorbij. Ik vond dat de kwaliteit van de concerten omlaag ging. Steeds sterker kreeg ik het gevoel, dat ik beter kon stoppen.
Maar ja, die aardige mensen.
Als de liefde voor de muziek er niet meer is, dan is de liefde voor de mensen moeilijker vol te houden. Daarom heb ik vorig najaar na lang twijfelen de knoop doorgehakt. Onlangs ben ik op een prettige wijze uitgezwaaid.
Maar wees niet bezorgd. Ik heb nog een ander koor. En een kwartet.

1

EEN HEFTIG LEVEN

Muziek

Carlo Gesualdo (1566 – 1613) is een Italiaanse prins uit de buurt van Napels. Op aanraden van zijn ouders is hij getrouwd met zijn nichtje Maria. Hij heeft niet zo veel oog voor Maria. Behalve op het moment dat hij haar in bed aantreft met een hertog. Dan haalt hij er een paar sterke jongens bij en worden Maria en haar minnaar op gruwelijke en bloederige wijze afgeslacht. Hij wordt niet opgepakt. Het is in die tijd niet ongebruikelijk om zelf je vrouw te straffen in geval van overspel. Niettemin vlucht Carlo naar een ander landgoed van de familie. Daar wentelt hij zichzelf in rouw en verdriet. Hij laat als boete een kapel bouwen. Hij martelt dieren en laat zich regelmatig geselen door zijn personeel. Een stuk bos wordt gekapt omdat Carlo het geruis van de bladeren niet kan velen.

Waarschijnlijk zouden deze verhalen niet tot onze tijd zijn doorgedrongen, als Gesualdo niet nog een andere eigenschap had gehad. Hij componeert prachtige vier- tot zevenstemmige madrigalen, wereldlijke liederen. De teksten schrijft hij zelf en in zijn liederen weerklinkt zijn ruige levenswijze. Verdriet, pijn en dood zijn veel voorkomende thema’s. Daarin onderscheidt hij zich overigens niet van andere componisten uit zijn tijd. Hier en daar klinkt door, dat de kwellingen en de zuchten Gesualdo ook enig plezier bezorgen en dat is dan wel weer andere koek.
Nog vreemder, of moet ik zeggen nog mooier, wordt het als je de muziek hoort: hemelse klanken waar je stil van wordt. Gesualdo is ook in zijn muziek een buitenbeentje. Het lijkt af en toe alsof je een moderne compositie hoort: schurende noten, abrupte overgangen, onverwachte harmonieën, ongebruikelijke intervallen. Luister bijvoorbeeld (hieronder) naar Io parto e non piu dissi (kort samengevat: ik ga weg en zal voor altijd wegkwijnen in pijnlijk geklaag). Of naar Laboravi in gemitu meo (elke nacht wordt mijn bed nat van de tranen). Deze tweede madrigaal heb ik onlangs met kamerkoor Decibelle gezongen.

foto: Sofie Knijff

Het leven van Gesualdo is dankbaar voer voor theatermakers. Er zijn inmiddels al drie opera’s aan de man gewijd. Op dit moment trekt de voorstelling Gesualdo van het Nederlands Kamerkoor en Theatercollectief De Warme Winkel door het land. Deze week ondergingen wij dit evenement in de Utrechtse Schouwburg. De hemelse klanken van het koor werden afgewisseld met de meest gruwelijke scènes: acteurs die elkaar daadwerkelijk pijn deden, geselingen, akelig schreeuwende baby’s, scharen in monden, vingers die in een muizenval klapten. Het publiek lachte regelmatig. Het leek mij een manier om de werkelijkheid niet te laten doordringen.
Uitbarstingen op het toneel worden nog wel eens gevolgd door een aanvaarding van het lot of op zijn minst een stilte. Dit stuk eindigde daarentegen met een gewelddadige moordpartij inclusief kettingzagen en betonboren en bloed dat alle kanten op spoot.
Enige tijd geleden schreef ik hier, dat een toneelstuk je bij moet blijven. Ik vrees dat als ik de muziek van Gesualdo hoor de weerzinwekkende beelden direct weer op mijn netvlies terugkeren.

2

BREL

Muziek

Daar is hij weer eens. Veertig jaar na zijn dood is er een nieuwe documentaire, opgebouwd uit de bekende zwart-wit beelden: een man in een zwart pak, vol passie zingend in de kleine cirkel van een spotlicht, druk bewegend met zijn armen. Zijn getuite lippen ontbloten de tanden en het tandvlees en zijn gezicht druipt van het zweet. Het is de uitdrukking van een storm, van een strijd, van totale overgave aan het lied. Terwijl Brel jarenlang avond aan avond optrad, soms meermalen per dag, gaf hij zijn publiek bij elk optreden het gevoel alsof hij er nog één keer volledig voor wilde gaan.
Jacques Brel was een Franstalige Belg, die halverwege de vorige eeuw zijn burgermansbestaan in de steek liet en een enkeltje Parijs nam om zijn zelfgeschreven liedjes te laten horen. Het duurde even voor hij doorbrak met wat zijn handelsmerk zou worden: het overbrengen van emoties in alle soorten en maten. Gesteund door François Rauber als muzikaal arrangeur en drie andere uitstekende muzikanten bereikte hij rond 1960 de top van de muziekwereld.
Brel was een eigenzinnig man. Hij deed alleen wat hij zelf wilde en was wars van compromissen. Behalve aan zijn liederen bond hij zich nergens aan, niet aan vrouwen, niet aan plaatsen, niet aan geld of carrière. Op zijn 37e, op de toppen van zijn roem besloot hij om nooit meer op te treden. Zoals hij ooit zijn vrouw en jonge kinderen verliet, zo vertrok hij uit Parijs. Pas aan het einde van zijn korte leven nam hij nog eenmaal een plaat op. Het zijn dramatische liederen, gezongen met een stem aangetast door de vier pakjes sigaretten per dag.

Ik ben al jaren Brel-fan. De muziek is prachtig en zijn teksten gaan over de ware dingen in het leven: liefde, vriendschap, haat en nijd, aftakeling en afscheid.
Maar boven alles is het de muziek die mij direct terugbrengt naar mijn jeugd, naar de tijd, dat ik muzikaal ontwaakte uit de kinderversjes en Marialiedjes. We hadden één singletje thuis, met Madeleine op de ene kant en Bruxelles op de andere kant. Al verstond ik er geen jota van, ik voelde dat deze liederen over zaken gaan die er toe doen. Het was de eerste muziek waar ik ondersteboven van was. Bovendien, wie Franse muziek mooi vond, telde in die tijd mee. Brel opende voor mij, nog voor het tijdperk van de beatmuziek, de wereld van het populaire lied.
Ik leerde nog veel meer van hem kennen. ‘Oh mon amour, mon douce, mon tendre, mon merveilleux amour’. Zonder te oefenen ken ik stukken tekst uit mijn hoofd. Zijn uitspraak van het Nederlands (zonder liefde, oewarme liefde, oeweent de zee, de ghrijze zee) zit net als zijn timing vastgebeiteld in mijn hoofd.
Uit de tijd, dat ik een beetje piano speelde, heb ik de akkoorden van het lied Amsterdam overgehouden en een enkele keer als niemand luistert begeleid ik mijzelf nog wel eens stuntelig: ‘Dans le port d’Amsterdam, y-a des marins, qui boivent’.
Dus als er om de zoveel tijd weer een documentaire over Brel op tv komt, dan kijk ik. Al heb ik alle beelden al meermalen gezien, hij pakt me telkens weer. Hij brengt me telkens weer terug.

6

BELCANTO

Muziek

‘Ik ben even zingen in Italië’, was een paar weken geleden de mededeling aan mijn vaste bloglezers. Kan dat niet dichter bij huis, zou je zeggen. Wie meer dan 1000 kilometer rijdt of vliegt, doet dat niet om een lekker galmende douche te hebben.
Italië is bij uitstek het land van het lied, van de zingende gondelier in Venetië, de metselaar die op de steiger Rossini zingt, de keeper van het nationale elftal die het volkslied meebrult. Het is het land van Pavarotti en Maria Callas, het land waar zelfs een Requiem (van Verdi) de kenmerken heeft van een opera.
Waar klinkt het Miserere van Allegri mooier dan in de Sixtijnse kapel? Waar anders dan in de opera van Verona of de Scala van Milaan, springt men klappend en joelend op na een aria van Puccini? Belcanto en Bravo zijn niet voor niets Italiaanse woorden.

Ik volgde, voor de 3e maal in vier jaar, een zangweek in de Italiaanse Alpen, samen met nog 7 andere Nederlanders, de meeste in leeftijd al boven de 60. Ieder zong een solo-aria, een duet en met elkaar zongen we enkele koorstukken. Het thema dit jaar was Barocco Napoletano, muziek van componisten als Pergolesi, Scarlatti en Porpora .
Napels is Italië in het kwadraat, zo leerde ik. De muziek is een en al verliefdheid, smart en wanhoop. Het is theatraal, groots en meeslepend. Zoals er in de jazz een blue note is, zo is er in de Italiaanse muziek ook een verlaagde noot. Die noemt men de Napoletana.
Voor mij was een aria van Pergolesi uitgekozen, de componist die naast zijn wereldberoemde Stabat Mater in zijn korte leven (hij werd slechts 26 jaar) ook een aantal opera’s schreef. ‘Mijn’ aria bezingt het onmetelijke verdriet van een vrouw die haar vader nooit meer zal zien, omdat hij ter dood veroordeeld is.
Eigenlijk ben ik niet van de opera. Ik ben er niet mee opgegroeid en dan mis je iets. De dunne verhaaltjes over verliefdheden, intriges, moordpartijen en verkleedpartijen doen me nog het meest denken aan het Theater van de Lach. En als iemand in een recitatief op een bombastische en onnatuurlijke toon zingt: ‘Waar kom je vandaan?’, dan denk ik: dat had je toch beter kunnen zeggen.

Aan het einde van de week mochten wij tweemaal onze kunsten vertonen, in twee verschillende parochiekerken. Dat er ook operamuziek klonk in het huis van God, onder de blikken van de stervende Christus aan het kruis en een wenende madonna, was voor de pastoor geen enkel bezwaar. Don Davide is in die regio onze grootste fan. Het toeval wilde, dat ons tweede optreden samenviel met een avondlijke Mariaprocessie. Nadat het beeld van Maria, gevolgd door een schare biddende en zingende mensen, door de straten van Mozzio was gedragen, leidde Don Davide de stoet rechtstreeks naar de San Giacomo voor ons optreden.
Sento un acerbo duolo, ik voel een scherpe pijn, luidde de eerste zin van mijn aria en daarna zwol het verdriet in hevigheid aan. Ik heb me er vol in gestort. Na afloop, op een koorbankje aan de zijkant van het altaar, moest ik er zelf nog even van bijkomen.

0

DE VERLOSSING VAN ALLE KWALEN

Muziek

Toen ik vorige week door de Wolter Heukelslaan in Utrecht fietste zag ik daar een vuilniscontainer met een sticker Zingen is Gezond. Welk menslievend wezen ooit zijn geld gespendeerd heeft om stickers met deze lumineuze tekst te laten drukken, heb ik niet kunnen achterhalen. En de vraag wie er eenmaal op een goede dag de ingeving kreeg om zo’n sticker uitgerekend op een vuilniscontainer te plakken, zal wel nooit beantwoord worden.
Feit is wel, dat er de afgelopen jaren een stroom aan publicaties op gang is gekomen over de heilzame werking van zingen. De boodschap is nog niet, dat veelvuldig zingen tot het eeuwige leven leidt, maar we zijn er wel dichtbij.
Zingen zorgt voor een betere fysieke gesteldheid door de training van de ademhaling, de longen en tal van spieren. Het heeft een positief effect op de bloeddruk en het hartvaatstelsel. Zingen leidt bovendien tot een toename van de afweerstoffen en een verbetering van je weerstand.
Als we zingen is het ‘feest in onze hersenen’, aldus Barber van de Pol in haar boek Zingen is Geluk. Alle hersendelen worden volledig geactiveerd en we vergeten de zorgen. Chronische pijn verdwijnt even naar de achtergrond. Zingen reguleert de emoties en het vermindert de stress. Zelfs een beetje zingen onder de douche is fitness voor de ziel. Wie ooit de bedrukte en gespannen gezichten heeft gezien van koorzangers die aankomen bij een repetitie en de uitgelaten, kinderlijke blijheid waarmee zij na afloop het repetitielokaal verlaten, wist dit natuurlijk allang. Het raadsel, waarom koormonniken een leven lang achter gesloten muren kunnen uithouden is nu opgelost. Ook is duidelijk waarom een ghettoblaster op de steiger onmisbaar is. Met de titel Arbeidsvitaminen waren deze radiomakers hun tijd ver vooruit.
Naast dit alles leidt zingen ook nog eens tot meer saamhorigheid. Uit onderzoek blijkt dat je tijdens het zingen oxytocine aanmaakt. Dit stofje bevordert dat je tijdens sociale contacten een gevoel van plezier ervaart. De van tv bekende neuropsycholoog Erik Scherder zegt, dat oxytocine je empathischer maakt.

Zingen is derhalve een goed medicijn tegen allerlei kwalen: copd, stotteren, somberheid. Dat zangers minder vaak verkouden zijn, zoals is aangetoond, kan ik helaas niet uit eigen ervaring bevestigen net zo min als de bewering dat zingen heilzaam is voor mensen met slaap-apneu. Wie ooit tijdens een koorweekend op een slaapzaal heeft gelegen zou, gelet op het meerstemmige, ritmische gesnurk eerder het omgekeerde kunnen concluderen.
In Nederland mag dan deelname aan een koor nog niet op recept verkrijgbaar, in Engeland en Duitsland is er een beweging op gang gekomen van Singing Hospitals c.q. Singende Krankenhäuser. Ernstige Parkinsonpatiënten slaan soepel aan het bewegen, dementerenden worden blij met Hoeper de Poep zat op de Stoep. De Musikalische Exequien van Heinrich Schütz, die ik komende week ga uitvoeren, lijkt me voor het ziekenhuis ook een geschikt keuze: ‘es ist allhier ein Jammertal, Angst, Not und Trübsal überall’.
Ik zie opeens nog veel meer mooie toepassingen voor me: koren voor gevangenen, treinende forenzen, boze witte mannen, daklozen, hongerende Afrikanen, de rij is eindeloos. En waarom zouden we niet een zangcoach meesturen als Trump binnenkort bij Kim Jong-un op bezoek gaat?

1

ORLINSKI

Muziek

Jakub Józef Orlinski

Op deze plaats heb ik al vaker geschreven over de verschillen tussen alten en countertenoren. En daarbij niet onder stoelen of banken gestoken dat countertenoren een prachtige beheersing hebben van de stem, maar dat er toch niets gaat boven een mooie alt (om te horen, zal ik er hier maar aan toevoegen, want het ijs is snel glad als mannen iets over vrouwen zeggen).
Een altstem vind ik mooier, omdat deze een donkerder timbre heeft en meer warmte. De stem van een alt klinkt natuurlijker en minder gekunsteld.
Echter, ik moet mijn standpunt een beetje nuanceren. Ik heb een contratenor ontdekt met een mooie, warme stem: Jakub Józef Orlinski, een jonge Poolse countertenor, geboren in 1990. Hij studeert momenteel aan de Juilliard School, een conservatorium in New York en verovert in hoog tempo de podia in Europa en de Verenigde Staten.
Ik hoorde Orlinski anderhalf jaar geleden in Utrecht, waar hij één aria mocht zingen tijdens een concert van het ensemble L’Arpeggiata. Pas onlangs heb ik hem via YouTube verder leren kennen.
In onderstaande opname, duur 5:40, zingt Orlinski Vedro con mio diletto, een liefdesaria uit de opera Giustino van Vivaldi. Wie niet afgeleid wil worden door de bijzondere zomerse omstandigheden van deze uitvoering, kan beter zijn ogen even dichtdoen.


Hier hoor ik niet alleen een prachtig, warm geluid, maar ook een mooie expressie en een uitstekende beheersing van de stem. Vergelijk deze stem bijvoorbeeld eens met die van de bekende en aanbeden Philippe Jaroussky. Op YouTube is ook van hem ook een opname van Vedro con mio diletto te beluisteren.
Het moet gezegd, de muziek van Vivaldi helpt mee bij mijn waardering. Het is een heerlijk dramatisch lied, dat, onlangs wandelend over de dorre heideheuvels van de Posbank, niet uit mijn hoofd te bannen was.
Dat Orlinski ook de snelle loopjes beheerst, mag blijken uit de opname, duur 2:30, van Fara la mia spada, ook een aria van Vivaldi. Let op de ogen van Jakub. Hij wordt begeleid door een leuk stel jonge musici.

Wat moet die jongen nog leren op het conservatorium, zou je bijna denken, als je hem hoort zingen. Maar wij toeschouwers zien alleen het eindresultaat en niet al het geoefen en geploeter, dat een professionele zanger dagelijks doet en zijn hele leven lang blijft doen om op hoog niveau te kunnen zingen.
Niet alleen Vivaldi’s muziek helpt mee, ook de verschijning van Jakub Józef. (Ik besef, nu ik dit schrijf, dat ik het ijs minder glad vind, als het over het uiterlijk van mannen gaat). Orlinski is een mooie jongen. Dat vinden ook bekende merken als Levi’s, Nike en Samsung, die hem voor reclamecampagnes hebben ingeschakeld. Zelfs zijn naam is mooi, om met Henk Westbroek te spreken.
Nog een bijzonderheid, is dat Orlinski een uitstekende breakdancer is. Ook in die tak van sport heeft hij diverse prijzen binnengesleept. Na het concert van L’Arpeggiata, het ensemble, dat een naam hoog te houden heeft in verrassende toegiften, mocht Jakub anderhalf jaar geleden in TivoliVredenburg een stukje breakdance laten zien.
Orlinski dus. Onthoud die naam.

1

MAESTRO

Muziek

Ik was nog geen zes jaar, toen ik bovenop een stoel ging staan om een Vioolromance van Beethoven te dirigeren. Ik had het stuk vaak genoeg gehoord om het juiste tempo mee te slaan en tijdig de inzet van de solist aan te geven. Ik kon nog geen noot lezen, mijn vader moest me nog blokfluit leren spelen. Maar dat dirigeren, dat leek mij een fluitje van een cent.
Dit gegeven is de afgelopen jaren tot populair televisieprogramma verheven. In het programma Maestro strijden 8 bekende Nederlanders, die niets van dirigeren weten, soms zelfs geen noot kunnen lezen, om de titel van de beste dirigent. Een professionele jury beoordeelt de prestaties. Elke uitzending valt er één kandidaat af.  Actrice Maartje van de Wetering won afgelopen zondag de editie 2017.

Ik kan er een klein beetje over meepraten, over het dirigeren. Twee jaar geleden mocht ik voor mijn kamerkoor Decibelle staan bij een kerstconcert in een verpleeghuis wegens de afwezigheid van de dirigent. Daarna heb ik dit nog een paar keer gedaan, afgelopen vrijdag nog tijdens een optreden voor een groep vrijwilligers van het Bartolomeus Gasthuis in Utrecht.
Ik merkte al gauw, dat een koor, zeker bij bekende stukken, het tempo volgt, dat in het hoofd zit. Zodat ik net als de deelnemers aan Maestro vooral aan het volgen was. Follow me the wise man said, but he walked behind, zong Leonard Cohen ooit. Bovendien stond ik voortdurend met mijn hoofd in de partituur te kijken om op tijd te zijn voor een volgende inzet. Tellen is nooit mijn sterkste kant geweest. Daardoor konden de koorleden vooral mijn kalende kruin bewonderen.
Maar oefening baart kunst, ik zorg nu dat ik de partituur redelijk uit mijn hoofd ken, zodat ik tijdens het dirigeren vooral naar het koor kan kijken en zij naar mij. Meer contact helpt enorm. Het voordeel is ook dat ik met mijn gezichtsuitdrukking kan stimuleren, bijvoorbeeld kwaad in Herod the king in his raging en vertederd in Und hat ein Blümlein bracht. Zo kon ik vrijdag in de drie wat saaie coupletten van Eer zij God in onze dagen een niet afgesproken piano invoeren, het koor reageerde direct goed. Nu loop ik niet meer achteraan, dacht ik. Wat niet wil zeggen, dat ik het dirigeren beheers.

Maestro mag van mij gecontinueerd worden. Het is een van de weinige programma’s met klassieke muziek, waarmee een groot publiek bereikt wordt. Om die reden ben ik ook niet tegen André Rieu, Classic FM of al die malle verkiezingen op Radio 4.
Maestro is amusement, maar van een andere soort dan de competities met Bekende Nederlanders die gaan dansen of schoonspringen. Een muziekuitvoering doe je immers samen met een koor of orkest.
De deelnemer van Maestro die het orkest het minst voor de voeten loopt, persoonlijkheid heeft èn kan acteren, wint. Het helpt vooral als je in de slotnoot van het orkest je handen theatraal ten hemel heft. Niet voor niets stonden er dit jaar twee actrices in de finale tegenover elkaar.
Het wachten is nu op een spelshow waarin een amateurpiloot een vliegtuig met passagiers over de Noordzee moet zien te loodsen.

2

MEDIA VITA IN MORTE SUMUS

Muziek

Wat maakt, dat je gegrepen wordt door muziek? Dat je opeens bij je nekvel wordt gepakt en compleet van de wereld bent. Dat je in één ogenblik schoonheid, ontroering en melancholie ervaart. Dat je in dat moment wilt blijven en daarna steeds weer die muziek wilt horen.
Daar zijn tenminste drie dingen voor nodig.
Op de eerste plaats, het is een open deur, moet het natuurlijk een prachtige compositie zijn.
Daarnaast, minstens zo belangrijk, moet het stuk uitmuntend uitgevoerd worden. De musici of zangers moeten geïnspireerd zijn, betekenis geven aan de muziek en een gevoel uitdrukken.
Over de derde voorwaarde later meer.

Als ik achter de pc zit luister ik vaak oude muziek. Ik struin YouTube af en blijf dan vaak een tijdje hangen bij een bepaalde stijl of componist.
Momenteel zit ik midden in de Engelse Renaissance. Zo stuitte ik op het stuk Media Vita in morte sumus, een zesstemmige compositie van John Sheppard (ca 1515 – 1558). Ik vond een opname van het Tsjechische ensemble Cappella Mariana.
Niet bij de eerste keer luisteren, maar bij de tweede of derde keer werd ik diep geraakt. In tijden heb ik niet zo’n schitterend, hemels stuk gehoord. Ik luister steeds opnieuw.
Media vita in morte sumus is een Latijns gezang, dat veelal op de vierde of vijfde zondag van de lente werd uitgevoerd. Ik vond de volgende vertaling.
Midden in het leven zijn we door de dood omgeven.
Wie zullen wij als helper zoeken dan U, Heer,
Die door onze zonden terecht vertoornd bent?
Heilige God, heilig en sterk.
Heilige barmhartige redder.
Geef ons niet over aan de bittere dood.
Een bijzonderheid: Joost Zwagerman heeft op de dag van zijn zelfgekozen einde dit stuk als verzoeknummer aan radio vier gestuurd.

Cappella Mariana is een vocaal ensemble uit Praag. De hoge sopraan in deze uitvoering is Hana Blazikova over wie ik eerder in dit blog schreef. In bijgaande opname zingt het ensemble blijkbaar in een steenkoude kerk. De sopranen dragen warme capes. Het is een opname voor de Tsjechische radio. De presentatrice doet vanachter een laag tafeltje blauwbekkend de aankondigingen. Die koude sfeer verdwijnt echter geheel als de muziek wordt ingezet.

Media vita begint bij 14:00 en duurt tot 31:35. Wie in minder tijd een indruk wil krijgen begint bij 29:35. De zangers vallen vanaf hier om beurten in met Sancte misericor Salvator (Heilige barmhartige redder). Zoals kenmerkend is voor renaissancemuziek zingen zij door elkaar heen en weven met elkaar een prachtige samenklank. Aan het einde wisselen de hoge stemmen elkaar af in het dramatische Nec tradas nos (Geef ons niet over).

Het is een schitterende compositie, door Cappella Mariana mooi uitgevoerd.
Toch is het maar zeer de vraag of jij, lezer, ook door deze muziek geraakt wordt.
Dat kan te maken hebben met de stijl. Veelstemmige renaissancemuziek zit vaak ingewikkeld in elkaar. Je moet de muziek vaker horen om het te kunnen waarderen.
Nog meer bepalend is, en daarmee kom ik op de derde voorwaarde, dat de muziek bij mij als individu een gevoelige snaar moet raken. Ik moet er voor open staan, er voor in de stemming zijn, of het moet aansluiten bij iets wat mij emotioneel heeft geraakt. En het moet zeker geen negatieve associaties oproepen, bijvoorbeeld als je een allergie hebt voor religieus gezang, Latijn of overwegingen over de dood. Is deze derde voorwaarde niet vervuld, dan is de kans groot dat je het stuk niet afluistert.
Rest nog de vraag waarom Media vita in morte sumus mìj zo geraakt heeft de afgelopen tijd.