Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Muziek

1

FRANSE BAROK

Muziek

Lully

Uitleggen waarom ik bepaalde muziek mooi vind is een bijna onmogelijke taak. Een mens wordt gegrepen door een melodie als die een emotie raakt. Dat is heel persoonlijk en er komt een behoorlijke portie toeval bij kijken. Bij verschillende levensfasen horen vaak verschillende muziekstijlen.
De klassieke muziek waarnaar mijn vader in mijn jeugd luisterde vond ik saai. Iets voor oude mensen. Dat O haupt voll Blut und Wunden uit Bachs Matthaeus Passion of de melancholieke stem van Kathleen Ferrier mij wel raakten, deed daar niets aan af. Pas toen ik de veertig was gepasseerd, raakte ik geïnteresseerd in klassieke muziek. Dat zou je een bewijs kunnen noemen voor de stelling dat bij verschillende levensfasen verschillende muziekstijlen horen. Nog weer twintig jaar later kwam mijn bekering tot de oude muziek, muziek uit de renaissance en de barok. Ik was gaan zingen in koren en deed in 2012 mee met een zangweek in Tsjechië, waar we werken van Händel, Rameau en Lully zongen. In diezelfde tijd ontdekte ik het jaarlijkse Festival Oude Muziek in Utrecht, waar je je een week lang iedere dag kunt onderdompelen in oude composities. Ik ken mensen die in zeven dagen meer dan veertig concerten bezoeken.

Van dat soort aantallen hou ik me verre, maar ik ben wel behoorlijk monomaan geworden in mijn muzikale voorkeuren. ‘Monomanie is een waanzin die zich fixeert op één neiging en resulteert in abnormaal gedrag’, zo wordt het begrip door Wikipedia omschreven. Om mijn abnormale gedrag te beschrijven moet ik eerst nog iets anders uitleggen. Uitzonderingen daargelaten is er meestal maar één moment op de dag dat ik naar klassieke muziek luister. Al jarenlang heb ik de gewoonte om na het avondeten een half uur een spelletje te doen op de computer. Dat is ooit ontstaan in tijden van grote drukte. Dat half uur was, en is nog steeds, het moment dat ik me even afzonder van de wereld. Feitelijk gaat het niet om het spelletje maar om de muziek die ik via de koptelefoon beluister.

Ensemble Correspondance

Mijn monomanie gaat nog verder dan de barokperiode. Het is allemaal nog een graad erger. Ik luister bijna uitsluitend naar vocale stukken, het liefst naar het religieuze repertoire. Het lijden van de mens heeft de mooiste muziek voortgebracht. Eerder schreef ik hier een ode aan de Engelse barok. De oude Italiaanse muziek zing ik zelf ieder jaar ter plekke. Op dit moment ben ik abnormaal verslingerd aan de Franse barok. Het aantal Franse oudemuziekensembles is onovertroffen. Zoals Ensemble Correspondance, Le Poème Harmonique, Le Cris de Paris, La Tempête, Pygmalion, Le Concert Spirituel, Les Arts Florissant. Het niveau lijkt nog steeds te stijgen en men ontdekt nog altijd nieuwe (oude) composities. In schril contrast met de Nederlandse overheid wordt de barokke muziekcultuur in Frankrijk met gulle hand ondersteund. Genoeg stukken dus om mij aan te laven. Maar zoals steeds zal ook dit abnormale gedrag tijdelijk blijken.
Hierbij als voorbeeld een promotiefilmpje van Les Epopées met een deel uit een Grand Motet van Lully.

2

VIVALDI RECOMPOSED

Muziek

Isabelle van Keulen

We gingen naar een klassiek concert in Muziekcentrum Tivoli Vredenburg. Op het programma stond een bewerkte versie van de Vier Jaargetijden van Vivaldi door de Deutsche Kammerakademie onder leiding van violiste Isabelle van Keulen, een gerenommeerd ensemble. In de zaal viel het me op dat ik ditmaal geen bekenden zag. Er zaten wel opvallend veel jongeren. Een vrouw met een enorme hanenkam liep naar een plek op de eerste rij. Op het podium stond een machine die rook verspreidde, de optrekkende flarden weerkaatsten de felle kleuren van de lampen. Zaten we wel in de goede zaal, vroeg ik mij af. We hadden niet, zoals anders, een programmaboekje ontvangen. Toen de zaallichten gedoofd werden stapte er een jongeman in casual kleding het podium op. Hij stelde zich voor als deejay en begon te vertellen over wat ons te wachten stond.

Wie wel eens een klassiek concert bezoekt zal het beeld herkennen: een zaal vol grijze koppen, die in volstrekte stilte en onbewogen de muziek over zich heen laten komen om na het wegsterven van de laatste toon een beschaafd applaus te geven. Dat geeft te denken over de toekomst van de klassieke muziek.
Ensembles, zaaldirecteuren en programmamakers zijn daarom al een tijdlang bezig om klassieke muziekuitvoeringen in een moderner jasje te verpakken. Het tv-programma Podium Klassiek wordt voor een behoorlijk deel gevuld met wereldmuziek, jazz en pop. Holland Baroque werkt samen met muzikanten uit andere sferen. L’Arpeggiata voorzag stukken van Händel van jazzy arrangementen (wat recensist Peter van de Lint in Trouw een hartverzakking bezorgde). Je merkt de veranderingen ook aan de populariteit van goed in het gehoor liggende minimal music. Een van mijn kleindochters speelt Einaudi op de piano.

Max Richter

Max Richter heeft een moderne versie van de Vier Jaargetijden gemaakt. Zo leren nieuwe generaties dat Quattro Stagioni ook nog naar iets anders verwijst dan naar een pizza. Ik leerde ook wat. Bij de naam Richter dacht ik aan een of andere onbekende Duitser uit de 19e eeuw. Het blijkt een hedendaagse Britse componist te zijn. Hij werkt, zo lees ik nu op Wikipedia, ‘in de ontmoeting tussen eigentijdse klassieke en alternatieve populaire muziekstijlen.’ Zijn inspiratie haalde hij onder meer bij Arvo Pärt en Philip Glass en bij popmusicus Brian Eno. De dj in Tivoli Vredenburg legde uit wat Richter voor de popmuziek betekent en strooide met titels van albums en projecten. Het zei mij allemaal niets, maar ik was wel geïnteresseerd geraakt.

Toen begon de Kammerakademie te spelen. Ik hoorde veel bekende thema’s. De langzame gedeelten leken nog langzamer en fluisterzacht. Andere delen met geleidelijk verschuivende basnoten leken op aangename filmmuziek. Er werden veel noten herhaald en de snellere gedeelten hadden een swing meegekregen. Isabelle van Keulen sprong van haar ene op haar andere been. De eerste violist kon nauwelijks op zijn stoel blijven zitten. Ik had ook liever gestaan dan gezeten. Tussen de delen door werd geklapt en gejoeld. Ik vond het fantastisch. Hierbij een opname van De Lente met Richter achter het keyboard. Daaronder een gedeelte uit de originele compositie.

3

WACHTTIJD

Muziek

Afgelopen weekend deed ik tweemaal mee met een optreden van het projectkoor La Rosa. Over de repetities en de uitvoeringen zou ik van alles kunnen schrijven waar de lezer zijn voordeel mee kan doen. Hier wil ik mij echter beperken tot de uren voorafgaande aan het optreden. Profvoetballers moeten minimaal drie uur voor aanvang van de wedstrijd aanwezig zijn. De spieren zijn in tien minuten opgewarmd, dus de rest van de tijd slaat de verveling toe. Bij veel koren waarin ik gezongen heb gaat het niet veel anders.
Het opwarmen van de stem is zo gebeurd. Maar de meeste dirigenten hebben meer noten op hun zang. Sommige willen van elk stuk de beginregels horen, onder het motto: een goede inzet is het halve werk. Er zijn dirigenten die het hele programma nog eens doornemen. En er zijn er die op het laatste ogenblik nog flink willen werken aan wankele passages. De voorbereidingstijd is namelijk altijd te kort geweest. Of, wat minstens zo vaak voorkomt, de ambities van de dirigent waren te hoog. De meest wankele dirigenten geven vlak voor het optreden zoveel correcties en aanwijzingen dat sommige toch al gespannen koorleden het laatste stukje zelfvertrouwen verliezen. Anderzijds heb ik ook een koorleider meegemaakt, die een meditatieoefening van een half uur deed, waarbij de koorleden elkaars klamme handen dienden vast te houden.

Na het inzingen c.q. het repeteren volgt dan het lange wachten. Stel je voor: een te kleine kleedruimte (veelal de kamer van de dominee of pastor voor hij zijn gewijde missie begint), vol met jassen, tassen, uitgehangen kleding, boterhammen, thermoskannen, kartonnen bekertjes, zwarte partituren, brillenkokers, etuis met opmaakspullen. De ene zanger probeert zich in de stilte die er niet is te concentreren, de andere eet een salade (altijd een sopraan of een alt), de derde kleedt zich om.
Dit is het moment waarop blijkt hoe de afspraken over de kleding uitpakken. Waar bijvoorbeeld effen bovenkleding is afgesproken zijn er steevast zangers die een leuk ruitje hebben uitgekozen. Het bekende rode accentje op zwarte kledij wordt door sommige diva’s opgevat als een lang, gebreid vest in een kleur die pijn doet aan je ogen.
Er worden dropjes rondgedeeld en stukjes gedroogde abrikoos of alles wat de stem in optimale conditie moet brengen. Bestuursleden vragen bezorgd waar die man blijft die zou meehelpen bij de kassa. Te midden van dat alles lopen er koorleden die iets kwijt zijn en die na twee rondes tassen optillen en onder stoelen kijken, wanhopig uitroepen: ‘heeft iemand mijn map gezien?’ of ‘ik ben mijn bril kwijt.’

Na lang wachten komen dan de eerste toehoorders. De sfeer verandert nu van gedempt ontspannen naar ernstig saamhorig. Het wordt nog voller in de wachtruimte, allen moet zich daar verzamelen. Sommigen kijken stiekem in de kerk hoe groot de belangstelling is.
Dan breekt het moment van de waarheid aan. De laatste afspraken over opkomen en afgaan worden doorgenomen, waarbij er altijd wel iemand (een tenor of een bas) een grapje maakt over het ‘afgaan’. De rijen voor het opkomen worden opgesteld. Mappen dicht, in de linkerhand. Dan gaat de deur open en klinkt het eerste voorzichtige applaus.

3

VOLKSCONCERT

Muziek

In 1898 sloegen het Utrechts Stedelijk Orkest en het sociëteitsgebouw Tivoli, de thuisbasis van het orkest, de handen ineen. Op 14 februari vond het eerste USO-Volksconcert plaats. Voor de eenheidsprijs van een dubbeltje mochten onbemiddelde mensen, die anders nooit een klassiek concert bijwoonden, kennis maken met de muziek van Beethoven en Mozart. Het Tijdschrift Oud-Utrecht besteedde onlangs aandacht hieraan.
Het initiatief paste in een bredere beweging in de negentiende eeuw om de onderklasse te verheffen. De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen stimuleerde educatieve en culturele activiteiten, inclusief de totstandkoming van bibliotheken en spaarbanken (de Nutspaarbank). Het motto van ’t Nut klinkt nog altijd actueel: ‘kennis is de weg naar persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling.’ In 1829 werd de Maatschappij tot Bevordering van de Toonkunst opgericht. Het idee van de Volksconcerten was in de jaren zestig in Parijs ontstaan. Daar wilde men de gewone man, die alleen op volksliedjes en varietémuziek afkwam, wel eens wat anders laten horen.

Eerdere pogingen om in Utrecht Volksconcerten te organiseren waren gestrand. Er ontbrak een goede concertzaal. Dat argument verviel toen Tivoli in 1871 haar deuren openden. Het gebouw aan de Kruisstraat in Utrecht beschikte destijds over een zaal met vijftienhonderd zitplaatsen en elfhonderd staanplaatsen op de galerijen. Maar Tivoli zag geen brood in uitvoeringen voor de gewone man. Het was een commercieel bedrijf. Men moest het hebben van voorstellingen met doorlopende bediening. Dat botste met de aard van de klassieke concerten. Bovendien verwachtte Tivoli schade aan glaswerk en meubilair als men het gewone volk zou binnenlaten.
Het was in 1898 de Volksbond tegen Drankmisbruik die zorgde voor een doorbraak. De Bond verzorgde avonden ‘met een hoog moreel karakter’. Een klassiek concert paste prima in die opzet. Het bestuur van het USO garandeerde dat er alleen zitplaatsen zouden worden verkocht en dat sterke drank en roken niet waren toegestaan. ‘Moeders met zuigelingen kunnen, in het belang der goede orde, niet worden toegelaten.’

Het Utrechts Stedelijk Orkest in Tivoli

Het eerste volksconcert was een groot succes. Het publiek had zich keurig gedragen. Van toen af aan volgden meer uitvoeringen. Het waren vooral onderwijzers, kantoorklerken, winkelbedienden en spoorwegbeambten die de zaal vulden. Maar er waren ook concerten die mede door de Sociaal Democratische Arbeiderspartij georganiseerd werden, klassieke muziek met De Internationale als toegift. De vaste abonnementhouders van de USO-concerten protesteerden tegen de Volksconcerten. Zij wilden niet dat de symfonieën waarvoor zij de volle prijs betaalden tegen een veel goedkoper tarief ook op andere avonden werden uitgevoerd.
Zouden mijn familieleden in die tijd klassieke concerten hebben bezocht, vraag ik mij af. Het is niet overgeleverd. Mijn vaders tante Christien speelde Brahms op de piano. Opa Van Dijk zong in de Utrechtse zangvereniging Orpheus, een gerenommeerd mannenkoor onder leiding van Cornelis Galesloot, door dagblad De Tijd lovend ‘de nestor onder onze koordirigenten’ genoemd. Het koor reisde naar concoursen in Brussel en Essen en won daar hoge prijzen.

Het USO ging decennia door met de Volksconcerten. Toen in 1943 NSB’ers en Duitsers zich de beste plaatsen hadden toegeëigend is men met uitvoeringen gestopt. Na de oorlog kwam het concert voor de gewone man niet meer terug. Nu hebben we André Rieu en het tv-programma Maestro.

4

MIJN ARIA

Muziek

Het is zover, ik ben aan de beurt. Met de partituur en een potlood in mijn klamme handen en mijn bril nog boven op mijn haar stel ik mij op tegenover de groep van twee zangdocenten en zeven collega-zangers. Exemplaren van de partituur worden verspreid, zodat ieder kan meelezen. Ik zoek de ontspanning in mijn lijf, dat lukt hooguit een seconde. Roberto, de pianist informeert naar het tempo. Ik draai de muziekstandaard nog iets omlaag. Het gaat vast wel lukken, schiet er met enige bravoure door mijn hoofd, maar ik voel mijn hart tikken. Dan zet Roberto het intro in, acht maten tot aan mijn inzet.

Voor de vijfde keer volg ik eind augustus de zangweek Belcanto in de bergen van de Amsterdamse zangpedagoge Hester Noyon. Plaats van handeling: Crodo, een dorp in de Italiaanse Alpen, bekend geworden van het drankje dat naar het dorp is genoemd: Crodino. Vijf vrouwen en drie mannen, in leeftijd tussen de vijftig en de zeventig, doen mee. Ieder zingt een aria en een duet of terzet (trio). Daarnaast zingen we gezamenlijk twee koorstukken. Aan het einde van de week zijn er optredens in twee verschillende kerken. Dit jaar zingen we werken van Joseph Haydn.
Mij is een bariton-aria uit Die Jahreszeiten toebedeeld: Schon eilet froh der Ackermann. Een lied over een boer die vrolijk fluitend achter zijn ploeg aanloopt en daarna met afgemeten passen het zaad uitstrooit. Flötend nach, flötend nach. In technisch opzicht is het een redelijk eenvoudig stuk, al komt er een passage in voor van acht maten vol zestiende nootjes. De uitdaging zit ‘em in de interpretatie en expressie. Wat kan je meer doen dan het overbrengen van het vrolijke fluiten?

Repetitie in het kerkje van San Antonio in Maglioggio

Aan het begin van de week zingt iedere deelnemer zijn aria voor de eerste maal voor de groep. Ik vind dit een spannend moment, misschien nog wel spannender dan de uiteindelijke uitvoering voor het Italiaanse publiek. Dat is, zo weet ik uit ervaring, complimenteus en enthousiast. Mijn collega-zangers daarentegen hebben meer geoefende oren. Ze horen de details in de ademhaling, de dynamiek, de uitspraak, de frasering, de expressie. Mijn hemel, hoe verder je komt, hoe meer valkuilen je tegenkomt. En dat niet alleen. Wie zingt geeft zichzelf bloot. Wat laat ik zien? De bedaarde volwassene die de lat lager probeert te leggen of de tienjarige jongen die alles wil winnen? De jongen meet zijn prestaties af aan de anderen in de groep. Mijn medezangers kennen natuurlijk dezelfde uitdagingen en zij steunen me in de moeilijkheden, maar tegelijk zijn ze ook mijn concurrenten in complimenten en applaus.
De kritieken op mijn eerste optreden zijn mild en opbouwend. Ik ben ‘redelijk tevreden’. Het voorkomt niet dat ik me in deze week regelmatig zal afvragen: waarom zoek ik deze spanning? Wat wil ik bereiken?

Dit is de geluidsopname van mijn aria tijdens de generale repetitie (tweemaal klikken).

Voor de liefhebbers van koormuziek hierbij het Agnus Dei uit de Kleine Orgelmesse van Haydn, zoals uitgevoerd door ons ensemble op 28 augustus j.l. in de San Rocco in Viceno. Orfeas John Munsey, de tweede docent, dirigeert. De opname begint na 12 seconden.

 

0

DIRIGEREN

Muziek

Het projectkoor bezig met de warming-up. Foto: Wil Schraven

De afgelopen twee maanden zong ik mee in een projectkoor onder leiding van een jonge dirigente. We oefenden een afwisselend programma met muziek uit de 19e , 20e en 21e eeuw. Er waren stukken bij, onder andere van Ravel en Hendrik Andriessen, waar we hard aan moesten werken. De groep bestaat echter uit ervaren koorzangers en de dirigente is een groot talent. Ze werkte in Nederland al met professionele koren. Juist in onze oefenperiode won zij in Zweden de prestigieuze Eric Ericson Award voor jonge koordirigenten. Daarom mag zij de komende drie jaren met elf prominente Europese radiokoren werken. Succes verzekerd voor ons project, zou je zeggen. Afgelopen zondag voerden we ons concert uit. Ik was teleurgesteld. Er zaten veel slordigheden in de uitvoering. Wat ging er mis?

Een groep zangers dirigeren is geen kleinigheid. Als je afgeslagen hebt beginnen ze meteen te kletsen. Er zijn tal van details die uitnodigen tot discussie. Je moet een goede balans vinden tussen de ambitieuze zangers en de gezelligheidszangers. Er zijn altijd eigenwijze lieden die het beter menen te weten dan de dirigent. Al is het over de juiste uitspraak van de -r- in het Engeland van de zeventiende eeuw.
Ik ben wel eens inval-dirigent geweest, hoewel ik de ervaring noch de scholing hiervoor heb. Samen beginnen en samen afsluiten, dat was het doel dat ik me gesteld had en dat was soms al lastig genoeg.

Een dirigent moet op de eerste plaats de nodige muzikale kwaliteiten hebben. Een partituur goed kunnen lezen. Duidelijk zijn in de maat en de inzetten. Goed kunnen horen waar iets fout loopt en dat op een prettige manier kunnen uitleggen. Communiceren is bovendien niet alleen een boodschap zenden maar ook boodschappen ontvangen: inschatten wat een koor wil en wat haalbaar is.
Een wisseling van dirigent houdt een risico in. Nieuwe dirigenten zijn ambitieus en willen dingen veranderen. Zo hoorde ik van een dirigent die bereid was een koor te leiden, onder de voorwaarde dat hij een paar mindere broeders eraf mocht sturen. De zondebokken bleken, zonder dat de kandidaat-dirigent dit wist, allen in het bestuur te zitten. Die zaten daar natuurlijk niet voor niets.

Onze dirigente beschikt over uitzonderlijke muzikale kwaliteiten. Intonatie, frasering, dictie, van alles viel haar op. Met fraaie beeldspraak legde zij uit hoe het beter kon. Wij bassen zongen teveel als een stampend paard dat de trap oploopt. Zij deed het even voor. Op één punt ging het volgens mij fout, een belangrijk punt. Het repertoire was te moeilijk, in ieder geval voor de korte repetitietijd die ervoor stond. Hoewel de dirigente ons voor de tweede maal in een project begeleidde had zij ons te hoog ingeschat. Of beter gezegd: zij was uitgegaan van haar eigen normen, haar eigen boodschap. Ze had te weinig opengestaan voor de boodschap van het koor. Natuurlijk, wij waren geen professionals, was haar reactie toen ik haar hierover sprak. Maar het Nederlands Kamerkoor was voor haar wel het richtsnoer. Zo keerde haar ervaring in de professionele wereld zich om tot een nadeel.
Maar het publiek heeft zondag genoten.

2

NURIA

Muziek

Als sopraan Nuria Rial en het ensemble Accademia del Piacere zijn opgekomen zetten de muzikanten een instrumentaal stuk in. Nuria zit aan de zijkant, in afwachting van haar beurt. Ze schuift op haar stoel, beweegt het bovenlichaam en draait met haar hoofd. Is dit een teken van zenuwen? Je verwacht het niet maar waarschijnlijk zijn ook professionele zangers die al jarenlang op het podium staan voor elk optreden weer gespannen.
Als haar moment gekomen is, stapt zij naar voren. In haar zingen, toch een graadmeter van de emotie, is dan niets van spanning te merken. De stem beweegt soepel van hoog naar laag, van zacht naar krachtig. Snelle loopjes, barokke versieringen: ze komen er alle even gemakkelijk en soepel uit, alsof het geen moeite kost. Dat is nog zo’n misvatting: dat zingen als je eenmaal geoefend bent vanzelf gaat. Maar iedere professionele zanger moet elke dag uren oefenen. De zangers blijven regelmatig op les om hun verworvenheden bij te houden. Een beeldhouwer of een schilder beheerst zijn techniek. Een zanger moet ‘em dagelijks onderhouden.

Nuria Rial is een van mijn favoriete zangers van barokmuziek. De biografische gegevens vermelden dat zij uit Catalonië komt. Zoals zovele andere vertolkers van oude muziek kreeg zij haar vervolgopleiding aan de Musikhochschule in Basel. Ze trad op met dirigenten als René Jacobs en Trevor Pinock en met oudemuziekensembles als Collegium 1704 en L’Arpeggiata. Ze heeft er geen bezwaar tegen om oude muziek in een modern jasje te steken, zoals op de CD Händel goes wild. De oude instrumenten worden op deze opname aangevuld met een drumstel, een basgitaar en een jazzklarinet. Peter van de Lint, de muziekjournalist van Trouw, zag er een afschuwelijke godslastering in.
Nuria is misschien wel de barokzangeres met het meest warme en natuurlijke stemgeluid. Ze is het tegendeel van het aardappel-in-de-keel-gegil van Verdi-sopranen. Daarom hou ik zo van haar muziek. Haar zingen is even gewoon als van een buurmeisje, maar dan technisch volmaakt. Twee jaar geleden zagen wij haar in TivoliVredenburg met een Cavalli-programma. Daarna kwam ik heel wat optredens van haar op YouTube tegen. Het voelt een beetje alsof ik haar persoonlijk ken.

Ditmaal zingt ze liederen uit de Spaanse barok van voor mij onbekende componisten als Sebastián Duron en José de Nebra, muziek geïnspireerd op Spaanse dansen en ritmes met een belangrijke rol voor de gitaar. Het heet klassieke muziek, omdat het in de achttiende eeuw is geschreven. Je kunt het net zo goed volksmuziek of populaire muziek noemen. De ambiance van de uitvoering blijft echter klassiek. Het publiek luistert in stilte. De mystiek-religieuse teksten gaan grotendeels aan mij voorbij. Alleen in het laatste lied zijn de teksten recht voor zijn raap. Het gaat over schoonmoeders die noodweer veroorzaken en over boerenpummels die dat geen bal kan schelen.
Als het slotapplaus klinkt haast Nuria zich van haar plek voorop het podium naar achteren om tussen de instrumentalisten de toejuichingen in ontvangst te nemen, bescheiden knikkend met haar hoofd.

Een promofilmpje van CD en concert. Van een aantal van de liederen is een klein stukje te zien.

1

ALS EEN FONTEIN

Muziek

Ooit ben ik met tranen in mijn ogen van zangles naar huis gefietst. Ik was erg gemotiveerd om beter te leren zingen. Ik werkte er hard aan. Maar in de les kreeg ik voortdurend het gevoel, dat ik er nog weinig van bakte.
De vigerende zangtechniek in de klassieke muziek is ontstaan in de negentiende eeuw, toen door de steeds grotere orkesten zangers gedwongen waren om met meer volume te zingen. Een open keel en een goede ademsteun zijn hierbij cruciaal. Ik moest tijdens mijn eerste zanglessen mij voorstellen dat ik moest braken. En ik diende mijn buikspieren aan te trekken om te zorgen dat de klank niet wegzakte. De oefeningen hielpen wel. Ik bereikte een groter volume. Maar er was nog zoveel dat beter kon.

Stel je eens voor, dat de ene autorijschool je leert om soepel te schakelen, de andere vooral aandacht geeft aan je houding in de stoel en de derde je ogen en je blik het belangrijkste vindt. Dat is de situatie in de zangwereld. Voor een belangrijk deel heeft dit te maken met de stem. Een pianoleraar kan voordoen hoe je je vingers op de toetsen houdt, een zangpedagoog kan alleen met woorden aangeven wat je in je keel en je hoofd moet doen. Zo heb ik heel wat beelden langs horen komen. Van fonteinen die er aan de achterzijde van mijn hoofd uit moeten spuiten en klanken die ik via een plasgootje omhoog moet sturen tot concentratie op de trillingen tussen mijn oren. De ene dirigent vraagt om meer breedte in de klank, de ander om meer lengte.
Gewoon in- en uitademen is er niet bij. Een goede ademstroom begint bij het spannen van de bekkenbodem, een licht aantrekken van de buikspieren, het breed houden van de borstkas, een open keel, enz. En hoeveel aanwijzingen ik wel niet heb gehad om hoge noten te halen… Ik ben vooruitgegaan, maar de hoge G die voor mij geen probleem zou moeten zijn is meestal niet meer dan een hees gepiep.

Ik heb een paar veeleisende zangleraren gehad. Het leek alsof zij mij zagen als een conservatoriumleerling op weg naar de grote operarollen. ‘Heel goed’, was steevast het begin van het commentaar als ik wat gezongen had en daarna volgde een exposé over wat beter moest. Concentreerde ik met op de zojuist gegeven aanwijzingen voor de hoge noten, dan was vervolgens de frasering of de dictie niet goed. Na alle oekazes was de opdracht ‘ontspan!’ dan ook een treffend voorbeeld van een paradox. In plaats van een fontein uit het achterhoofd vloeide het vocht uit de ogen.
Het grote dilemma is dat alle instructies om iets anders te doen leiden tot meer inspanning. En meer fysieke spierspanning leidt veelal tot een slechter resultaat, zeker bij iemand als ik die het altijd beter wil doen. Misschien zitten die hoge eisen ook wel in mijn eigen hoofd.
Dit jaar ben ik begonnen met lessen volgens de Lichtenberg Methode. Daarin ligt de nadruk op ontspanning en bewustwording. Op het nalaten van allerlei inspanningen.

0

THE BAND

Muziek

The Band

Om de zoveel tijd komt er op tv een documentaire over een legendarische zanger of popgroep. Ik mag daar graag naar kijken. Zo zag ik gefilmde portretten van onder andere Bob Dylan, Simon and Garfunkel en The Beatles. De documentaires kennen alle dezelfde opzet. Een mix van opnamen van de grootste hits, in hoog tempo afgewisseld met korte quotes van zo ongeveer iedereen die een rol heeft gespeeld: bandleden, managers, opnameleiders, platenbazen, leden van de crew, vriendinnetjes. Er hing altijd een groot gezelschap om zo’n groep heen. Steevast kijken de betrokkenen met superlatieven terug. Nooit eerder had een zanger of een groep zoiets bijzonders gedaan, het betekende een revolutie in de popmuziek, het was ongekend wat er gebeurde. Kortom, de bescheidenheid is ver te zoeken.
Ook de verhalen van de artiesten lijken op elkaar. Het begint met een jongeman die – vaak tegen de zin van zijn ouders – zijn ziel en zaligheid in de muziek legt. Hij richt een bandje op, bandleden gaan en komen. Totdat er opeens een manager of een platenproducent brood in die jongens ziet en de televisie het succes ruikt. Dan begint het te lopen en zien we beelden van uitzinnige fans, gepiel op gitaren in hotelkamers, bandleden die omringd door agenten naar een wachtende auto hollen. Ik word altijd een beetje week van zulke jongensdromen. Dat duurt gelukkig maar even, want na het grote succes van de groep komt veelal de omslag: onenigheid tussen de bandleden, drugsgebruik, dalende verkoopcijfers.

Onlangs was The Band aan de beurt, een Amerikaanse popgroep die eind jaren zestig furore maakte en in de korte tijd van zijn bestaan een heldenstatus wist te bereiken. The Band was in de jaren zeventig een van mijn grootste favorieten. De groep, begonnen als begeleidingsband van Bob Dylan, maakte een mix van blues, countrymuziek en folk. Later werd deze stijl Americana genoemd. De vijf leden waren stuk voor stuk zeer muzikaal, ieder van hen bespeelde meerdere instrumenten. Het waren gewone jongens die niet naast hun schoenen liepen. In plaats van de psychedelische muziek die destijds in zwang was, grepen zij terug op de bronnen van de Amerikaanse muziek: de blues en de folkmusic en in plaats van naar de stad en de vernieuwing hunkerden zij naar de traditie van het platteland. De jongens hadden met elkaar letterlijk een hechte band. Tot het moment dat ook bij hen de drank en de drugs de splijtzwam vormden.
In de documentaire kwam er op dat ogenblik een omslag. De superlatieven maakten plaats voor ontboezemingen. Doodzonde dat de groep uit elkaar viel, dacht ik, terwijl ik naar het plezier keek dat zij uitstraalden tijdens hun laatste concert, The Last Waltz.

Destijds luisterde ik nauwelijks naar de teksten. Ik werd vooral gegrepen door de landelijke en nostalgische sfeer. Kampvuurliederen met een stevige beat. Ik heb de elpees opnieuw beluisterd. De muziek roept melancholie op, maar tegelijkertijd verbaas ik me over het eenvoudige drumgeluid, het voor de hand liggende orgelloopje, de stemmen die in de hoogte verkrampen. Vond ik dit nu het einde? Heb ik deze platen grijs gedraaid?
De ontnuchtering duurde maar even. Ik kijk alweer uit naar een volgende documentaire, het volgende verhaal van roem en mislukking, het verlangen naar wat ooit mooi was.

1

DIGITALE SAMENZANG

Muziek

Zoom sessie Vocal Group Timelez

Het is nog niet zo heel lang geleden dat er alom geklaagd werd over jongeren die de hele dag achter een scherm doorbrengen. Nu zit een groot deel van Nederland dagelijks uren naar een laptop of tablet te staren. Werken, lessen volgen, overleggen, de schouwburg bezoeken, sporten, winkelen, samen eten, familiebezoek, voor bijna alles is er een digitale vorm. Het is eigenlijk een wonder hoe al die bytes bijna ongestoord door Nederland schieten.
Het was dan ook begrijpelijk dat de meer dan één miljoen koorzangers in Nederland zochten naar digitale alternatieven voor hun koorrepetities. Zoom blijkt niet erg geschikt. De vertraging op de lijn zorgt voor verwarring. Veel koren laten zich echter niet tegenhouden en houden repetities per stemgroep waarbij de zangers kunnen meezingen met een begeleidende dirigent. Zij horen dan alleen hun eigen stem. Andere zijn zo inventief om individueel ingezongen opnamen tot één samenzingend koor te combineren, wat niet alleen een goed maatgevoel van de zangers vraagt, maar vooral veel technisch vernuft.

Jamulus dashboard

Het wachten was op een programma dat digitaal samenzingen zonder vertraging mogelijk zou maken. Dat is het programma Jamulus. Dit stelt wat hogere eisen dan Zoom. Zo moet je een kabelverbinding hebben met Internet, geen wifi. Daarnaast kan je het beste gebruik maken van een koptelefoon inclusief microfoon die je direct met de computer verbindt.
Mij stond het eigen maken van zo’n programma geweldig tegen, maar ik ben in de gelukkige omstandigheid, dat G. zich voor haar koor in Jamulus heeft verdiept en zo voor mij het bedje heeft gespreid. Op die manier kon ik mij zonder watervrees aanmelden voor een digitale koorworkshop van de Stichting Huismuziek en zat ik op zaterdagmiddag om drie uur klaar met Jamulus op de desktop en daarnaast Zoom op de laptop. Voor wie niet gezegend is met twee apparaten: je kunt de programma’s ook combineren op één scherm. Ik zat daar weliswaar trots en quasi-professioneel achter twee schermen te schakelen, maar had tegelijkertijd het idee dat mijn grens qua digitale vernieuwing zo ongeveer bereikt is.

Deze zangeres komt niet in dit verhaal voor

Het eerste half uur was nodig voor een goede soundcheck. Dat loste enkele nare bromgeluiden op, maar verhinderde niet dat ik van sommige zangers het idee had dat zij ergens buiten voor de voordeur stonden te prevelen. Desondanks voelde het geweldig en wonderlijk om zo samen te zingen.Wat ik niet verwacht had: ook hier overheersten de grijze koppen.
Bijzonder is dat je via Zoom jezelf ziet zingen. Dat kan heel educatief zijn (hoofd in rust, mond ontspannen houden). Je kunt overigens gerust in je blote kont de repetitie bijwonen, voor wie dit altijd al gewild heeft. Dan moet je wel de camera goed instellen. Bij sommigen zag ik vooral het prachtige plafond, bij anderen kon ik via het raam naar de buren gluren.
Het Jamulus-scherm bestaat uit een mengpaneel met schuifknoppen, waardoor het geluid van iedere zanger harder of zachter gemaakt kan worden. Zo heb je bij een digitaal koor het grote voordeel dat je die brommende bas of die schelle sopraan buiten de deur kan zetten. In deze workshop solliciteerden enkele alten daarnaar. Hoe goed de techniek ook werkt, het gezamenlijke resultaat blijft afhankelijk van de individuele kwaliteiten.

Kijk op www.huismuziek.nl voor het Jamulus-aanbod voor zangers.