Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

In het nieuws

2

WIJ ZIJN NIET OUD

In het nieuws

Deze week liep ik op Utrecht Centraal opeens te midden van honderden leeftijdgenoten die in colonnes naar het Jaarbeursplein schuifelden. Dat kon maar één ding betekenen: de 50-plusbeurs had de poorten weer geopend. ‘Van autoplein tot fietstest. Van modeshows tot vakantieplein. Van fit-test tot beauty scan. Lekker proeven en genieten.’
Trouw, misschien wel de krant met de meeste ouderen onder zijn abonnees, heeft voor ons een nieuwe afkorting bedacht: de Yep, young elderly people. Daarmee worden de jonge, vitale ouderen bedoeld, die nog van alles kunnen maar niets meer hoeven.
Grofweg gaat het om ouderen tussen de 65 en de 80.
Wie honderd jaar geleden vijfenzestig werd had veelal nog een jaar of vijf voor de boeg. Jaren met lichamelijke klachten en zonder pensioen. De huidige yep hebben in doorsnee nog vijftien jaar te gaan. Vijftien jaar van vakantie vieren, schrijft Trouw. Zonder de zorg voor kinderen of de verantwoordelijkheden van een baan en met een beter dan ooit gevulde portemonnee kan het grote genieten beginnen. Vitale ouderen reizen de wereld over of zoeven met bruin verbrande koppen op e-bikes door Nederland. Ze schaffen zich nog eens een nieuwe ruime woning aan.
Toen ik stopte met werken ontving ik vele kaarten met afbeeldingen van luie stoelen aan het strand en hangmatten tussen cocospalmen. ‘Ga lekker genieten’, was een veel geuite aanbeveling. Ik ben blij, dat ik mijn eigen tijd kan indelen, maar de nadruk op al die genoegens beviel me toen al niet. Er zijn genoeg mensen van onze generatie die nooit geleerd hebben om op hun luie kont te zitten.

Trouw zou Trouw niet zijn als er geen boodschap aan de berichtgeving wordt gekoppeld. ‘Vitale ouderen weigeren zich voor te bereiden op de zorg, die ze later nodig hebben’, luidt de kop boven een artikel. Alsof ik gisteren nog de gemeentelijk zorgcoördinator de deur uit heb gegooid.
We zijn zo bezig met genieten, aldus Trouw, dat we niet willen nadenken over het levensbestendig maken van onze woning. In plaats van te sparen om een particulier verpleegkundige in huis te kunnen halen stoppen we de vingers in de oren. We willen niet weten, dat het aantal ouderen groeit en het aantal zorgverleners en mantelzorgers omgekeerd evenredig afneemt. ‘Er is sprake van massale ontkenning’, zo meent een deskundige.
Het is de tweede generalisatie die me niet bevalt. Hoeveel generatiegenoten maken zich juist niet veel te veel zorgen om de toekomst?
En wat is de oorzaak van deze struisvogelpolitiek volgens de deskundigen? De young elderly people maken zich geen zorgen, ‘omdat zij zichzelf niet als ouderen zien’. Daarin konden de deskundigen wel eens gelijk hebben. In de gezondheidsrubriek van Trouw vroeg laatst iemand of het mogelijk is om het krimpen van het lichaam op latere leeftijd tegen te gaan. Als hij er elke dag een half uur voor had moeten hangen, had hij dat ervoor overgehad. Wij willen eeuwig jong blijven. De bejaarde is al afgeschaft. Nu is de oudere aan de beurt en Trouw levert ons het nieuwe begrip: de yep.

1

HET EERSTE WOLVENGEZIN

In het nieuws

Maandagavond laat. Het is tijd om naar bed te gaan, maar als uitstelmanoeuvre ga ik naar de nieuwspagina van Teletekst.
Er heeft zich een tweede wolvin op de Veluwe gevestigd. Dat blijkt uit keutels waar de Wageningen Universiteit een dna-analyse op heeft uitgevoerd.
Interessant. Er moet dus iemand zijn, die de godganse dag met een loup en een plastic zakje de Veluwe afstruint. Misschien is het wel een hele ploeg medewerkers. Mensen die op zoek zijn naar een speld in een hooiberg en dan na dagen zoeken enthousiast in de poep beginnen te roeren. Je moet er blijkbaar voor gestudeerd hebben. Wie zou hier opdracht toe gegeven hebben? En wie betaalt dit?
Daaruit blijkt dat wolvin GW960f al zes maanden op de Veluwe verblijft
GW960f, een intrigerend getal. Zijn er al 959 voorgangers geweest? Hoe hou je die uit elkaar? En wat doet die f aan het einde? Is dat de wetenschappelijke afkorting van faeces? Verzamelt men ook snot, oorsmeer of sperma?
en dat GW960f daarmee een officiële inwoner van ons land is.
Nou, daar zou ik nog wel even een discussie over willen aangaan. Wat is de definitie van een officiële inwoner? Als je in een half jaar tweemaal een identificeerbare bolus op de Veluwe hebt gedraaid? Weten ze dat in Libië ook? Is er al een veterinaire immigratiedienst opgericht? Ik ben benieuwd wat onze autochtone eekhoorn en Hollandse vos hiervan vinden.
Eerder vestigde zich al wolvin GW998f op de Veluwe. Bij haar is een mannetje gesignaleerd.
Nu begint dit bericht toch oncontroleerbare trekken te krijgen. Waarom heeft dat mannetje geen nummer? Is het wel altijd hetzelfde mannetje en zo nee, moeten we daar dan niet eens een debat over voeren?
Van Joris Luyendijk heb ik geleerd, dat je nooit op één nieuwsbron moet afgaan. Via een bericht in de NRC (die wel het nummer van het mannetje meldt) kom ik op de nieuwspagina’s van de Wageningen University, de bron van al deze opwinding. De opdracht voor dit onderzoek, zo lees ik hier, is gegeven door BIJ12 (?) Wolvenkeutels zijn gemakkelijk te herkennen. ‘Ze zijn veelal ruim 25 cm lang en 3 cm dik’. Kijk, de onderzoekers moeten dus ook met een centimeter op pad.
Vermoedelijk vormen de twee een paar. De komende maanden moet uitwijzen of zij hebben gepaard en het eerste wolvengezin van Nederland een feit is.
De definitie van een paar lijkt me inderdaad dat twee levende wezens een aanwijsbare neiging hebben tot paren. Maar moeten we blij zijn met parende wolven, is de vraag die zich bij mij opdringt.
Het onderzoeksteam meldt dat er in het afgelopen kwartaal een edelhert is gevonden, dat gedood bleek door GW960f. Kan men dan niet beter wat wolven in de Oostvaardersplassen uitzetten in plaats van boswachters met karabijnen? Ook de aanslagen op schapen worden door de universiteit bijgehouden.
Dat wordt wat voor de schapenboeren. Ik geloof dat ik maar in aandelen ABC Hekwerken ga investeren. Of in de wapenhandel voor het afschieten van edelherten en wolven.
Ik doof de lampen en ga naar bed. Wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit, wie zei dat ook al weer?

1

LEVE HET BEJAARDENTEHUIS

In het nieuws

Begin deze eeuw wist de overheid het zeker: hulpbehoevende ouderen moeten zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Op de eerste plaats omdat de ouderen het zelf willen. Dat klinkt heel logisch, want wie laat zich voor zijn plezier uit zijn vertrouwde huisje verladen naar een instituut vol gebrekkige en mokkende medemensen? Een tweede argument was dat verzorgingshuizen hospitalisatie in de hand werken. Tenslotte – het werd als laatste genoemd, maar voor de overheid was dit het belangrijkste – waren de hoge kosten aanleiding om het thuis blijven te stimuleren.
Wie nieuw beleid en nieuwe projecten in Nederland wil promoten maakt van de oude situatie een karikatuur en schenkt geen aandacht aan mogelijke nieuwe problemen die kunnen ontstaan. Die andere problemen werden al snel zichtbaar.
De thuiszorg werd opeens een flink stuk duurder. Want de verzorgende die voorheen de hele hulpbehoevende clientèle bij elkaar had, was nu veel meer tijd kwijt aan het reizen. Datzelfde gold voor de verpleegkundige en de maaltijdbezorger. Omdat de bezuinigingsdoelstelling wel gehaald moest worden, ging er dus ook nog een bezuinigingsslag over de thuiszorg heen.
Voor de ouderen zelf namen de risico’s toe, want wie met versleten pantoffels over de eigen salontafel struikelt en niet meer overeind kan komen, mag tenminste een etmaal op de vloer doorbrengen. Maar niet getreurd, daar hadden de beleidsmakers slimme oplossingen voor: domotica en zorg-op-afstand via makkelijk bedienbare tablets.
Tenslotte was het gevolg – wie had het ooit kunnen bevroeden – dat alle hulpbehoevende ouderen, die niet mobiel genoeg meer waren om het huis uit te komen, in hun eentje thuis zaten te verpieteren.
En dus is er nu, na een actie van omroep Max en de ouderenbonden, de campagne Een tegen eenzaamheid: 29 miljoen voor projecten om ouderen te mobiliseren, ‘zoals wandelvoetbal, tablet-les, samen eten en opleidingen voor supermarktpersoneel om eenzaamheid bij klanten te herkennen’, aldus Trouw. Mevrouw, u heeft alleen maar éénpersoonsverpakkingen in uw rollatormandje, gaat het wel goed met u?
Minister de Jonge is nog steeds zo enthousiast over het thuisblijven, dat hij dit beleid naar China wil exporteren. Er moet toch ook wat die kant opgaan.

Toen mijn moeder op haar 88e niet meer zelfstandig kon blijven wonen en naar het verzorgingshuis verkaste, was dat niet haar eigen keuze. Maar toen ze er eenmaal zat, bloeide ze helemaal op (en andersom werd het huis er een stuk gezelliger door). Ze ging op haar gemak elke ochtend, elke middag en elke avond koffie of thee drinken. Kwam ik op bezoek, dan zat ze nogal eens te kaarten (en wilde daarbij niet gestoord worden). Een paar maal per week ging ze naar de activiteitenbegeleiding, wat overigens niet altijd een succes was. Het voorlezen uit de krant kon ze erg waarderen, maar dat knutselen en tekenen was maar fröbelwerk. ‘Laten we een potje klaverjassen’, zei ze dan, maar dat vond de activiteitenbegeleidster weer te min. ‘We mogen toch zeker zelf weten wat we doen’, zei mijn moeder dan verontwaardigd.

Ik pleit voor de terugkeer van het verzorgingshuis, vanuit sociaal oogpunt. Maar dan wel een verzorgingshuis nieuwe stijl: kleinschalig, met een nadruk op elkaar helpen, personeel op afroep en bestuurd door ouderen zelf of hun familieleden. Laten we echter, voor we iets nieuws beginnen, ons afvragen of deze woonvorm wellicht weer andere problemen oproept.

2

FATSOENLIJK NIEUWS

In het nieuws

Het lijkt door alle ophef over de verkiezingen alweer lang geleden. Het lawaai van rondcirkelende helikopters en politiesirenes overstemde maandag in Utrecht de piepjes van de smartphone met het volgende nieuwsbericht. Een afrekening in het criminele milieu, was mijn eerste gedachte. Ongeloof. Dat er een terreuraanslag in mijn eigen stad had plaatsgevonden wilde ik vooralsnog niet aannemen.
Net toen ik op het punt stond om de deur uit te gaan, kwam het advies van de burgemeester om binnen te blijven. Er waren geruchten dat er gevaar dreigde op de Maliebaan, vlak bij ons huis. Het werd erg stil op straat.
Natuurlijk wilde ik meer weten, iedereen wilde meer weten. Ik volgde het liveblog op de site van de NOS en stemde af op Radio 1. Dat lijken me fatsoenlijke media. Of niet?
Tot laat in de middag overheersen de geruchten de feiten. En dus begint het Grote Speculeren. Allerlei deskundigen zijn ingehuurd om hun mening te geven over wat er aan de hand kan zijn. Over de handelwijzen van de hulpdiensten wordt druk gediscussieerd. Buurtbewoners en kennissen van de schutter doen hun verhaal, maar feitelijk is er nog weinig te melden.
Is het dan niet een taak van de journalist om dit te zeggen? ‘We zouden u graag meer vertellen, maar we hebben nog onvoldoende feiten. Dus we gaan over naar het overige nieuws’. Emoties zijn er al genoeg. Mag het in de media een onsje minder?

De politieke partijen stoppen hun campagnes. Verspreiding van politieke boodschappen op zo’n dag lijkt niet kies. Eén partij wil niet daaraan meedoen. Het lijkt me relevant, dat de media melden welke partij dit is. Dat doet Nieuwsuur ook, maar vervolgens laten zij beelden zien van een partijbijeenkomst van de zelfverklaarde Messias en laten ze horen welke duiding hij aan de aanslag geeft. Onder het mom van ‘onze kijkers hebben hier behoefte aan’ wordt de zorgvuldige campagnestop van de andere partijen doorbroken en kiezen ze de kant van de partij die niet het fatsoen op kan brengen om te zwijgen. Is dit naïviteit of onfatsoen van de journalist?
Zo lopen veel media al jarenlang achter Wilders aan. Hij schuwt de emotie niet en vertolkt de gevoelens van sommige mensen. Dus dat is ‘nieuws’. Op welke markt Wilders zich ook vertoont, de cameraploegen, microfoons en notitieblokken overtreffen het aantal aanhangers, ook al verkondigt hij al jarenlang dezelfde boodschap en is er allang geen sprake meer van nieuws . En dan beweren de populisten nog, dat er in Hilversum alleen maar linkse journalisten zitten die nepnieuws verkopen.

Dinsdag besluiten de politieke partijen tot een beheerste voortzetting van de campagne. De NOS laat daarom het geplande verkiezingsdebat doorgaan. Over van alles rond zo’n uitzending wordt uitgebreid onderhandeld. Waarom maakt de NOS, het is tenslotte hún programma, geen afspraken over het achterwege laten van politieke boodschappen over de aanslag, om te voorkomen dat er politieke slaatjes uit deze gebeurtenis worden geslagen?
Ik weet het: don’t blame the messenger. Het zijn Wilders en Baudet die de bedenkelijke meningen verkondingen, niet de journalisten. Ik ben ook niet voor een boycot of censuur. Maar kan het een onsje minder en een onsje fatsoenlijker? Zeker als het gaat om politici die niet thuis geven aan de onderhandelingstafel, maar alleen opbloeien als de camera’s gaan draaien.

0

KATHOLIEKE ONVOLWASSENHEID

In het nieuws

Het grootseminarie in Haaren, Brabant

In 1959 hield de heer Martin, president van de priesteropleiding in Brabant, een toespraak over opvoeding. Hij streefde naar een open verhouding ‘tussen paedagoog en pupil’. Dat was niet vanzelfsprekend, want, zo zei Martin in alle openheid, ‘er is een tijd geweest, dat op seminaries en colleges alles mocht, als je ’t maar stiekem deed’.
Katholieke mannen en hun driften, je kunt er dezer dagen niet omheen. Ook in mijn onderzoek naar het leven van mijn heeroom kom ik nog wel eens wat tegen.

Wie monnik werd in een trappistenklooster legde een gelofte van kuisheid af. Toen mijn oom abt geworden was, merkte hij ‘dat er vooral op het gebied van de affectiviteit veel onvolwassen en ongezonde dingen waren zoals ondergrondse vriendschappen’.
De katholieke hoogleraar Buytendijk sprak vlak na de oorlog van ‘psycho-infantilisme’, een verregaande vorm van onvolwassenheid, die bij veel katholieke mannen voorkwam. Die onvolwassenheid kon zich uiten in een teveel aan verinnerlijkte regels en geboden, hetgeen een oorzaak was van angsten en neurosen; of in ongeremd gedrag. Buytendijk bracht de schrikbarende onvolwassenheid in verband met de negatieve houding van de kerk tegenover seksualiteit en de controle van de geestelijkheid. Masturbatie was verboden, homofilie een doodzonde. Maar in het geheim was blijkbaar van alles mogelijk.
Welke maatregelen de president van de priesteropleiding genomen heeft is mij niet bekend. Mijn oom vroeg het advies van een psychiater. Daarnaast liet hij een medewerker van een psychiatrische instelling een lezing geven in zijn klooster over problemen op het gebied van seksualiteit. Zoveel openheid waren de paters in 1950 niet gewend.

W. Duynstee, redemptorist

Een andere Nijmeegse hoogleraar, Duynstee, jurist en pater, constateerde in dezelfde jaren dat de criminaliteit onder katholieke mannen hoger lag dan bij de protestanten. Ook hij verwees naar het onvolwassen gedrag van de mannen. Voor een bisschoppelijke commissie verklaarde Duynstee dat masturbatie, hoewel objectief een zondige handeling, toegelaten zou kunnen worden met het oog op de geestelijke gezondheid. Het zou de angst kunnen doorbreken die de neurose veroorzaakte. Hij volgde daarin Neerlands eerste vrouwelijke psychiater, Anna Terruwe, die tegen een katholieke patiënt had gezegd, dat masturbatie geen doodzonde was.
Vanzelfsprekend kwamen deze geluiden de leiding van de kerk in Rome ter ore. De Heilige Officie stuurde in 1954 de jezuïet Tromp als inquisiteur naar de Nederlandse Kerkprovincie om te onderzoeken, wat er toch met die slappe Nederlandse priesters aan de hand was. De boodschap was duidelijk: de naleving van het zesde gebod moest via de biechtstoel verlopen en niet via de psychiater en al helemaal niet via psychiaters die de verdringingsleer van Terruwe hanteerden. Terruwe werd in de ban gedaan, Duynstee werd overgeplaatst naar Rome en mocht geen contact meer met Terruwe onderhouden.
Wat in het geheim gebeurde, bestond niet, dat was de verdringingsleer van het Vaticaan.

‘Er is bijna geen monnik, die geen seksuele moeilijkheden heeft in zijn leven’, zei de Zundertse trappist Arnold Bomans in 1970. ‘Het blijft een strijd tot het einde van je leven’.
Men gebruikte de gesel om de driften uit het lichaam te slaan. Lukte dat niet, dan was er voor de zondaars altijd nog de morele wasbeurt van de R.K. kerk: de biechtstoel. Drie weesgegroetjes bidden en je was weer overal van af.
Dom Amandus Prick (zo heette hij echt), de abt van het trappistenklooster in Tegelen, zei in de negentiger jaren: ‘Zelfbevrediging is onkuisheid. Als dienaar van de kerk moet ik dat zeggen. Maar wees gerust, ik vind het onjuist dat de kerk dat zegt. (….) God houdt van zondaars’.

0

DE MAAND VAN ….

In het nieuws

foto’s: www.maandvandeleukeseks.nl

Het was mij eerlijk gezegd nog niet opgevallen. Terwijl het onderwerp toch van groot belang is en het ook mìjn warme belangstelling heeft.
Het is op dit moment de maand van de leuke seks.
Het zal wel mijn opvoeding zijn, die ervoor zorgt dat mijn haren direct overeind gaan staan bij dit initiatief. Dat werkt natuurlijk contraproductief, want voor leuke seks heeft het geen nut als je haren overeind komen. De weerstand zit ‘em in het woord leuk, het meest uitgeholde woord in de Nederlandse taal. En dan moeten we ook nog eens een maand lang leuk doen.
Ik besluit maar eens te kijken op de website.

Een landelijk platform van seksuologen, docenten en pedagogen vindt dat door alle publiciteit over de negatieve kanten van seks het nu wel eens tijd wordt om, met name voor ouders en kinderen, de leuke kanten van de seks te belichten. Op tal van plaatsen worden daarom lezingen en workshops georganiseerd: een congres Praten over Seks, de vertoning van de film ’69: liefde, seks, senior’, een workshop Adem je vrij voor vrouwen, een avond over daten voor mensen met een verstandelijke beperking.
Zalig zijn de meisje die in Amersfoort en omgeving wonen, want zij kunnen deelnemen aan een workshop Handjob. ‘We oefenen met voldoende glijmiddel op felgekleurde dildo’s. Na afloop ontvang je een diploma’, zo lees ik op de site. Nuttige handwerken voor meisjes, dat klinkt mij bekend in de oren.
Tijdens de avond is ook Nynke Vingerhoed (what’s in a name) aanwezig. Zij is van Ilvy, het online platform dat ‘zorgt voor je dagelijkse dosis gezonde seks’. Jammer genoeg ontbreekt een workshop voor jongens die een job te doen hebben met de voorbips, zoals van Kooten en de Bie het vrouwelijk deel noemden.

Ik ben weer even terug in 1980, bij mijn eerste baan als preventiewerker bij Buro Voorlichting en Vorming. Vanzelfsprekend stond ook de seksuele voorlichting op het programma. We trokken er met een koffertje vol gebruiksartikelen op uit om op aanschouwelijke wijze uitleg te geven aan werkende jongeren, priesterstudenten, geestelijk gehandicapten en jonge plattelandsvrouwen. Het ultieme doel was niet de techniek, maar de bewustwording, het verkrijgen van inzicht in wat je zelf het fijnste vindt. Als dit inzicht tenminste paste binnen onze normen van wat fijn behoorde te zijn. ‘Daar moet een piemel in’ werd toen nog niet gezongen, maar jonge macho’s zorgden nog wel eens voor problemen tijdens de oefeningen in bewustwording.
We discussieerden onderling over de termen om de geslachtsdelen aan te duiden. Want al zijn er in het woordenboek weinig woorden waar zoveel alternatieven bij staan, tussen medische taal en schuttingtaal is er niet veel. De Belgen waren daar toen al veel beter in, getuige dit advies van een Vlaamse voorlichter in de Sekstant: ‘Draag altijd een plastieken band om uwen pint’.

Sinds 1980 is er al veel gevormd en voorgelicht. Is aandacht voor de positieve kanten van seks nog nodig? Eigenlijk hoef ik niet lang over een antwoord te denken. Ja, dat is nodig. Er gaat nog steeds van alles mis. Grappen maken over seks is een stuk gemakkelijker dan praten voor seks, zo moet ik hier eerlijk bekennen. Dat los je niet in één generatie op. Daar is meer voor nodig dan een maand van de vleselijke gemeenschap.

 

1

ROZE EN BLAUW

In het nieuws

In Nederland leven op dit moment 1,5 miljoen honden, 2,8 miljoen katten en 8,5 miljoen vrouwen. Het houden van vrouwen is dan ook populairder dan ooit. Dat is niet verwonderlijk: de gemiddelde vrouw heeft een prettig karakter. Zij is sociaal, lief en kan uitstekend zorgen. Toch blijken er in de praktijk nog een hoop vragen te zijn rond het houden van vrouwen:
Is iedereen geschikt voor het houden van vrouwen?
Heeft een vrouw leervermogen en is zij te trainen?

De bovenstaande regels zijn niet van mij, maar van Myrthe van der Meer. Met één verschil. Ik heb overal vrouw ingevuld waar zij het woord man gebruikt.
Van der Meer schreef het boek Het houden van mannen – veldgids voor de praktijk. Voor de Volkskrant mocht zij een voorpublicatie schrijven. Het is een vorm van satire die mij even deed glimlachen, maar die al halverwege het artikel begon te vervelen. Wat mij verbaasd heeft is dat het boek geen weerwoord heeft opgeroepen. Want stel dat een man een boek geschreven had over de aanschaf van een vrouw, wat zou er dan gebeurd zijn?

De Britse journalist Peter Lloyd schreef Stand by your manhood, a survival guide for the modern man. Daarin betoogt hij dat mannen in de huidige maatschappij steeds meer achtergesteld worden. In een interview in Trouw zegt hij:
‘Mannen zijn minder goed opgeleid dan vrouwen. Ze zijn vaker dakloos en werkloos. Vaker slachtoffer van geweld. Plegen vaker zelfmoord’.
Lloyd trekt ten strijde tegen feministen, die zijn inziens niet strijden voor gelijke rechten, maar voor een bevoorrechte positie voor vrouwen: ‘Bijvoorbeeld toen er eens werd opgeroepen om evenveel vrouwen als mannen in het leger te krijgen. Welnee, riepen de feministen, vrouwen horen niet te vechten en te sterven aan het front. Maar wacht even: mannen soms wel? Intussen willen de feministen dat er meer vrouwen komen in de directies van grote bedrijven. Maar heeft u ooit gehoord dat er óók quota moeten komen zodat er evenveel vrouwen als mannen werken bij de vuilophaaldiensten?’

Ik hou niet zo van polarisatie, dus laat ik de zaak positief benaderen: het is goed dat er over emancipatie geschreven wordt, steeds opnieuw. De ontwikkelingen gaan door.
Tijdens de feministische golf van de jaren zeventig werd ik mij bewust van de achterstelling van vrouwen en van de reductie van vrouwen tot lustobject. De man was de oorzaak van dit onrecht en ik voelde mij er diep schuldig om. Ik liep daarom met een button met een mannenteken, waarop de schuin omhoog staande pijl was vervangen door een slap omlaag hangend exemplaartje. Ik leerde breien en zette mij aan het strijken. Toen wij later kinderen kregen verdeelden we keurig de huishoudelijke en verzorgende taken. Dat stemt mij tevreden. Het pijltje mag weer omhoog.
Sinds de zeventiger jaren is er het een en ander veranderd. Ik weet echter niet of het op dit moment de goede kant op gaat.
In de speeltuintjes waar ik met mijn kleinkinderen kom zie ik evenveel vaders als moeders. Maar er blijven verschillen. De vaders in de speeltuintjes zijn vooral met hun smartphone bezig. De moeders kletsen met elkaar of ze letten op hun kinderen.
Kijk ik naar het speelgoed dat voor kinderen te koop is, dan krijg ik het benauwd. Nergens is het verschil tussen de seksen groter. Alles voor meisjes is roze en popperig.
Ook in het onderwijs nemen de verschillen toe. Meisjes doen het beter dan jongens. Meer dan de helft van de studenten aan de universiteit is vrouw. Het kan niet anders dan dat dit gevolgen gaat hebben.

0

CHRISTOPHORUS BUYS BALLOT

In het nieuws

Sta je met je rug naar de wind, dan is er een lage drukgebied aan je linkerhand en een hoge drukgebied aan je rechterhand. Tenminste op het noordelijk halfrond. Dat wordt de wet van Buys Ballot genoemd. Dus komt de wind uit het westen dan ligt het lagedrukgebied ergens in het noorden en de hoge druk ergens in het zuiden. Voor de doorsnee burger is dit nutteloze kennis, want je kunt er niets mee.
Voor mij is het echter wel handig om te weten. Ik woon namelijk in de Buys Ballotstraat. Als ik vragen krijg over de naam van de straat, dan kan ik uitleggen dat Buys Ballot de oprichter van het KNMI was en de naamgever van de wet over de windrichting. Dat helpt bij het onthouden. Zoals mijn vader vroeger over onze Den Hamstraat nog wel eens vertwijfeld door de telefoon riep: ‘Geen spek, of worst, maar ham!’.

De Sonnenborgh

10 Oktober j.l. was het 200 jaar geleden dat Christophorus Buys Ballot geboren werd. Hij begon als 18-jarige aan de universiteit van Utrecht met de studie klassieke talen, maar al snel stapte de bolleboos over naar de exacte wetenschappen. Na zijn promotie werd hij op jonge leeftijd hoogleraar in de scheikunde, natuurkunde en wiskunde, dat kon in die tijd nog. De bestudering van de sterren vond hij net zo interessant als het meten van de hoeveelheid regen die op verschillende hoogten langs de Domtoren viel.
Met steun van eerste minister Thorbecke kon hij het 16e eeuwse bastion Sonnenborgh aan de buitengracht in Utrecht ombouwen tot observatorium voor weer- en sterrenkundige waarnemingen. Dat was het begin van het KNMI. Buys Ballot begon aan iets wat sommigen ook nu nog als een onmogelijke opdracht zien: het voorspellen van het weer. Hij was de grondlegger van de weerkaart en het weerbericht in Nederland. Hij plaatste apparatuur in havens waarmee de komst van stormweer kon worden voorspeld. Maar nog belangrijker was dat hij over de grenzen heen keek. Hij zorgde ervoor, dat men in heel Europa de wind en de temperatuur op dezelfde manier is gaan meten. Dat leverde een schat aan gegevens op, waaruit hij zijn beroemde wet kon destilleren.
Christophorus overleed in 1890 tijdens een griepgolf. Dat onheil had hij niet aan zien komen.
Zeven jaar later, nu 120 jaar geleden, wordt er aan de overzijde van de nieuwe Oosterspoorbaan in Utrecht op een drassig stuk weiland dat eigendom was van de katholieke kerk een straat aangelegd. De gemeente vernoemt de straat naar haar wereldberoemde meteoroloog.

Het KNMI verhuisde naar de Bilt en de Sonnenborgh in Utrecht is nu al weer een tijdje Museum de Sterrenwacht. Om de 200e geboortedag van Buys Ballot te vieren waren dinsdag alle inwoners van de Buys Ballotstraat in Utrecht, de Buys Ballotweg in de Bilt en de Buys Ballotlaan in Soesterberg uitgenodigd voor een avond met lezingen en demonstraties in het museum. Bewoners van dezelfde straten in onder meer Leiden, Apeldoorn, Venlo waren niet uitgenodigd, dus dat gaf het feestje enige exclusiviteit.
Je kunt in het museum van alles leren over het weer en de sterren en ik laat me de werking van een reusachtige telescoop uit 1835 uitleggen, maar net als vroeger tijdens de natuurkundeles kost het me moeite om mijn aandacht erbij te houden. Ik ben vooral geïnteresseerd in meneer Buys Ballot. Maar veel verder dan dat hij een zeer gelovig wetenschapper was, 8 kinderen had en zijn stappen telde tijdens het lopen kom ik niet. Door een stevige westenwind fiets ik weer naar huis. Links de lage druk, rechts de hoge, oefen ik nog even voor mezelf.

2

OP DE DIVAN

In het nieuws

Divan, Freud Museum London

Ik droom dat ik bij een spoorwegovergang de bomen omhoog zie gaan. Ik stap naast mijn moeder in een trein die langzaam op gang komt en een donkere tunnel in rijdt. Als de trein de tunnel uitkomt zit mijn vader tegenover mij. Mijn moeder is weg.
Voor een psychoanalyticus zou de duiding van deze nepdroom zo klaar zijn als een kontje. De spoorbomen die omhoog gaan staan voor een erectie, de trein die op gang komt voor de coïtus, de donkere tunnel voor de vagina en de rest voor het Oedipuscomplex. Ik begeer mijn moeder en ben bang voor de straf van mijn vader.

De psychoanalyse in Nederland bestaat honderd klaar en dat wordt uitgebreid gevierd. Het lijkt erop, dat de weinig overgebleven analytici hiermee zichzelf wat viagra willen toedienen om de zaak weer overeind te krijgen.
De theorie van Freud is, dat mensen niet alleen worden gedreven door overwegingen, normen en opvattingen, maar nog meer door het onbewuste: gevoelens, lusten, instincten. Het onbewuste openbaart zich bijvoorbeeld via versprekingen en verschrijvingen en via dromen en humor. Wat je werkelijk drijft kan je achterhalen door in analyse te  gaan. Hiervoor moet je vier tot vijf keer per week een uur op de divan liggen. Je associeert een eind weg over wat er op dat moment in je hoofd opkomt. Als je geluk hebt bromt de therapeut, die onzichtbaar achter je zit, af en toe een aansporing tot verdere exploratie van je gedachten en gevoelens. Deze frequente sessies moet je vijf jaar volhouden.
In Nederland wordt deze kostbare vorm van therapie niet meer vergoed wegens gebrek aan bewezen effectiviteit. In andere landen, zoals de Verenigde Staten, liggen dagelijks vele analysanten op de divan (terwijl buiten de psychiatrische patiënten verdwaasd achter hun winkelwagentje met plastic zakjes lopen).

Jaren geleden had ik via mijn werk nog wel eens wat te maken met het Psychoanalytisch Instituut Utrecht, de geilige tempel van de psychotherapie, gevestigd in twee majestueuze panden aan de Maliestraat. Daar werkten in zalen van behandelkamers de echte therapeuten, de belezen mannen die zich ver verheven voelden boven de doorsnee hulpverlener. Zij behandelden zo’n 5 patiënten per week, veelal goed opgeleide neuroten. De privacy stond hoog in het vaandel, patiënten mochten elkaar niet op de gang tegenkomen. Er waren nogal wat bekende Nederlanders bij. Verwarde psychiatrische patiënten behandelde men niet, de methode zou bij die groep alleen maar ontregelend werken.
Er was een forse ondersteunende staf, een schitterende bibliotheek met behulpzaam personeel en een eigen kopuleerafdeling voor de reproductie van honderden vagina’s over de nieuwe theoretische ontwikkelingen. De peperdure behandeling werd betaald door het ziekenfonds. Dus ik begrijp dat de SP daarnaar terugverlangt.

Kritiek op aannames of duidingen kon door de analytici gemakkelijk worden weerlegd als weerstand, voortkomend uit een onverwerkt verleden. Ook ik ben in dit stuk nog steeds met mijn vader aan het vechten. Mijn superego (mijn geweten) zegt mij nu echter, dat ik ook iets aardigs over de psychoanalyse moet zeggen.
Welnu, dit stukje is tot  stand gekomen, nadat ik een uur lang op mijn eigen bank heb liggen associëren op het woord psychoanalyse. Een uitnodiging ooit van mijn verleidelijke therapeute om in analyse te gaan heb ik weerstaan, maar concepten als het onbewuste en het superego hebben mijn zelfinzicht vergroot. In mijn terugblikken op deze plek was ik niet zo ver gekomen als ik niet van psychoanalytische inzichten had geprofiteerd.
Daarom feliciteer ik bij deze het psychoanalytisch genootschap. Met daarbij één adviesje: kom eens uit je ivoren phallus, de 19e eeuw is al lang voorbij.

0

THE VOICE OF SAND AND GLUE

In het nieuws, Muziek

Ik leerde zijn muziek kennen via een Franse omweg. Franse muziek was destijds bij ons thuis dominant. Jacques Brel, Gilbert Bécaud, Françoise Hardy. Mijn oudere broer had een bandrecorder, waarop La fille du Nord van Hughes Aufray voorbijkwam. Hoewel ik de tekst niet goed kon volgen werd ik meteen gegrepen door het heimwee en het verlangen, wat uit de getokkelde gitaar tevoorschijn kwam. Toen ik later het origineel van Bob Dylan hoorde vond ik dat lelijk, vanwege het knauwende Amerikaans en ‘the voice of sand and glue’, zoals David Bowie de stem van Dylan ooit betitelde. Toch vind ik het nog steeds een van de mooiste Dylannummers, al zal hij niet vanwege deze tekst de Nobelprijs ontvangen hebben.
In de jaren die volgden was Dylan voor mij een popmuzikant die af en toe in de top 40 stond. Mijn godsdienstleraar op de middelbare school vond Blowing in the Wind zo’n prachtig lied. Dat vond ik niet passend, leraren moesten van de popmuziek afblijven. Dat  Blowing in the Wind later terug kwam in beatmissen kon ik evenmin waarderen. Het leek een Amerikaanse remake van Ik zou wel eens willen weten van Jules de Corte.

Enige jaren geleden heb ik in een opwelling een cassette met Dylan’s muziek uit de 60-er jaren gekocht. Ik veer op als ik een nummer hoor als It’s all over now, baby blue of All I really want to do. Het is de nostalgie naar de jaren van verandering, de jaren dat ik leerde op eigen benen te staan, zonder af te gaan op de bandrecorder van mijn broer.
Toch luister ik weinig naar de Dylan-cd’s. Hoe komt dat?

Ik ben op de eerste plaats muzikaal ingesteld. Bij Dylan hoor je vooral lappen tekst. Een waterval van woorden, litanieën waarin de ene associatie de andere lijkt op te roepen. Zie bijvoorbeeld Mr. Tambourine man .
Is het poëzie, is het de Nobelprijs waard? Ik zou het niet weten, ik ben een leek in de poëzie en nog meer in de Dylanologie.
Omdat ik niet aangesproken word door de tekst, rest de muziek. Die vind ik vaak weinig opwindend tot regelrecht saai. Na twee 2 coupletten lijkt het mij muzikaal gezien de tijd om af te ronden, da capo al fine, op naar het volgende stuk. Dylan gaat dan echter nog acht lange coupletten door in hetzelfde eenvoudige akkoordenschema. Hij braakt en spuugt zijn teksten uit alsof hij er graag van af wil, maar er steeds weer nieuwe woorden opwellen. It’s a hard rain that’s  gonna  fall. Ik begrijp wel waarom Patti Smith zaterdag bij de uitreiking van de Nobelprijs de tekst kwijt was.

Wat mij nu nog het meest bevalt zijn de stukken waarop Dylan zichzelf op akoestische gitaar begeleidt, de mondharmonica op de houder vlak voor zijn lippen, klaar om een hartverscheurend intro te blazen of om de rauw gezongen regels nog eens met de harmonica te herhalen, onder extra harde klappen op zijn  gitaar. Dat is eigenlijk toch veel mooier dan de violen die Hughes Aufray achter zijn cover plakte.