Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

In het nieuws

2

KLOOF

In het nieuws

Het is al zo’n vijftig jaar geleden dat zanger Joop Visser in een lied de zelfingenomenheid van de journalisten aan de kaak stelde.
De brand, die zij verslaan, meneer
Als zij het land in gaan, meneer,
Steken ze zelf eerst aan, meneer,
Dat noemen ze een baan, meneer
De politiek redacteuren Jan Tromp en Coen van der Ven schreven onlangs het boek Wantrouwen in de wandelgangen – Hoe pers en politiek van elkaar vervreemd raakten. In de zaterdagbijlage van de Volkskrant van 09-09 mochten zij hun boek promoten.
Pers en politiek komen steeds geharnaster tegenover elkaar te staan, zo betogen zij. Een politicus een vraag stellen in de wandelgangen is er niet meer bij. Ministers en Tweedekamerleden worden afgeschermd door een patrouille van voorlichters. ‘Het patroon is dat de politiek de bewegingsvrijheid van de pers verder aan banden legt.’ De vrees is dat uiteindelijk de journalisten uit de wandelgangen geweerd worden.
Ik deel de bezorgdheid over deze ontwikkelingen. De gewezen minister van onderwijs Dennis Wiersma had naar verluidt zo’n twintig communicatieprofessionals in zijn staf om ervoor te zorgen dat de juiste boodschap en de mooiste beelden naar buiten kwamen.

Wie, zoals Tromp en Van der Ven, misstanden constateert en een pleidooi houdt voor een andere aanpak, zou echter op zijn minst moeten ingaan op de vraag hoe deze misstanden zijn ontstaan. Hoe komt het toch dat journalisten vooral uit zijn op ophef en vertier? Dat Powned ‘journalisten’ met een grote bek de straat op stuurt met als enige doel om emoties op te wekken? Dat Jinek een clown als Jaïr Ferwerda het politieke nieuws laat verluchtigen? Dat een van de populairste programma’s op televisie een talkshow is waarin voetbalanalisten een wedstrijdje doen wie de grofste grap kan maken? Daar moet toch iets zinnigs over te zeggen zijn. Tromp en Van der Ven komen in het artikel niet verder dan een verwijzing naar de politiek als de grote boosdoener. ‘Het is toch in de allereerste plaats de Haagse politiek die in de slag om het mooiste plaatje de vrije journalistiek aan banden probeert te leggen.’

Een kloof ontstaat niet vanuit één kant. Het is een zich herhalend proces van actie en reactie waarbij het begin niet meer is aan te wijzen. Kortom, zoals twee kijvende echtelieden hebben de politiek en de pers beide een aandeel in de ontstane situatie. De hand in eigen boezem steken, dat is echter altijd een zwak ontwikkelde kwaliteit van de journalistiek geweest. ‘Geen greintje zelfkritiek, meneer’, zong Joop Visser. ‘Zo arrogant als god, wie niet eerbiedig is die maken ze kapot.’
Het is al een veeg teken dat twee journalisten eenzijdig gaan oordelen over wat er mis is. Hoe zouden de journalisten het vinden als twee politici een boek over dit onderwerp schrijven zonder de journalistiek te raadplegen?
Het lijkt mij goed als er eens een onderzoek komt naar de rol van de journalistiek in de gepolariseerde verhoudingen tussen overheid en burger. Maar dan niet uitgevoerd door twee journalisten die hevig terug verlangen naar de jaren zeventig.

0

SLECHT NIEUWS

In het nieuws

Een crisisjaar, zo wordt 2022 door velen genoemd. Ik hoef de voorbeelden hier niet meer te noemen. Sommigen willen het woord crisis niet meer horen. Heb ik ooit eerder zo’n jaar meegemaakt?
Ik was tien jaar toen in 1962 de Cubacrisis uitbrak. De Koude Oorlog was op zijn hoogtepunt en Russische schepen waren met atoomraketten onderweg naar Cuba. Ik merkte de onrust bij mijn vader en moeder. Hoe ernstig hun zorgen waren drong pas goed tot mij door, toen ik in de keukenkast een groot blik biscuit ontdekte, een voorraad voldoende om nog jaren het dagelijkse bakkie thee van een koekje te voorzien. Voor mijn ouders was zo’n buffer niet vreemd. Zeventien jaar daarvoor hadden zij enkele weken op biscuit geleefd.

foto: Ruud Taal, collectie Spaarnestad

De oliecrisis van 1973 baarde mij geen enkele zorg. Ik vermaakte me met de beelden van rolschaatsers op de snelweg en van kardinaal Alfrink die als ‘artiest met attributen’ het verbod op het gebruik van een auto probeerde te omzeilen.
De kredietcrisis in 2008 maakte indruk. Tot aan dat moment had ik me niet gerealiseerd dat een bank zou kunnen omvallen en dat je daarmee je geld kwijt zou zijn. Persoonlijk werd ik er niet door geraakt.
Dat deed de coronacrisis wel, toen ik in het najaar van 2020 veertien dagen lang koorts en nog langer huisarrest had. De frequente persconferenties van Rutte schiepen het beeld van een nog nooit vertoonde aanval op ons welzijn.
Maar niets van dit alles was vergelijkbaar met de Russische inval in de Oekraïne. Die maakte mij moedeloos en somber. Niet vanwege het energietekort, het dekentje over de benen of de inflatie. Maar door de beelden van dood en vernieling, waarbij ik me onmachtig voel. De oudejaarsknallen hebben er een associatie bij. Ondertussen zijn we met zijn allen bezig om het leven op aarde te vernielen. Hoewel ik op dit punt nog wel een kleine persoonlijke bijdrage kan leveren (ik heb lijm en soep in huis), maakt de constante stroom van negatief nieuws dat hier mijn grootste zorgen liggen. ‘We zitten op de snelweg naar de klimaathel met de voet op het gaspedaal’, zei VN-secretaris-generaal Gutteres. En in Nederland bekvechten we over de vraag of kinderen nog indiaantje mogen spelen of over de vrouwonvriendelijkheid van zwaar gereformeerden.

Hoe groter de nood, hoe meer behoefte er is aan afleiding en ontspanning, zo lijkt het. Welgeteld tweeëntwintig cabaretiers betraden de afgelopen weken het podium voor een oudejaarsconference. Wij zaten in de zaal bij Vincent Bijlo en het programma Galv edreekegmo. In het decor van een schuilkelder tussen dozen vol biscuits en rozijnen fietste hij de energie voor het podiumlicht bij elkaar totdat hij het energieplafond bereikt had. Zijn vrouw zong Voordat de bom valt van Doe Maar. Laat maar vallen dan, het komt er toch wel van. Toen die tegen het einde van de voorstelling uiteindelijk viel, bleek dat nog één man de aanval had overleefd, ‘de langstliegende premier’ van het land.
Het woord crisis, zo leerde ik ooit, betekent oorspronkelijk overgang of keerpunt. Er is dus iets anders op komst.

2

MEDISCHE INFORMATIE

In het nieuws

De schroeven die mijn heupbotten bij elkaar hielden

Ruim tien jaar geleden werd ik geopereerd aan een heupbreuk. Daarbij werden de gebroken uiteinden weer vastgezet door middel van drie flinke schroeven. Die pinnen konden daar rustig blijven, zo vertelde de specialist. Maar als ik er last van kreeg, dan was hij graag bereid om ze er weer uit te halen.
Laat ik eens op internet kijken, bedacht ik, wat de voor- en de nadelen zijn. Dat had ik beter niet kunnen doen. Op fora waar ervaringen gedeeld worden las ik het ene na het andere akelige verhaal over de nadelen van het gebruik van schroeven, over tal van complicaties die kunnen optreden, over mensen die jaren later nog last hadden van de operatie.
Het is een bekend effect: wie ergens last van heeft laat dat eerder weten dan wie uiterst te tevreden is. Fora met ervaringen op medisch gebied zijn daarom verzamelplaatsen van alle mogelijke onheil. Het leek me beter om me te beperken tot door artsenorganisaties geredigeerde sites.

Maar ook van betrouwbare sites of artikelen kan je je afvragen of kennis over ziekten en gebreken bevorderlijk is. Van medische studenten in opleiding weten wij dat zij allerlei kwaaltjes gaan voelen nadat ze gehoord hebben wat er mis kan gaan met diverse organen. Ik moest daaraan denken, toen ik in de Volkskrant van 12 maart j.l. een artikel las over de vroegtijdige herkenning van hartklachten: Nooit klachten gehad en dan een hartinfarct. Een arts die de kans op problemen moet inschatten werkt met een lijstje risicofactoren. Wie ongezond eet en hartpatiënten in de familie heeft weet dat hij een grotere kans heeft op een hartinfarct. Maar wat blijkt? Er zijn, aldus het artikel, genoeg mensen die niet aan het risicoprofiel beantwoorden, maar wel hartklachten krijgen.
Heb ik iets aan deze kennis? Het roept een wat zorgelijk gevoel in mij wakker. Ik kan natuurlijk direct op zoek gaan naar het telefoonnummer van een privékliniek waar ik via een CT-scan kan laten achterhalen of mijn aders aan het dichtslibben zijn. Maar voor optimale zekerheid moet ik dan nog veel meer laten controleren. En dan nog weet ik niet alles, want er zijn verschillende kwaadaardige tumoren die zich pas aankondigen als het al te laat is. Ooit zong het Klein Orkest over iemand die zeer gezond leefde, maar toch niet oud werd omdat hij aangereden werd op een zebrapad. Het zit wel vaker eens tegen, gewoon blijven bewegen.

Juist één dag nadat ik voor de tweede keer door het coronavirus besmet was geraakt, las ik in diezelfde uitgave van de Volkskrant over het effect van een coronabesmetting op de hersenen. Corona doet de hersenen iets krimpen, zo stelden onderzoekers in Oxford vast. Ook blijken de voormalige coronalijders relatief wat minder goed in cognitieve taken. Dat komt dan bovenop het krimpen als gevolg van de veroudering.
Ik lees het, maar wat heb ik eraan? Het leed is al geschied. Ik heb nu hoogstens een kapstok waar ik eventuele denkfouten aan kan ophangen. ‘Ja sorry, dat wist ik even niet meer, mijn hersenen zijn bovennormaal gekrompen.’ Want dat laatste vergeet ik natuurlijk niet.

2

REGEREN

In het nieuws

Wij zijn deze week direct aan het oefenen geslagen. We moeten tenslotte een beetje bij de tijd blijven. ‘De minister van Binnenlandse Zaken?’
‘Even denken, het was iets met een dubbele naam.’ Er valt een stilte. ‘Nee, het zit ver weg, zeg het maar.’
‘Hanke Bruins Slot.’
‘Ach ja, die kijkt zo ernstig gereformeerd en heeft als militair in Uruzgan gevochten.’
Je moet ezelsbruggetjes bedenken. Dat is een vorm van hokjesdenken of etnisch profileren, maar het helpt de zaak te ordenen. Rob Jetten, die ken ik, hij is de enige die met een glimlach op het bordes stond. Hij is voor het klimaat, maar vraag me niet hoe zijn ministerie heet. Die voor de lagere scholen heet Wiersma, dat onthou ik, hij zat er zelf nog niet zo lang geleden op. Zijn haar en zijn baard lijken op die van mijn zoon die in het onderwijs werkt en die net zo oud is als Dennis.

Sinds maandag zijn de bewindslieden weer missionair. Zij kunnen weer ontslagen worden of opstappen. Er is zendingsdrang. Die spatte maandagavond van het scherm, toen de NOS de achtentwintig bewindslieden presenteerde. (Een zoomgesprekje met nr. 29, Kaag, kon er niet af). Er was nog dezelfde dag een peiling gehouden naar het vertrouwen in Rutte IV. Dat blijkt laag. Alleen bij de VVD heeft de meerderheid er vertrouwen in. Wie zijn zaakjes goed voor elkaar heeft kan optimisme uitstralen.
Ik ben een kritische afwachter, mijn verwachtingen zijn laaggespannen. Maar ik behoor niet tot de velen die vinden dat ‘die lui in Den Haag’ er niets van bakken. Er gaat veel mis, dat is evident. Maar je kunt dat niet alleen op het conto van politici schrijven. Zo worden er bijvoorbeeld tegengestelde eisen aan de politiek gesteld.
Toen het Persoonsgebonden Budget in de zorg werd ingevoerd was er vertrouwen in de burger. Nadat de pers met verhalen kwam over grootschalige fraude riep de maatschappij – riepen wij – om betere controle. Bulgarenfraude idem. Vervolgens schoot de slinger de andere kant op en ontstond de toeslagenaffaire.
We kunnen niet tegelijkertijd vragen om meer vertrouwen in de burger en om een stevige controle van de regels. De algoritmen, de maatschappelijke polarisatie, de sociale media maken het er allemaal niet gemakkelijker op. Wie weet hier een uitweg?

Het zou mooi zijn als vakbekwaamheid en visie weer centraal kwamen te staan. Welke minister durft het aan om zijn visie te geven zonder te kijken naar de peilingen? Wie laat zijn eigen deskundigheid prevaleren boven de mening van partij of coalitiepartners? Maandagavond hoorden we veel goede voornemens. Iedere minister staat te trappelen. Iets anders kan je natuurlijk niet zeggen op de eerste dag.
Conny Helder is de minister voor Langdurige Zorg en Sport (kan ik onthouden aan: een van de ouderen, beetje gezet, Actiz). Helder (what’s in a name) sprak over preventie en kwam als een van de weinigen met een concreet idee: de heupairbag voor ouderen.
‘Dat is wel wat voor mij’, zei ik tegen G. Ik dacht aan de smak op piste nummer twee in Ischgl. Waarop mijn lief antwoordde: ‘dat is mooi, het zal je eindelijk een wat ronder uiterlijk geven.’

1

VERKIEZINGSFEEST

In het nieuws

De kandidatenlijst kwam deze week binnen. Een vel van een meter breed. Ik heb een loep nodig om de namen te kunnen lezen. De peilingen, stemwijzers en debatten stromen via elke verbinding met de buitenwereld overvloedig onze huiskamer binnen. We weten nu dat Sigrid dure jurken draagt, dat Lilianne de dochter van de melkboer is en dat Wopke van schaatsen houdt. En dat iedereen samen sterker vooruit wil voor een betere toekomst. Kortom, het feest van de democratie is begonnen. Er wordt flink gedanst, maar ik heb nog weinig zin om mee te doen. Er heeft nog niemand bij mij aangebeld om een roos aan te bieden. Of een theezakje.

Al die aandacht in de media voor de verschillende keuzes, dat is toch waar het in een democratie om gaat? Dat is toch iets om blij van te worden?
Jazeker, maar nu? De democratie kraakt en piept. De persoon van de politicus is belangrijker dan zijn standpunt. De wetgeving en de uitvoering zijn complex geworden. Het vertrouwen in de overheid daalt zienderogen.
Wat mijn stemming nog meer verpest is dat de man die verantwoordelijk is voor wat er de laatste tien jaar is misgegaan in Nederland nu in de peilingen op eenzame hoogte staat. De natuur laten verpieteren, de multinationals die belasting willen ontwijken faciliteren en de eigen belastingbetaler hard aanpakken, het onderwijs en de zorg door de efficiency-mangel halen, vluchtelingen de deur wijzen, van de wmo en de jeugdzorg een chaos maken. Moet ik nog verder gaan? Hij is zelf afgetreden vanwege falend beleid. In een goed functionerende democratie moet dat consequenties hebben. Dat het niet gebeurt is een veeg teken.

En dan te bedenken dat de grootste concurrent van de VVD geen democratische partij is maar een populist die ongeremd mag discrimineren. Het is de wil van het volk, zegt hij. Hij bedoelt daarmee dat het hem stemmen oplevert. Een bulldog die automatisch begint te blaffen als je er een Marokkaans muntje in stopt, steeds feller en steeds harder, eindigend in een scheldkannonade. Een politicus die het dragen van verantwoordelijkheid makkelijk uit de weg kan gaan omdat hij weet dat hij vanuit de oppositie genoeg invloed heeft. Eén blik op het vluchtelingenbeleid zegt wat dat betreft voldoende.
Ik heb mijn leven lang links gestemd. Die partijen liggen nu amechtig hijgend in de hoek van de ring. Ik kan kiezen tussen partijen die vanwege hun principes weggelopen zijn van de vorige onderhandelingstafel en partijen die hun verantwoordelijkheid genomen hebben door compromissen te sluiten, maar daarbij op ongenadige wijze zijn ingepakt door de politici met de gemakkelijke boodschap. Of denk ik te veel in de oude termen links en rechts en hebben de mensen gelijk die zeggen dat we met zijn allen naar links gaan? Dat Nederland een diep-socialistisch land is? Ik ben er niet gerust op. Woensdag zal ik met mijn biljet (en mijn bril ) op pad gaan. Dan is het feest. Ik hoor de muziek van de uitslagenavond al klinken. Er speelt een dixielandorkestje en er kan gedanst worden.

1

VAN MERWIJK

In het nieuws

Een aantal jaar geleden was ik bij een voorstelling van cabaretier Jeroen van Merwijk. Als hij geen liedje zong, zat hij te tekenen op het toneel. Hij sprak die keer over taal en het aanleren van taal en wilde de naam noemen van een beroemde Amerikaanse taalgeleerde. Wat niet iedereen weet is dat hij stotterde in zijn jeugd en dat dat nooit helemaal gesleten was. Het tekenen op het podium maakte hem rustig. En als hij een blokkade niet kon vermijden gebruikte hij een truc.
‘Die Amerikaanse taalgeleerde, hoe heet die ook al weer?’, vroeg hij aan het publiek.
‘Noam Chomsky’, zei ik vanaf mijn plaats halverwege de zaal. Ik zei het halfzacht en niet voor iedereen hoorbaar. Maar Jeroen had het gehoord.
‘Ja, ja’, veerde hij op, ‘die was het, zeg het nog eens’, en hij keek hoopvol de donkere zaal in. Toen ik de naam hardop voor iedereen moest herhalen, voelde ook ik dat ik zou blokkeren en hield ik maar mijn mond. Ook Jeroen herhaalde de naam niet. Na afloop ben ik naar hem toegestapt om het verhaal te vertellen. Hij glimlachte flauwtjes.

Jeroen van Merwijk, deze week overleden, was een cabaretier die fantastische grappen kon maken, een meester in mooie woordspelingen en wrange observaties. Hij is nooit naar het grote publiek doorgebroken. Hij speelde in de kleine zalen en die boekten hem na een aantal jaren ook niet meer. Hij was een compromisloze cabaretier die vond dat hij dingen moest zeggen, die de mensen liever niet wilden horen. Daardoor is lang onopgemerkt gebleven dat hij ijzersterke liedjes schreef. Teksten waarmee anderen wel succes behaalden, zoals Karin Bloemen (Apartheid es ien skone saeck). Naast tekstschrijver was Van Merwijk ook schilder.
De afgelopen zomer deed Van Merwijk zijn beklag in de Volkskrant. Hij had een jaar lang op zijn Facebookpagina een tekst op rijm geschreven over actuele gebeurtenissen. ‘Ik denk niet dat er in Nederland iemand rondloopt die dat kan. Maar er is niet veel waardering voor. Het ligt er puur aan dat ik niet zichtbaar ben op radio en tv, dan besta je niet.’ Hij voelde zich door ‘die verdomde marktwerking’ voorbijgelopen door ‘mensen die niet goed genoeg zijn om je schoenveters vast te maken.’
De aanleiding voor het interview was dat hij een onbehandelbare vorm van darmkanker had en dat hij niet lang meer zou leven. Hij zei ervan overtuigd te zijn, dat hij kanker had gekregen van de frustratie. Het stuk in de Volkskrant maakte een stroom van publiciteit los. Een interview in Trouw, een documentaire op televisie. Er kwam een cd waarop dertig cabaretiers zijn liedjes vertolkten en last but not least ontving hij de Edison Oeuvreprijs Kleinkunst, een onderscheiding die sinds 2014 niet meer was uitgereikt. Ineens stonden er drie uitgevers in de rij om een boek van hem uit te geven. Dat werd Kanker voor Beginners.
Oh ironie, de pijnlijke humor waarin Van Merwijk zo’n meester was. Als hij het nog had gekund zou hij een prachtig cynisch lied geschreven hebben over een cabaretier die bij zijn leven vanwege gebrek aan uitstraling te weinig erkenning vindt en die pas geprezen wordt als de kanker hem klein gekregen heeft.

1

GEDUPEERD DOOR CORONA

In het nieuws

‘Door de lockdown gaat een generatie jonge sporters verloren’ luidt een kop in Trouw van vrijdag j.l. Bestuurders van sportverenigingen kijken angstig naar het aantal leden dat afhaakt en naar hun slinkende spaarrekening. De judobond verloor tien procent van haar leden. Het afblazen van de competities heeft de volleybalbond 1,8 miljoen euro gekost. Bij badmintonvereniging Sjuttol in Tubbergen gaat de jaarlijkse actie om met rookworsten langs de deur te gaan niet door. Hoe moet de vereniging zich nu staande houden?
Zo gaat het artikel nog even verder tot en met de uitspraak over de verloren generatie sporters.

Als ik bestuurder zou zijn van een sportvereniging zou ik hetzelfde zeggen. Als ik onderwijzer zou zijn zou ik waarschuwen voor de vergroting van de achterstanden in het onderwijs. Ik heb te doen met de jongeren die in een cruciale fase van hun leven kansen missen. Met de kwetsbare ouderen die in hun appartementje verpieteren. Mijn sympathie gaat naar de verpleegkundigen die doorwerken op het randje van de overspannenheid. Naar jonge horecaondernemers die net in een fantastisch restaurant geïnvesteerd hebben en naar de winkeliers die met een onverkoopbare voorraad winterkleding blijven zitten. Ik kan zelfs nog meeleven met de organisatoren die nu geen overlastgevende boenke-boenke-evenementen kunnen voorbereiden. En natuurlijk vind ik dat de huisartsen gevaccineerd moeten worden en alle verpleeghuisbewoners en iedereen in het onderwijs en alle mensen die doodgaan omdat zij niet iedere week naar hun zangkoor kunnen.
Enfin, ik hoef hier niet verder de klaagzangen en tirades over te doen van de onafzienbare stoet belangenbehartigers, die dagelijks de krantenkolommen en de talkshows teisteren.

Op dit punt aangekomen moet er in deze blog een Maar.. volgen. Die komt dadelijk. Eerst wil ik nog kwijt, dat ik me ervan bewust ben dat ik makkelijk praten heb. Ik zit niet in een klein huis met krijsende kinderen die me van mijn werk afhouden. Ik heb mijn geld niet in onverkoopbare rookworsten gestopt en ik hoef niet meer elke zaterdag naar een voetbalwedstrijd van mijn zoon om hem hogerop te brengen. De coronacrisis raakt mij minder dan anderen.

Ik begrijp dat velen hard getroffen worden. Maar, kunnen we asjeblieft in de gaten houden waar het om gaat? Er raast een pandemie door de wereld die bestreden moet worden. Daarvoor moeten offers gebracht worden. Dat betekent dat we nu niet alles kunnen doen wat we willen. En ik weet het, er worden fouten gemaakt en de maatregelen zijn niet altijd even consequent. Het verloopt niet eerlijk, de een heeft er meer hinder van dan de ander. Het aantal vaccins is beperkt, niet iedereen kan tegelijk ingeënt worden. Hoe lastig het ook is, het gaat om het grote doel.
En als ik dat schrijf, dan kan ik eigenlijk nog wel grotere belangen bedenken. Op dezelfde pagina in Trouw staan twee artikelen waarin onderbouwd wordt dat de aarde naar de klote gaat. Terwijl wij zitten te ruzieën over corona. De democratieën die het voortouw moeten nemen in de aanpak van de milieuproblemen worden zwaar ondermijnd door een vertrouwenscrisis, mismanagement en fake news. De kloof tussen de welgestelden en de achterblijvers groeit, nationaal en internationaal.
Kunnen we daarom even stoppen met onze jeremiades? Dit was de mijne.

0

KEEPER

In het nieuws

“Waar hij loopt groeit geen gras meer..”

In 1970 schreef de Oostenrijkse auteur Peter Handke het boek De angst van de doelman voor de strafschop. Een kenner weet direct dat Handke een leek is in het voetballen. Een keeper kan talloze situaties meemaken die hem angst inboezemen, maar bij een penalty kan hij alleen maar winnen.
Dinsdag zond de NTR de documentaire Keeper van Johan Kramer uit. Die begint met de vraag, welke dwaas zich ervoor laat lenen om in een doel te gaan staan van 7,32 meter breed en 2,44 meter hoog. Wie er in staat voelt de onmogelijkheid van de opgave.
Een spits mag vier kansen missen. Als hij er daarna één inschiet is hij de held. Een doelman kan vier maal prachtig redden, maar als hij vervolgens één fout maakt, is hij de schlemiel. In het betaalde voetbal komt een keeper ook in financieel opzicht achteraan. Zijn transferwaarde en zijn inkomen liggen een stuk lager dan die van een middenvelder of een spits. Toch zijn er velen die ooit deze eenzame plek uitkozen. Of een contract hiertoe afsloten. Zoals mijn zoon. Het is de uitdaging je te onderscheiden in het onmogelijke. De wil om beslissend te kunnen zijn voor je team. Ik heb een zwak voor doelverdedigers.

Een keeper moet sprongkracht hebben, reactievermogen en een goede trap in beide benen. Hij moet zijn verdediging kunnen organiseren en inzicht hebben in het spel. Mijn zoon wist van elke speler in het betaalde voetbal of deze links- of rechtsbenig was. Misschien wel een van de meest onderschatte vaardigheden is het gevoel voor positie en timing: wanneer kom je je doel uit, wanneer blijf je staan? Wanneer spring je omhoog bij een corner? Een doelman moet zo’n keuze, die beslissend kan zijn, in een fractie van een seconde nemen.
Als een doelman al deze vaardigheden bezit is het tenslotte de mentale instelling die bepaalt of een talent uit de verf komt. Je hebt de meest kwetsbare positie in het elftal en daar moet je tegenkunnen. Zeker in het betaalde voetbal waar de beste stuurlui met duizenden langs de kant staan. Ook fysiek moet je trouwens tegen een stootje kunnen. Ik bewonder al die keepers die zich onvervaard voor de voeten van een aanstormende tegenstander werpen.

Alle doelverdedigers in het betaalde voetbal zijn uitstekend in staat om hun werk te doen. Toch is elke wedstrijd voor een keeper weer een wankel evenwicht. Succes of mislukking hangt van kleine dingen af. Of het rubber van de handschoen niet te nat of te droog is. Of de voeten goed zijn ingetapet. De eerste bal die je krijgt: kan je je daarin onderscheiden? Maak je een fout dan moet je je zien te herstellen. Iedere doelpaal bewaart de butsen van de frustratie van zijn beschermer. Keepers praten voortdurend in zichzelf om zich op te peppen. Ze spelen hun eigen wedstrijd. Daarin staat de nul houden centraal. Spelers komen met een winst van 4-1 blij het veld af. Een doelman baalt van die ene tegengoal. Maar een individualist is een doelman niet. Hij is met al zijn verantwoordelijkheid juist een echte teamspeler.
‘Je zult maar vader van een keeper zijn’, klonk het in de documentaire. Dan voel je de spanning en de kwetsbaarheid net zo sterk, maar je kunt zelf niets doen. Toen kreeg ik een brok in mijn keel. Tijd voor een volgende documentaire.

0

EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID?

In het nieuws

De vogels laten zich danig horen. De heldere klanken van de merel, de aanhoudende tweekwartsmaat van de tjif-tjaf, het piepende wieltje van de heggenmus. Het groene riet schiet langs de waterkant omhoog en verdringt de bruine stengels van het afgelopen jaar. Er hangt een geur van gemaaid gras in de lucht.
Ook wij mogen weer naar de kapper. Wat ben ik blij voor alle dames die met hun uitgezakte permanent of het uitgegroeide grijs tussen de geverfde lokken de deur niet meer uit wilden. Ik heb eigenhandig de dikke lagen boven mijn oren uitgedund. Mijn kapper zal me wel een reprimande geven.
Wie erop uittrekt vindt weer genoeg punten waar men buiten een kop koffie voor je wil inschenken. De plas moeten we vervolgens nog wel ophouden. Maar niet getreurd, nog even en de terrassen gaan weer open, met een beroep op ieders verantwoordelijkheid. Dat past bij ons, zegt men. We leven niet in een dictatuur.
Mogen de grootouders hun kleinkinderen dan weer in de armen sluiten? We zagen de onze diverse keren in de open lucht, de anderhalve meter was niet eenvoudig vol te houden. Ze hadden mooie tekeningen voor ons meegenomen: oma met de poes op de bank, opa achter de computer, inclusief de kale plek op zijn achterhoofd. Realistische kunst. Kleindochter van zeven vertelde me alles over Marc Chagall. Zij volgt de tv-documentaires over zijn leven. Maar zij houdt nog meer van Vincent van Gogh.

En hoe gaan we het dan doen met de zangkoren? Door alle minuscule druppeltjes die de geopende monden verlaten is zingen net zoiets als hoesten. Moeten we sportzalen huren om de anderhalve meter te kunnen handhaven? Zingen met mondkapjes? In kleine groepen oefenen? Die digitale experimenten zijn even leuk, maar vooral even.
In de supermarkten tekent zich ondertussen een scheiding af. Tussen de mensen die geduldig wachten tot zij een product kunnen pakken en de mensen die hun eigen gang gaan. Voor de laatsten heeft de oefening in geduld nu lang genoeg geduurd. Het beroep op de eigen verantwoordelijkheid kent zijn grenzen. Overheidscampagnes brengen op zijn best kennis over (‘roken is dodelijk’). Om gedragsverandering te bewerkstelligen is meer nodig.

We willen zo graag doen wat we altijd gedaan hebben. We zijn eigenlijk verslaafd aan uit eten, concerten, buitenlandse vakanties. Dat gaat een liberale premier toch niet verbieden?
Ik moet denken aan een discussie, enige tijd geleden, over mogelijke overheidsmaatregelen om minder suiker in producten te verwerken. Iemand noemde dat op de radio staatsterreur. Hij mag toch zeker zelf wel weten wat hij doet? Elon Musk heeft zich ook niets aangetrokken van de lockdown in Californië.
We zijn vooral verslaafd aan onze autonomie, wij willen onze eigen gang kunnen gaan. Verslavingsdeskundigen weten dat in dat geval een beroep op de eigen verantwoordelijkheid maar een beperkte werking heeft. Het aantal besmettingen is de afgelopen tijd gedaald omdat de horeca dicht was, niet omdat er een beroep werd gedaan op ons gezonde verstand om cafés zoveel mogelijk te mijden. Dat hebben ze de afgelopen week zelfs in Seoul geleerd.
Welke idioot heeft dit virus trouwens ooit naar een sieraad van een hoogwaardigheidsbekleder genoemd?

2

DE WITTE MAN

In het nieuws

Jarenlang was ik hoofd van een afdeling in de geestelijke gezondheidszorg. Anderen zeiden manager, maar ik hield niet van dat woord. Dat was nog in de tijd voordat de manager in onderwijs en zorg als grote veroorzaker van alle problemen werd aangewezen.
Op mijn afdeling werkten vooral vrouwelijke medewerkers. Regelmatig hoorde ik dan ook opmerkingen als: ‘allemaal vrouwen en dan moet een man weer de baas spelen!’ Dat soort uitspraken liet ik onbeantwoord. Een adequate reactie was niet mogelijk. Een weerwoord had óf mijn mannelijke dominantie bevestigd óf ik had mezelf in een slachtofferrol geduwd.
Maar een beetje schuldig voelde ik me wel. Mannen hadden eeuwenlang vrouwen onderdrukt, zo zeiden de feministen en ik was het daar mee eens. Ik had ooit rondgelopen met een button met een mannenteken, waarop de pijl slap omlaag hing. Als teken van schuld over de mannelijke dominantie. Ondertussen zorgde ik er op mijn werk wel voor, dat de zaken liepen zoals ik dat wilde.

In de huidige debatten in de media wordt er een groep benoemd die nog fouter is dan de manager. De overtreffende trap van de dominante man is de witte heteroman. In een bericht over de verziekte cultuur bij de Amsterdamse brandweer noemt een deskundige in Trouw als reden, dat het allemaal witte mannen zijn. In dezelfde krant worden de problemen in de accountantswereld verbonden met het grote aantal witte mannen dat er werkt. Dat stuit mij tegen de wittemannenborst.
Zo eenvoudig is het dus. We hoeven niet verder te zoeken naar oorzaken. Voor eens en voor altijd is duidelijk hoe de problemen de wereld in zijn gekomen. Het komt door de witte man.
Als Persis Bekkering in de Volkskrant het boek Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeiffer bespreekt, schrijft zij: ‘het lukt Pfeiffer niet zijn eigen witte-mannen-perspectief te ontstijgen. Elke waarneming past in zijn eigen denkkader.’ Wat knap van Bekkering dat het haar lukt haar eigen denkkader te ontstijgen!
Maar eigenlijk mag ik, als witte man, niets hierover schrijven. Net als vroeger zou ik er beter aan doen mijn mond te houden, want elke reactie is verdacht. Kijk naar Theo Maassen. Hij breekt in zijn nieuwe voorstelling Situatie gewijzigd een lans voor de witte man die in het verdomhoekje zit. Recensenten doorzien zijn humor en honen dat hij niet zo het slachtoffer uit moet hangen.

In de jaren nul was ik leidinggevende binnen een grote instelling. In de geest van de tijd had de organisatie een commissie ingesteld waar medewerkers die zich onheus bejegend voelden door hun manager hun beklag konden doen. Een van mijn medewerkers besloot mij voor het bedrijfsgerecht te slepen in verband met een hoogoplopend verschil van mening over een reïntegratietraject. Het betrof een donkere vrouw. Voor haar was een onderdeel van de klacht dat ik een witte man was die zich niet goed in haar situatie kon inleven.
Hoewel ik niet twijfelde aan de rechtmatigheid van mijn handelen, voelde de beklaagdenbank toch erg onaangenaam en was het een opluchting dat de commissie mij op alle punten gelijk gaf. Het was een commissie van witte vrouwen en mannen.