KLOOF
Het is al zo’n vijftig jaar geleden dat zanger Joop Visser in een lied de zelfingenomenheid van de journalisten aan de kaak stelde.
De brand, die zij verslaan, meneer
Als zij het land in gaan, meneer,
Steken ze zelf eerst aan, meneer,
Dat noemen ze een baan, meneer
De politiek redacteuren Jan Tromp en Coen van der Ven schreven onlangs het boek Wantrouwen in de wandelgangen – Hoe pers en politiek van elkaar vervreemd raakten. In de zaterdagbijlage van de Volkskrant van 09-09 mochten zij hun boek promoten.
Pers en politiek komen steeds geharnaster tegenover elkaar te staan, zo betogen zij. Een politicus een vraag stellen in de wandelgangen is er niet meer bij. Ministers en Tweedekamerleden worden afgeschermd door een patrouille van voorlichters. ‘Het patroon is dat de politiek de bewegingsvrijheid van de pers verder aan banden legt.’ De vrees is dat uiteindelijk de journalisten uit de wandelgangen geweerd worden.
Ik deel de bezorgdheid over deze ontwikkelingen. De gewezen minister van onderwijs Dennis Wiersma had naar verluidt zo’n twintig communicatieprofessionals in zijn staf om ervoor te zorgen dat de juiste boodschap en de mooiste beelden naar buiten kwamen.
Wie, zoals Tromp en Van der Ven, misstanden constateert en een pleidooi houdt voor een andere aanpak, zou echter op zijn minst moeten ingaan op de vraag hoe deze misstanden zijn ontstaan. Hoe komt het toch dat journalisten vooral uit zijn op ophef en vertier? Dat Powned ‘journalisten’ met een grote bek de straat op stuurt met als enige doel om emoties op te wekken? Dat Jinek een clown als Jaïr Ferwerda het politieke nieuws laat verluchtigen? Dat een van de populairste programma’s op televisie een talkshow is waarin voetbalanalisten een wedstrijdje doen wie de grofste grap kan maken? Daar moet toch iets zinnigs over te zeggen zijn. Tromp en Van der Ven komen in het artikel niet verder dan een verwijzing naar de politiek als de grote boosdoener. ‘Het is toch in de allereerste plaats de Haagse politiek die in de slag om het mooiste plaatje de vrije journalistiek aan banden probeert te leggen.’
Een kloof ontstaat niet vanuit één kant. Het is een zich herhalend proces van actie en reactie waarbij het begin niet meer is aan te wijzen. Kortom, zoals twee kijvende echtelieden hebben de politiek en de pers beide een aandeel in de ontstane situatie. De hand in eigen boezem steken, dat is echter altijd een zwak ontwikkelde kwaliteit van de journalistiek geweest. ‘Geen greintje zelfkritiek, meneer’, zong Joop Visser. ‘Zo arrogant als god, wie niet eerbiedig is die maken ze kapot.’
Het is al een veeg teken dat twee journalisten eenzijdig gaan oordelen over wat er mis is. Hoe zouden de journalisten het vinden als twee politici een boek over dit onderwerp schrijven zonder de journalistiek te raadplegen?
Het lijkt mij goed als er eens een onderzoek komt naar de rol van de journalistiek in de gepolariseerde verhoudingen tussen overheid en burger. Maar dan niet uitgevoerd door twee journalisten die hevig terug verlangen naar de jaren zeventig.