Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Herinnering

0

WAAKZAAMHEID

Herinnering

Vakantieherinnering (8)

 

Onderschrift in mijn foto-album: ‘slabbetje voor: …. eten’

In 1968 was ik voor het eerst met een vriend op vakantie. Met de tent op de bagagedrager waren wij rond het IJsselmeer gefietst. Een jaar later beschikken F. en ik beiden over een brommer, dus verleggen we onze horizon. Wij scheuren een dag lang naar het zuiden en bereiken Florenville, een stadje in het zuidoosten van België. Daar vinden we in een uithoek van de camping een rustig plekje langs de rivier de Semois. Er staat daar nog één andere tent. Al snel blijkt dat deze toebehoort aan vier Nederlandse meisjes van onze leeftijd. F. en ik kijken elkaar veelbetekenend aan. Die avond wisselen we een paar woorden met onze buurmeisjes. Dat blijft ook de volgende dagen zo. Wij houden enige afstand, zij doen hetzelfde. Volgens F. valt het meisje met het donkere krulhaar op mij. Ik geloof het niet, maar ondertussen probeer ik signalen op te vangen. Tevergeefs. Zo leuk is ze nu ook weer niet, bedenk ik.
’s Avonds in onze tent vertellen we elkaar over de meisjes op school, over stiekem zoenen op feestjes en of je wel eens een vrouw naakt hebt gezien. F. zegt dat hij condooms meegenomen heeft. Ik schrik ervan, maar wil het niet laten blijken. Ik weet nog net wat condooms zijn, maar daar houdt het wel mee op.

Na een paar dagen merken wij enige reuring op de camping. Het blijkt dat de avond tevoren een alleenstaande vrouw is lastig gevallen door een onbekende man. Er wordt een beroep gedaan op ieders waakzaamheid. Onze buurmeisjes vertellen dat zij de vorige avond iemand rond de tent hebben horen sluipen. Dat moet de onbekende man geweest zijn.
Die avond liggen we nog lang klaarwakker in onze slaapzak. We spelen het vijfletterspelletje dat later bekend geworden is onder de naam Lingo. Dan knippen we de zaklantaarns uit. Het is een andere nacht dan de vorige. Ik ben gespitst op geluiden. Behalve het zachte gekabbel van het water van de Semois hoor ik niets. Wij hebben in de voortent twee dikke stokken klaargelegd die we als knuppel kunnen gebruiken, mocht het nodig zijn. In het donker voel ik mijn hartslag redelijk snel tikken. Ik ben een beetje bang, maar tegelijk fantaseer ik over een heldenrol. ‘Aanrander gepakt door twee Nederlandse jongens.’ Hoe zou zo’n kop in het Frans luiden?
Dan zegt F. plots dat hij buiten iemand hoort lopen. Hij snelt als eerste zijn slaapzak uit. Met de knuppels in de hand stormen we naar buiten. Daar komen we meteen tot stilstand. We zien niets, we horen niets. ‘Hij is in de bosjes verdwenen’, zegt F. die zijn brommer start om met de koplamp de omgeving te verlichten. De zwart-groene takken hangen onbeweeglijk omlaag. In de tent van onze buurmeisjes gaat een lichtje aan. Ze zullen wel blij zijn, dat wij zo oplettend zijn. Na enkele minuten kruipen we onze tent weer in.
De volgende morgen breken de meisjes op. Over een mogelijke insluiper wordt niet meer gesproken. Wij vertrekken later naar Neckargemünd, in de buurt van Heidelberg.

0

BURGEMEESTER VAN HET TEAM

Herinnering

Eenmaal in mijn leven heb ik deelgenomen aan een voetbalkamp. Dat was in de zomer van 1967. Ik fietste met mijn elftal naar Baarn, waar midden in het bos een kindervakantiekolonie lag. Die was ooit ontstaan om bleekneusjes uit Amsterdam in de zomer te laten aansterken.
Nu stonden er tussen de bomen zes grote witte tenten voor evenzoveel elftallen. We aten aan lange tafels in een houten kantine. Na afloop leverde je je bord en beker in bij een balie waar twee huisvrouwen in jasschorten het vaatwerk verveeld aannamen. Onszelf wassen deden we buiten bij rijen zinken wasbakken, waar alleen koud water stroomde. Daar was het oppassen geblazen, vooral voor de voetballers van Haarlem en hun grootstedelijke baldadigheden. Ik vond het maar niks dat zij hun handen onder de lopende kraan hielden, zodat het water alle kanten opspoot.

Ik sta op de achterste rij, tweede van rechts

Maar ook in onze eigen tent moest ik opletten. Als de elftalleider er niet was pakten een paar uitgegroeide jongens een van ons stevig vast. Het tegenstribbelende slachtoffer werd vervolgens van zijn broek en onderbroek ontdaan, zodat iedereen kon zien hoe het piemeltje erbij hing. Burgemeester maken, noemden ze dat. Wie niet betrokken was keek nieuwsgierig mee.
Elke dag fietsten we naar het voetbalveld naast paleis Soestdijk om ons te meten met een ander team. Het was het jaar van A whiter shade of pale van Procol Harum. Voor ons was dat een witte scheet op een paal.
Aan het einde van iedere middag was er kampoverleg, waarnaar vanuit elk elftal één speler werd afgevaardigd. Onze elftalleider had mij aangewezen voor die rol. Ik was zeker niet de beste speler of de jongen met de grootste mond. Bovendien was ik behept met een spraakgebrek. Maar als een van de weinige jongens die ‘doorleerde’ – ik zat op het gymnasium – was ik blijkbaar geknipt voor deze functie. In het overleg werden de kampregels besproken – en vooral de handhaving daarvan. Het stond onder leiding van een liefdadige man die wist wat goed voor ons was.
Deze vertegenwoordiging gaf mij binnen het team zoveel ontzag, dat niemand het aangedurfd heeft om mij burgemeester te maken. Ik was het eigenlijk al door mijn deelname aan het kampoverleg. Op de laatste dag ontving ik een erespeld van de KNVB voor mijn bijdrage. Ik hield mijzelf voor dat ik tot erelid was benoemd.

Vaak gebeurd, maar niet tijdens ons toernooi

Voor het begin van het voetbaltoernooi was ons uitgelegd, dat het voetbalveldje ook gebruikt werd als landingsterrein voor de helikopter van Prins Bernhard. Mocht Bernhard een keer onverwachts op deze wijze naar huis komen, dan diende de wedstrijd onderbroken te worden. Wij knikten allen begrijpelijk. Voor een lid van het koningshuis maakte je vanzelfsprekend ruimte. Sterker nog, de waarschuwing dat Bernhard misschien wel eens kon landen veranderde in een steeds sterker wordend verlangen. Tijdens een wedstrijd keek ik voortdurend omhoog naar een stip in de lucht. Ik spitste mijn oren naar een ronkend geluid. Winst of verlies deed er eigenlijk niet meer toe. Als we thuis maar konden vertellen dat de wedstrijd door Bernhards landing was stilgelegd. Maar Bernhard was, en bleef, de hort op.

1

ONRUSTIG GEMEKKER

Herinnering

Vakantieherinnering (7)

De schapenmarkt in Brecon

Pas lang na de vakantie werd duidelijk wat de oorzaak was van het malheur. Toen ik nog eens de gebruiksaanwijzing van onze pyramidetent doorlas ontdekte ik dat we al acht jaar lang het grondzeil op een verkeerde manier hadden vastgezet.
Wij zijn in 1997 op vakantie in Wales. Dit is schapenland. Tijdens onze wandelingen staren de beesten ons waakzaam aan. Er is er altijd wel een die zijn darmen leegt, een rozenkrans van glimmende keuteltjes achterlatend. Of we horen hun geblaat achter de heggen. In Brecon is een schapenmarkt. In de lucht zien we schapenwolken.

Op de camping wemelt het van de kinderen. Onze zoons van tien en twaalf leren de eerste beginselen van cricket. Voortdurend klinkt het ‘Stay!’. Ze zingen een of ander verbasterd Engels lied, wat klinkt als: ‘I saw with my eyes in my underwear’, waarop zij zelf het vervolg bedenken: ‘And I just saw my balls weren’t there.’ We eten een curry in een plaatselijke pub, waar volkse mannen na het plassen nog bezig zijn hun gulp dicht te knopen als ze terugkomen in de gelagkamer. En waar zij met een boer de zaak weer verlaten.
Tijdens regenachtige dagen leren we de kinderen klaverjassen. Op hun beurt leren zij het weer aan campingvriendjes, waarna er een klaverjasgolf door de tenten trekt.

Halverwege de vakantie verplaatsen we ons naar het noorden.
Wij kamperen daar aan de voet van de Snowdon, met 1085 meter het hoogste punt van Wales. Die moeten we natuurlijk bedwingen. De eerste uitdaging is echter het opzetten van de tent. Het waait zo hard, dat we zelfs met zijn vieren nauwelijks in staat zijn om het klapperende doek in bedwang te houden, terwijl we ondertussen alle spullen moeten beschermen tegen de slagregens. Het had een voorteken moeten zijn.
We horen dat de camping bij Brecon de dag na ons vertrek ’s morgens vroeg is overlopen door een kudde schapen. De beesten liepen tot in het toiletgebouw, overal hun keutels achterlatend. We hebben geluk gehad, denken we op dat moment.
De Snowdon bewaren we tot het einde van de week, we trainen eerst onze spieren op wat lagere hellingen. Tijdens een uitje naar het strand helpen wij, gekleed in regenpakken, de kinderen in hun zwembroek en we lopen verdwaasd over de boulevard van Rhyll, waar veel te dikke, bleke Engelsen langs amusementshallen en kermisattracties sjouwen, gevolgd door snoepende kinderen in voetbalshirts en adidasbroeken.
Op maandagochtend 4 augustus neemt het gemekker van de schapen rondom de camping onrustbarende vormen aan. Er steekt een nieuwe storm op. Harde windvlagen gieren door de opbollende tent. De wind golft onder het grondzeil door. Dan opeens waait één zijde van de tent de lucht in. Het kooktoestelletje valt om, kleren worden weggeblazen. Alle tien de scheerlijntjes aan die zijde zijn gebroken. In de bulderende storm knopen we de lijntjes weer provisorisch vast. Het grondzeil aan de windzijde verzwaren we met kratten. In het crisisberaad dat volgt is de conclusie duidelijk. We pakken alles in voor een paar dagen London. De Snowdon bleek een berg te ver.

 

 

1

ZERO TOLERANCE

Herinnering

Vakantieherinnering (6)

Een hoge piep kondigt de sluiting van de deuren aan. De metro komt snel op gang. Twee rijen reizigers tegenover elkaar, de tas op schoot, handen op de tas. Gelijktijdig schudden we heen en weer bij een wissel. Ik tuur schuin omhoog naar de routekaart, zodat ik niet hoef te kijken naar de grote, donkere man, die tegenover mij zit. Hij ziet er in zijn vuile broek en versleten jasje onverzorgd uit. De donkergrijze haren staan alle kanten op. Zijn starre blik is op de vloer gericht. Hij praat in zichzelf, het zijn steeds dezelfde twee woorden, waarmee hij het suizende lawaai van de metro doorbreekt. Onze jongste zoon kan zijn ogen niet van de man afhouden. Als wij uitgestapt zijn, zijn we het niet over eens wat de donkere man riep: ‘three stops’ of ‘free stuff’.

New York was de eerste verblijfplaats op onze reis door de Verenigde Staten, voor onze zoons van veertien en zestien het land dat wij hen al enige jaren daarvoor hadden beloofd. We sliepen in een niet te duur hotel in het hartje van Manhattan, om de hoek bij Times Square. Bij aankomst had een piccolo direct onze rugzakken op een bagagetrolley met koperen stangen geplaatst. Het zag er vreemd uit, de doe-het-zelfbagage op een blinkende wagen in een luxe ambiance van art deco.
Vanuit hotel Edison struinden we drie dagen door de stad, onze hoofden voortdurend in de nek om ons te vergapen aan de hoogbouw. Alles is er hoger en groter dan elders (ook de psychiatrische inrichtingen en de gevangenissen, zo luidde de pointe van een mop uit mijn jeugd). Het Liberty Statue, symbool van de vrijheid, Times Square, symbool van de marketing, de alomtegenwoordige beurskoersen, symbool van de speculatie, McDonalds, symbool van fastfood en wegwerpmaatschappij.
Toen we nog maar net de drempel van een koffiezaak over waren, riep een jongeman vanachter het buffet: ‘Yes, please, can I help you, I love to help you, sure I do, I am quick!’ Ik bestelde ‘two small coffee’, waarna hij direct naar achteren riep: ‘two tall coffee!’. Ik corrigeerde dat ik toch echt ‘small coffees’ had besteld, waarop hij uitlegde dat er drie maten waren: Tall, Grand, Giant.
We bezochten de musical Chicago, aan het einde waarvan de twee hoofdrolspeelsters voor een glittergordijn met sterren the American way of living uitdroegen: you can live the life you like, isn’t it grand, isn’t it great, oh it’s heaven nowadays.

De metro brengt ons naar het station WTC, het World Trade Centre. Om bovengronds te komen passeren we eerst een luxueus winkelcentrum, hoge glazen puien, veel licht, veel marmer. Mode, horloges, parfum en whisky. Buiten steken de verticale lijnen van de Twin Towers de oneindigheid in. Op een marmeren plein ligt een grote fontein met een goudkleurig kunstwerk. Een van onze zoons voelt met zijn handen in het water. Hij wordt direct vermaand door een beveiliger. Het is hier Zero Tolerance. Alles is onder controle. Het is dinsdag 10 juli 2001.

0

SPANNING EN SENSATIE

Herinnering

Opbouw van de kermis in Tilburg

Door de hoge schoolramen zie ik het frisse groen aan de bomen. Witte bloesemblaadjes dwarrelen rond. Het is bijna zover, straks kunnen we gaan kijken. Ik kan bijna niet wachten. Meester Haarhuis vertelt ons het verhaal van Jozef in Egypte. Ik hoor het maar half. Als de schoolbel geklonken heeft hol ik met enkele vriendjes direct naar het weiland langs de Dorpsstraat. Daar wordt de zaak opgebouwd. In het gras staan brede sporen van autobanden. Stalen spanten worden in de lucht gehesen, met houten blokjes worden attracties waterpas gezet. Sterke mannen zwaaien krachtig met hun hamers. We zien een nieuwe attractie. ‘Daar ga ik zeker in’, zegt een vriendje.
‘Ik ook’, zeg ik stoer, maar ik weet niet of ik het durf. Ik ga het mijn broer vragen.

De volgende middag ben ik erbij, als na een toespraak van de voorzitter van het Oranjecomité de kermis van start gaat. De schommelschuitjes laat ik links liggen. We hebben thuis zelf een schommel in de schuur. Maar de zweefmolen is fantastisch. Begeleid door draaiorgelmuziek suis ik hoog door de lucht, met een extra zwaai van de jongen achter mij.
De nieuwe attractie bewaar ik tot het avond is.
Mijn favoriet is de cakewalk. Wij spreken het uit als keekwalluk. Eerst zijn er de op en neer bewegende platforms, waar ik nog wat talm in afwachting van het spannendste element: de loopbaan naar boven. Als je te veel naar achteren staat val je omlaag. Hier duwen stoere jongens bange meisjes naar boven. Ik heb geen hulp nodig. Nadat een lopende band mij weer beneden op een stapel gymnastiekmatten heeft afgeleverd resteert het jammerlijke gevoel dat het te snel afgelopen is.

’s Avonds is daar het moment. Het is al bijna donker, de kleine kinderen zijn naar huis. De draaimolen staat ingepakt stil in het duister. Grote jongens en meisjes lopen innig gearmd en stoere mannen verzamelen zich rond de schiettent waar zij met een toegeknepen oog hun geluk beproeven. Elders klinken de slagen op de Kop van Jut.

Ik loop met mijn broer naar de steilewandrace. Met kloppend hart klim ik naar boven. Van bovenaf kijken we over een houten ton met een diameter van zo’n acht meter. Over de onbeschermde rand zien we hoe beneden een motor kleine rondjes draait om op gang te komen. Een stoere man zonder valhelm stuurt zijn machine omhoog. Het gevaarte ligt horizontaal tegen de houten wanden. De motor maakt een donderend geraas, er hangt een geur van benzine. De houten platen voor onze borst trillen, ongemerkt wijk ik een stukje naar achteren als de motor vlak langs ons scheurt. Daarna verschijnen er twee motoren in de baan, de berijders rijden met losse handen. Als klapstuk wordt het publiek gevraagd, wie er achterop durft.
Als ik uit de steilewandrace kom, voel ik dat het koud geworden is. Het weiland is vochtig. Ik hol in één lange sprint naar huis, opgewonden door de spanning. Maar ook teleurgesteld, dat het weer afgelopen is.

0

VIJLEN (VIELE)

Herinnering

Vakantieherinnering (5)

Deze week zijn we op vakantie in Vijlen, Nederlands hoogst gelegen dorp, niet ver van Vaals in het Zuid-Limburgse heuvelland. We huren een woning in vakantiepark Reevallis. Tussen 1995 en 2000 zijn we hier viermaal met onze twee zonen geweest.
We waren gewend om eenmaal per jaar een weekje uit te gaan in eigen land. Ieder jaar gingen we naar een andere bestemming, zodat we aardig wat delen van Nederland hebben gezien. Reevallis vormde de uitzondering op deze gewoonte. G. en ik genoten van de vele wandelmogelijkheden, over modderige karrensporen, langs oude boerderijen met poorten die toegang geven tot de binnenplaats, langs kruisbeelden en kleine kapelletjes. Waar we ook liepen, we zagen altijd de spitse toren van Vijlen als baken in het landschap. We hielden van de gemoedelijke sfeer en de Limburgse vlaai. We voelden ons thuis in het kleine winkeltje in het dorp, een melkboer die vanachter zijn toonbank ook allerlei kruidenierswaren verkocht. Daartegenover zaten de bakker en het dorpscafé A Gen Kirk (nu nog steeds). We hielden van een diner in de Vijlerhof, waar de ober de ouderwetse soep aan tafel voor je opschepte.

1995

Vanuit de vakantiewoning keken we uit over een golvend landschap van groene weiden en bruine akkers, onderbroken door bochtige zandwegen en plukjes donkergroene bomen.
In het begin nam zoon A. zijn gitaar en zijn lesboek mee. Telkens als hij buiten zat te spelen verzamelden de koeien zich als gewillig publiek aan de andere kant van de heg. Zodra hij begon te tokkelen kwamen de dieren vanuit alle hoeken van de wei aangesjokt om met hun grote kop zo dicht mogelijk bij de heg te genieten van Old McDonald of Sur le pont D’Avignon. ‘Waarom zijn die koeien altijd aan de diarree?’, had A. tijdens een wandeling gevraagd.

2000

Dè grote attractie voor onze kinderen was, dat naast het vakantiepark het veld van de Rooms-Katholieke Voetbalvereniging Vijlen lag. Diverse malen per dag slopen zij door een smalle geul langs het hoge hek om voor een van de grote doelen hun voetbalkunsten te vervolmaken. Zij speelden zelfs tijdens hevige regenbuien door, zodat zij met kletsnatte trainingspakken en natte grassprieten in hun gezicht in de bungalow terugkeerden.
’s Avonds speelden we eindeloos boerenbridge en hartenjagen. Bepaalde kreten die tijdens het spel vielen en voor hilariteit zorgden werden eindeloos herhaald: ‘ik word gesnoeid (of gesnaaid)’, ‘scratch my back’, ‘Hassan jas an’.

Vandaag zagen we de regensluiers door het dal gaan, een grijs waas over de groene heuvels trekkend. De wolken scheerden laag over de torens van Lemiers. Daarboven, op de rand van de heuvels, draaiden de Duitse windmolens er lustig op los.

 

1

EEN KIJKJE IN HET VERLEDEN

Herinnering

h 44 x b 24 x d 27 cm

Laatst herinnerde ik mij dat er vroeger bij ons thuis een ouderwetse kijkkast stond. Hiernaast zie je deze op de foto.  In de kijkgaten zijn vergrootglazen aangebracht. Het licht valt binnen door een matglazen venster aan de tegenoverliggende zijde. Binnenin bevindt zich een ketting van glazen diapositieven. Door aan de knoppen links en rechts te draaien komen de plaatjes een voor een langs. Haal je de deksel eraf, dat zie je dat elk plaatje uit een dubbele foto bestaat. De afbeeldingen lijken precies hetzelfde, maar omdat ze vanuit een net iets verschillende hoek genomen zijn, ontstaat er dieptewerking. Zo lijkt het of je naar een driedimensionale afbeelding kijkt. Op de deksel van deze kijkkast staat:

Vues des Usines
DE DION-BOUTON
Leur production 1906

De Dion-Bouton was een in 1883 in Parijs opgerichte fabriek van automobielen. In 1900 was het de grootste autofabrikant ter wereld. Aanvankelijk werden er open rijtuigen gemaakt waarbij het paard vervangen was door een stoommotor, de leidsels door een stuur en het ‘Hu’ van de voerman door een rem. In het begin van de twintigste eeuw nam benzine de plaats in van stoom. De open rijtuigen kregen een dakje, waarna de gesloten wagen ontstond zoals we die nu nog kennen.
Kijkkasten en diorama’s waren in die jaren zeer populair. Het waren de eerste uitingen van een beeld- en belevingscultuur die later in film, televisie en internet zijn vervolg zou krijgen.

De foto’s tonen ons het productieproces. In de ene na de andere fabriekshal bedienen rijen besnorde arbeiders in lichte jassen en met petten op het hoofd de draaibanken en freesmachines. De toezichthouders dragen een bolhoed en een donkere jas. In een andere hal is de kleurcode omgekeerd. De machines zijn via een wirwar van riemen verbonden met een grote stoommachine die de energie levert. De foto’s stralen toewijding uit. De fabrication des bougies wordt alleen door vrouwen gedaan. Zij dragen dezelfde donkere lange jurken en allen hebben de haren bijeengebonden in een zelfde knotje. De foto Sortie des Usine toont een dicht opeengedrongen massa van wel duizend arbeiders, die zich lopend door de poort heendringen, sommigen in werkkleding, anderen keurig in het pak.

bovenaanzicht zonder deksel

Hoe was de herinnering aan deze kijkkast opeens uit de kelder van mijn geheugen naar boven gekomen? In het kader van mijn volgend boek had ik gelezen dat de broers van mijn oma, die een carrosseriebedrijf dreven, rond 1910 een fabriek in Parijs hebben bezocht. Opeens werd mij duidelijk hoe de kast in onze familie was beland. De plaatjes zouden een goede bron van informatie zijn. Ik kon nu de beschrijving van het bezoek aan Parijs van mooie details voorzien. Opgewonden over dit vooruitzicht haastte ik mij naar mijn broer die de kast in zijn bezit heeft.  Hij hielp mij uit mijn droom. Het apparaat komt via-via van kasteel de Haar in Haarzuilens. Baron Etienne van Zuylen woonde het grootste deel van het jaar in Parijs en hij reed in een Franse automobiel.
Resteert de vraag: hoeveel van deze kijkkasten De Dion-Bouton zouden er nog zijn?

 

0

EEN ANDER LEVEN

Herinnering

Laatst kwam ik nog eens door Lunetten heen. Deze Utrechtse wijk is eind jaren zeventig gebouwd in de uiterste Zuidoosthoek van de stad, weggestopt achter een spoorlijn en een snelweg. In 1985 hebben G. en ik hier een half jaar gewoond. Het was ons eerste gezamenlijke adres. Maar het was niet de bedoeling.
We waren met een bevriend stel op zoek naar een groot huis, waar we met zijn vieren konden wonen en waar we in een gezamenlijke huishouding de kinderen, die we wilden, zouden kunnen grootbrengen. Dat zoeken duurde langer dan gedacht. In februari begon de tijd te dringen. G. was vijf maanden in verwachting en we wilden samenwonen op het moment dat ons kind zou komen. Daarom ging die maand plan B in werking: wij tweeën gingen op zoek naar een huurwoning, voor tijdelijk. Dat werd Walcheren 96, een nette vierkamerwoning met open keuken. In plaats van ieder één kamer hadden we opeens een heel huis.

Ik had meer dan tien jaar in de binnenstad gewoond. Dat was mijn habitat. Hoewel ik al vijf jaar een baan had, leefde ik nog het leven van een student, in ieder geval in het weekend. Met mijn part-time baan begon dat op donderdagavond. Winkels en bioscopen waren dichtbij. Er waren cafés waar ik iedere week kwam en waar ik altijd bekenden ontmoette. Ik ging mijn eigen gang. Lunetten was voor mij niet alleen fysiek, maar vooral psychologisch ver weg. Daar woonden gezinnetjes, daar heerste de burgerlijkheid. Ik zag ertegen op.
We gingen op pad voor een wasmachine (een Miele, f 1749,-) en een kleurentelevisie (Philips, f 1597,-). Contant betaald, staat er op de facturen die ik nu nog in een hangmap vind. Zoveel geld hadden we nog nooit uitgegeven. Bij de Kwantumhallen haalden we het goedkoopste stukje vloerbedekking uit het assortiment.
Daar zaten we dan, een maand later, aan tafel in ons burgerlijk huisje, achter een door G. gemaakte gehaktbal. We spraken over opstal- en overlijdensrisicoverzekeringen. Want inmiddels hadden we een koophuis gevonden en was het voorlopig koopcontract getekend. 1 juli was de datum van overdracht.

De volgende stap was de inrichting van de kinderkamer. Het hoort erbij, zei ik tot mezelf. Ik wilde toch graag kinderen? Lundia bezorgde een zelfbouwkast, die zou dienen als commode. Er kwam een tweedehands kinderwagen, model zestiger jaren, met flinke vering. Stapels katoenen luiers, hemdjes, rompertjes. Het was niet mijn ding, maar ik was erop gebrand om mijn bijdrage te leveren. Daarna volgden de incontinentiematjes, de huur van de bedverhogers. We keken vol verwachting uit. In de binnenstad kwam ik allang niet meer. Voor het slapen gaan vloog het mij wel eens aan, de vrijheid die ik zou gaan inleveren. Zo voelde het.
Nadat zoon E. op 9 juni geboren was liep ik dagelijks apetrots achter de kinderwagen door de parken van Lunetten. Toen ik ’s morgens in alle vroegte babymelk stond te maken achter een rij van tien lege flesjes op het aanrecht wist ik het zeker: mijn leven is voor altijd veranderd.
Nadat we in twee maanden de koopwoning vertimmerd en opgeknapt hadden, reed ik op 30 augustus het verhuisbusje voor de deur van Walcheren 96 en zeiden wij Lunetten vaarwel.

4

VRIJ ALS EEN VOGEL

Herinnering

De Safety

Op een mooie dag in 1891 stapt de twintigjarige Rinus van Rooijen, de broer van mijn oma, in Montfoort op een boerenwagen. Hij kan meerijden naar Utrecht. Op het Vreeburg stapt hij af en vindt al snel de winkel die hij zoekt.
Rinus was de zoon van wagenmaker Hein van Rooijen. Na de lagere school was hij bij zijn vader in het bedrijf gekomen. Hij leerde snel. Kaasbrikken, boerensjezen, hooiwagens, mallejannen: op zijn achttiende kon hij elke wagen maken. Zijn vader was trots en noemde hem een volleerd wagenmaker. Maar Rinus had een bredere belangstelling. Hij had een tekencursus gevolgd en was bezig Duits en Frans te leren. Hij wilde meegaan met zijn tijd. Dus hij volgde met veel belangstelling het nieuws over de safety. Dit nieuwe rijwiel, in 1885 in Engeland ontwikkeld, was uitgevoerd met een ketting die het achterwiel aandreef. De wielen van deze fiets waren even groot. In 1888 kwam de volgende innovatie. John Dunlop bedacht de luchtbanden. De productie van deze rijwielen nam nu een grote vlucht en al snel waren zij ook in Nederland te koop. Rinus wist in welke winkel hij in Utrecht moest zijn.
Als de winkelbaas hem het rijwiel laat zien, begint Rinus te gloeien van opwinding. Hij twijfelt geen ogenblik. Dit is wat hij zoekt.
‘Heeft u wel eens op zo’n rijwiel gereden?’, vraagt de baas.
‘Nee, nog nooit’, antwoordt Rinus eerlijk.
‘Dan zal ik u helpen.’

Christien en Rinus

Even later zwabbert Rinus buiten tussen de voetgangers, paard-en-wagens en handelaren met handkarren, die zonder regels door elkaar heenlopen. Als hij de bel van de tram hoort stuurt hij snel naar de kant. Hij is een sportieve vent. Het fietsen krijgt hij op het Vreeburg snel onder de knie. Zijn eerste tocht naar Montfoort kan beginnen.
Met de fiets gaat er een wereld voor hem open. De boot Montfoort – Utrecht doet er vier uur over. Op de fiets legt hij de vijftien kilometer in een uurtje af. Woerden is in een half uur te bereiken in plaats van twee uur lopen.
Zijn vader vindt het maar niks. In Montfoort heb je zo’n ding toch niet nodig. Niemand anders heeft een rijwiel. Het is alleen maar voor het genot, zonde om daaraan je centen uit te geven. Maar Rinus voelt zich nu zo vrij als een vogel, hij kan zijn eigen gang gaan. Dus gaat hij op zondagmiddag niet meer naar het plechtig lof, maar naar een café in Utrecht om te biljarten. Als op een middag de ballen gunstig voor hem rollen, begint hij met zijn fraaie bariton een Frans lied te zingen. De dochter van de cafébaas hoort hem vol bewondering aan. Enkele weken later is de verkering een feit.
Het is precies wat zijn vader had gevreesd. ‘Zo’n kakmadaam uit de stad, ’t is schaand.’ In 1896 trouwen Rinus en Christien met elkaar. Zij beginnen samen het Grand Hotel Rustoord. Voor zo lang als het duurt, want eigenlijk wil Rinus portretschilder worden. Gelukkig voor Hein heeft hij nog een tweede zoon, Kees, met wie hij de wagenmakerij zal uitbouwen tot een carrosseriefabriek.
Mijn tweede boek over de geschiedenis van mijn familie is in de maak.

0

ZAADLOZING

Herinnering

De biechtstoel

Ach, wat leef ik met terugwerkende kracht toch mee met de katholieke jongemannen die in de eerste helft van de vorige eeuw volwassen werden. Ze moesten slapen met de handen boven de dekens, ook als de seksuele opwinding door hun lijf gierde. Ik lees hierover in verband met een volgend boek dat ik bezig ben te schrijven.
Volgens de katholieke kerk was elke seksuele activiteit voor ongehuwden uit den boze. Masturbatie was een doodzonde. Wie daarover geen schuld bekende in de biechtstoel kwam in het eeuwig brandende vuur van de hel terecht. Dus jongens die zich niet hadden kunnen beheersen dienden onverwijld hun zonde op te biechten.
Wat moeten zich in de hoofden van die jongens ongelooflijke conflicten hebben afgespeeld, vooral in die van de gevoelige en consciëntieuze types. Er kon niet over gesproken worden, er bestond geen seksuele voorlichting. ‘Zorg vooral voor een maximum aan wils- en gewetensvorming. Dat is beter dan de beste voorlichting’, zo schreven de paters van de Heilige Harten in 1934 in het tijdschrift Huwelijk en Huisgezin. Zij konden het weten. Leer uw kinderen zelfbeheersing en doordring hen ervan dat zij zelf de schuld dragen, als die beheersing mislukt.

Begin jaren zestig was de situatie maar weinig verbeterd. Toen ik in de laatste klas van de lagere school zat, kregen de jongens, alleen zij, een speciaal gesprek met de kapelaan. Het was ergens buiten school, het kwam mij vreemd over. Van alles wat hij gezegd heeft kan ik me een paar zinnen herinneren. Die heb ik wel donders goed onthouden. Ik vond het een merkwaardig en onsmakelijk verhaal. Het paste niet bij de kapelaan die ik kende.
Hij vertelde ons, dat elke jongen die opgroeit op een gegeven moment een zaadlozing krijgt. Ik kende dat woord niet. Er zou dan een beetje vocht uit mijn plassertje komen. Daarover hoefden we ons geen zorgen te maken, zei de kapelaan. Het had iets te maken met een goed huwelijk en kinderen verwekken, begreep ik, maar hoe de vork in de steel stak kwam niet aan de orde. Het verhaal over de zonde en de hel bleef achterwege. De zaadlozing zou ons overkomen, dus dat wij er zelf de hand in konden hebben, bleef ook onvermeld.

Omdat ik verder van vriendjes niets wijzer was geworden, werd ik een paar jaar later compleet overvallen door een heftige spiersamentrekking in mijn onderbuik. Ik lag op mijn buik in bed wat heen en weer te rollen, toen het gebeurde. Mijn eerste associatie was pijn, maar die waarneming moest ik ogenblikkelijk bijstellen. Dit was best lekker, al voelde ik al snel nattigheid. Ik stapte mijn bed uit, schakelde de lamp aan en bestudeerde als verbaasde, jonge onderzoeker wat er gebeurd was. Pas toen ik weer in bed lag herinnerde ik mij de woorden van de kapelaan.
Juist in die jaren kwam er een einde aan de biechtpraktijken. Voor mij verdween daarmee de hel uit mijn leven, maar de schuldgevoelens over zelf opgewekte lusten bleken behoorlijk hardnekkig. Voor de generatie van mijn vader kwam die bevrijding te laat. Velen van hen raakten op latere leeftijd in de problemen door het strenge regiem uit hun jeugd.