Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Herinnering

0

FAMOUS BLUE RAINCOAT

Herinnering

Op de radio klinkt een lied, ik herken het direct, maar de titel en de zanger komen niet in me op. Het moet heel lang geleden zijn, dat ik deze muziek gehoord heb. Het is een trage Engelstalige ballad gezongen door een man die zichzelf op een gitaar begeleidt. Hij heeft een monotone, melancholieke stem en hij zingt het lied op een bijna verveelde manier, alsof het hem niets kan schelen hoe het klinkt. Dat kon Leonard Cohen wel eens zijn, bedenk ik. Het voelt als het toppunt van somberheid. Bij de afkondiging spits ik mijn oren naar het kleine radiootje in onze keuken. Famous blue raincoat heet het lied, van, inderdaad, Leonard Cohen.


Flarden van regels komen terug: and Jane came by with a lock of your hair. Ik heb geen idee waar de tekst over gaat. Ik luisterde vroeger nauwelijks naar de tekst. Het was de melodie die mij meenam. Ik lees nu op internet dat het een nummer is van de elpee Songs of love and hate. Dan komt er meer in mijn herinnering terug. Het is 1971, ik zit in het tweede jaar van mijn studie. In die tijd heb ik regelmatig contact met medestudent H. Hij is weg van Leonard Cohen, omdat die zo ‘heerlijk depressief’ klinkt. Hij zegt het met een lach, maar hij meent het. Luisterend naar Cohen kan hij wegzakken in somberheid, want het leven is nu eenmaal vreselijk zwaar.
Ik sta versteld van H.’s zwelgen in negatieve gevoelens. Ik moet in die jaren iets van sombere gevoelens opgemerkt hebben, was het niet bij mijzelf, dan toch zeker bij mijn vader. Maar het aandacht geven aan en zeker het opzoeken van die donkerte was me volkomen vreemd. Zo was ik niet opgevoed. We waren ons nauwelijks bewust van gevoelens, positief of negatief. Er werd nooit over gesproken.

Beeld: www.issuu.com

De eerste jaren van mijn studie psychologie hielpen er ook niet bij. Ik leerde hoe je muizen moest leren om een hekje te openen, hoe de beelden die je ziet omgekeerd naar de hersenen worden gestuurd en wat de voorwaarden zijn voor deugdelijk wetenschappelijk onderzoek. Met mensen en met gevoelens had dat niets te maken. Totdat een assistent in een studiegroep opeens zei, dat hij het gesprek zó spannend vond, dat hij met het zweet in zijn handen zat. Hoe durfde hij daarover zo eerlijk te zijn? Voor het eerst realiseerde ik me dat het tonen van je gevoelens een teken van kracht kan zijn.
Daarna deed de sensitivity training zijn entree: hoe sta je in de groep en hoe komt de ander op jou over? Het was opnieuw vriend H. die voor de volgende confrontatie zorgde. Hij had een spel over emoties gekocht. Het doel was om boosheid, opgewektheid of verlangen uit te beelden met, al naar het kaartje dat je kreeg, je gezicht, je handen, je hele houding. Ik wrong mij in diverse bochten om ‘hoop’ met mijn lijf uit te drukken. Dat was eens maar nooit weer.
Ondertussen draaft Jane de hele week al met the lock of your hair door mijn hoofd. Hoe dat in mijn hersenen verloopt heb ik nooit geleerd.

0

WACHTEN IN DE WINKEL

Herinnering

De winkelbel klinkt schril als ik voorzichtig de deur open. Een sterke geur van leer dringt in mijn neusgaten. Bij het sluiten van de deur klinkt de bel opnieuw. Dat is eigenlijk overbodig want de schoenmaker staat achter de kleine toonbank. Hij draagt een lichtbruine stofjas. Zijn dunne haar is strak naar achteren gekamd. Voor de toonbank staat een vrouw in een donkerblauwe jas.
‘Ga jij eens even naar Bertus van de Berg’, had mijn moeder gezegd. ‘Papa heeft nieuwe veters nodig voor zijn zondagse schoenen.’ Ik liep te voetballen tussen het huis en de schuur. Ik was DOS en ik was net bezig om Feyenoord te verslaan en ik had geen zin om veters te halen. Jongens van acht hebben nooit zin om een boodschap te doen. Na enig getreuzel fietste ik naar de Stationsstraat. De zaak zat tussen de manufacturenwinkel van Sterk en boerderij Dakveld. Toen ik mijn fiets neerzette zag ik een paar grote zeugen op het stuk kaalgevreten grond voor de boerderij.
De mevrouw en de schoenmaker zijn druk met elkaar in gesprek. Dat wil zeggen, de vrouw is aan het woord, Van de Berg knikt af en toe of antwoordt: ‘ja, ja’ of ‘zo, zo’. Het gaat niet over schoenen. Ik word al snel ongeduldig. Ik voel in mijn broekzak of de veter er nog inzit, die mijn moeder mij heeft meegegeven.
Het is een kleine schoenenwinkel. De wanden staan tot aan het plafond vol met schoenendozen: Van Haren, Swift, Hevea, van Gils, Robinson, Huf. Naast de toonbank is een vak voor veters en schoensmeer, Tana en Erdal.

Foto: Ingrid Geerdink

Achter het winkelwoonhuis is de werkplaats. Meestal zit de schoenmaker daar, aan een tafeltje met tangen, hamers en vijlen, met de lijmpot en de lijmtangen en met de gietijzeren mal waar hij een schoen overheen kan trekken om te verzolen. Aan de wand hangen hakken en zolen, gespen en teenstukken. Op de grond staan de gerepareerde schoenen, waar de bon uitsteekt. ‘Van welke Van Dijk ben jij er een’, vroeg hij mij eens. Er wonen veel Van Dijken in het dorp.
Het gesprek in de winkel gaat nog door. Hebben zij wel in de gaten dat ik ook in de winkel sta? Ik doe een paar stappen opzij. De blik van de schoenmaker blijft op de vrouw gericht. Hij maakt nog geen aanstalten om het gesprek af te ronden en mij te helpen. Ik begin een hekel te krijgen aan die vrouw met haar hoofddoek. Als er voor het eerst een stilte valt, krijg ik hoop. Buiten beginnen de klokken van de Willibrorduskerk te luiden.
‘Is er iemand overleden?’, vraagt Van de Berg.
‘Ach, ja, heb je dat niet gehoord?’ Ze noemt een naam en vertelt hoe de man aan zijn einde gekomen is en dat het allemaal zo erg is voor zijn vrouw. Ik zucht. Dit gaat nog lang duren.
‘En hij was nog zo jong’, zegt zij klagerig, ‘zóó jong.’
Na een ogenblik vraagt de schoenmaker aarzelend: ‘Hoe… oud was ie?’ Ik ben nu ook geïnteresseerd.
‘Hij was nog maar drieënvijftig!’
Nu weet ik zeker dat dat mens niet goed bij haar hoofd is. Drieënvijftig, dat is hartstikke oud.

Eerder verschenen in het blad van de Historische Vereniging in Vleuten.

0

EEN MOOIE WEDSTRIJDTAFEL

Herinnering

Geconcentreerd en gespannen wacht ik de service van de tegenstander af. Ik sta een eindje achter de tafel, want ik verwacht een opslag met veel topspin. Met een flinke kapbeweging weet ik de service te retourneren. De bal stuitert iets te hoog op, zodat mijn tegenspeler met een flinke slag in de aanval gaat. Zweetdruppels vliegen in het rond. Bij elke smash van mijn tegenstander hoor ik de harde klap van zijn voet op de grond. Dan raakt de bal aan mijn kant de rand van de tafel en ben ik volstrekt kansloos. Altijd hetzelfde, denk ik misnoegd. Dat gebeurt mij weer.

Gymnastiek bij Juvenalis en voetbal bij PVCV, dat zijn in mijn jeugd de sportclubs in Vleuten. Halverwege de jaren zestig komen daar andere sporten bij. Er worden tennisbanen aangelegd, een zwembad gebouwd. In 1964 wordt tafeltennisclub Fletio opgericht. Al snel meld ik mij aan.
Bij ons thuis ging wel eens het kleed van de tafel in de kamer. Dan spanden we een eenvoudig netje en sloegen het balletje met harde, houten batjes zolang mogelijk naar elkaar over.
Tafeltennissen bij Fletio is andere koek. We spelen op grote wedstrijdtafels en volgens de officiële regels. Eenmaal per week trainen we in de gymzaal. Op zaterdag spelen we competitie. Al snel beland ik in het eerste jeugdteam.
Tafeltennis wordt voor mij een uiterst serieuze aangelegenheid. Ik koop een professioneel batje, zo een met sponsrubber aan beide zijden. Daarmee kan je de bal mooie effecten meegeven. Het batje bewaar ik zorgvuldig in een beschermhoes. Er gaat een handdoek mee om de greep van het batje droog te houden. Ik heb een boekje gekocht waarin de verschillende technieken staan beschreven. Winnen is het enige dat telt. Maakt de scheidsrechter een telfout, dan schiet ik uit mijn slof. Speelt een tegenstander alleen maar verdedigend en sla ik de bal in het net, dan vind ik dat eigenlijk niet eerlijk. En wee degene die deze sport ping-pong noemt.

Aan Sinterklaas vraag ik een heuse wedstrijdtafel, groen met witte randen. Dergelijke dure cadeaus worden bij ons thuis eigenlijk niet gegeven, maar voor mij wil Sinterklaas wel een uitzondering maken. Ik vind dat volkomen terecht. Het zal mij in staat stellen om dagelijks te oefenen, zodat ik iedereen kan verslaan. Dan ligt er een mooie toekomst voor mij open.
Uiterst voorzichtig draag ik samen met mijn vader de eerste helft van de glanzende tafel omhoog. Al snel zitten we vast in het donkere trapgat. We dalen weer af over de loper met koperen roeden, draaien de tafel en beginnen opnieuw. Maar hoe we het ook proberen, het trapgat blijkt te klein voor de wedstrijdtafel. Ook de ramen boven zijn niet berekend op het transport van tafeltennistafels.
Ik kan het niet geloven, zoiets overkomt mij weer. Mijn vader wil mijn teleurstelling wegnemen. Hij schenkt de tafel aan de jonge vereniging Fletio en bestelt een kleiner exemplaar.

Eerder verschenen in het blad van de Historische Vereniging in Vleuten.

0

EEN ONGETROUWDE OOM

Herinnering
  1. In de figuur rechts staat Do centraal onder

Mijn ome Do (1908 – 1986) heette eigenlijk Dorus, maar hij werd al snel door de andere kinderen Do genoemd, tot verdriet van zijn moeder. Waarschijnlijk heeft hij er zelf geen moeite mee gehad. Hij was met weinig t

1

MENEER VOS

Herinnering

Avec ma gueule de métèque, de juif errant, de pâtre grec et mes cheveux aux quatre vents
Avec mes yeux tout délavés qui me donnent l’air de rêver, moi qui ne rêve plus souvent
Het zijn de eerste regels van het chanson Le métèque van Georges Moustaki. Grote delen van dit lied uit 1969 zijn in mijn herinnering blijven hangen . Daarmee zijn het de enige regels poëzie uit mijn gymnasiumtijd die ik nog ken. Geen verzen van Homerus, geen regels van Vergilius, geen gedichten van Rilke of Keats, maar de woorden van een poplied dat in Frankrijk wekenlang nummer één stond. Dat ik deze tekst nog ken is geheel en al de verdienste van onze onconventionele leraar Frans, meneer Vos.
Vos sprak in de lessen uitsluitend Frans, hij was de enige leraar die dat zo deed. Ik was van het ouderwetse leren. Woordjes stampen, verbuigingen leren en dan toepassen. Dus ik vond die uitleg in het Frans maar irritant. De leraar zei eens iets tegen mij persoonlijk wat ik niet begreep. Hij maakte daarbij een gebaar met zijn hand bij zijn mond. Toen begreep ik dat het iets met mijn spraakgebrek te maken had.
Hij was een leraar die nog wel eens afweek van de leerstof uit het boek. Als enige taaldocent had Vos zijn eigen lokaal met audio-apparatuur. Zo verraste hij ons op een goede dag in 1969 met Le Métèque. Liedjes luisteren, daar was ik wel voor in. Vervolgens deelde hij de Franse tekst uit en kregen we de opdracht om met onze buurman het lied te vertalen. Ik zie me nog worstelen met Ton door al die onbekende woorden die we moesten opzoeken. ‘Gueule’ stond niet eens in het woordenboek. Avec ma peau qui s’est frottée au soleil de tous les étés et tout ce qui porte jupons. Ik stond niet stil bij de wereld die beschreven werd.

Vos tijdens een Salon de Musique

Het Bonifatiuslyceum in Utrecht kende een aantal bevlogen leraren. Docenten die veel meer deden dan het plichtmatig afwerken van hun lessen. Zij organiseerden lezingen, stimuleerden toneel, of hielpen bij het maken van de schoolkrant. Meneer Vos was zo’n leraar. Hij hield bij hem aan huis regelmatig een Salon de Musique, een avond waarop leerlingen hun muzikale talenten konden laten horen. Ik behoorde niet tot die categorie.
Voor C., het meisje met wie ik een tijd gelopen heb, was de Salon een mooie gelegenheid. Zij speelde gitaar en schreef haar eigen chansons. Eén daarvan had zij voor mij geschreven. In de eerste drie coupletten beschreef zij het moois dat wij met elkaar deelden. Elk couplet eindigde met: ‘Je ne sais pas si…’. Het vierde couplet luidde:
Ne pense pas qu’il est l’amour
Nous sommes trop jeunes
Je te trouve joli, toujours
Mais je ne sais pas si…
Voor deze regels had ik geen woordenboek nodig. Het antwoord op haar twijfel kwam niet lang daarna, toen er bijna ongemerkt een einde kwam aan onze vriendschap.

Het Bonifatius College bestond in 2022 honderd jaar. In september verscheen het jubileumboek Méér dan een school, waarin ook de Salon van Ben Vos wordt beschreven. Het boek is te bestellen via www.boni100.nl

1

SEKSUELE VOORKEUR

Herinnering

In de laatste klassen van de middelbare school stond ik na afloop van de lessen vaak met een aantal jongens uit mijn klas te praten. We hingen op onze fietsen bij de achteruitgang van het gebouw op het Pieterskerkhof in Utrecht. Onderwijl trok er een stroom leerlingen langs, die vanonder een nauwe poort uitwaaierde over straat, op weg naar huis. We spraken over leraren, klasgenoten en over alles wat jongens van die leeftijd bezighoudt. Er ontstond steeds opwinding als er een jonge jongen uit een van de lagere klassen langsfietste. Geleidelijk werd mij duidelijk dat een van mijn klasgenoten op deze jongen viel. Een ander ging daarin mee. Ik schrijf ‘geleidelijk’ omdat ik me aanvankelijk niet kon voorstellen dat je op iemand van hetzelfde geslacht verliefd kon worden. Ik was opgegroeid in een wereld waarin die vorm van liefde niet bestond. Het woord homo had ik thuis nog nooit gehoord. Wat niet hoort, bestaat niet. De opwinding van mijn klasgenoten leek mij een spel, een overdreven manier van doen.

Enkele jaren later, tijdens mijn studie psychologie, begon ik de twee smaken, homo en hetero, heel gewoon te vinden. Sterker nog, het onderscheid bleek niet zo zwart-wit te liggen. Er waren hetero’s die homo werden (andersom kwam niet veel voor), er waren mensen die van beide geslachten hielden. Ik maakte wel eens mee, dat er mannen achter mij aanliepen. Het streelde mijn ego maar bevestigde mijn eigen oriëntatie op vrouwen. In de cursus seksuologie kregen we de opdracht om onze gevoelens te onderzoeken en onze verlangens met anderen te delen. Voor wie nooit geleerd heeft om over seksualiteit te praten waren er heel wat blokkades te overwinnen. De docent was een getrouwde man die het openlijk met mannelijke studenten aanlegde. Daar keek niemand van op. Enkele heteroseksuele medestudenten zeiden dat hun aandacht ook wel eens bleef hangen bij een aantrekkelijke man of een homo-erotische foto. Dat bracht me een gevoel van verwarring maar ook van opluchting. Ook ik mocht een man mooi vinden. En wie masturbeert is per definitie met het eigen geslacht bezig. In dezelfde jaren zeventig nam het aantal lesbische vrouwen in mijn omgeving zienderogen toe. Je gaat niet met je onderdrukker naar bed, was een veel gehoorde leus.

Ging het in mijn jonge jaren om de vraag op wie je verliefd kon worden, man of vrouw, in het huidige tijdperk van de letterafkortingen gaat het om wie je zelf bent. Het aantal artikelen over genderidentiteit neemt een hoge vlucht. Een hoogleraar psychologie maakt zich in een interview bezorgd om de vele kinderen in het basisonderwijs die zich afvragen of zij man of vrouw zijn of iets er tussen in.
Net als vijfenvijftig jaar geleden word ik met mijn opvattingen over seksualiteit en identiteit geconfronteerd. Opnieuw vind ik al die nieuwe vormen overdreven. Maar kijk, ik vond bijgaande foto van mijzelf in een album. De foto is gemaakt in de jaren zeventig tijdens het carnaval in Limburg. Met enig gevoel van schaamte plaats ik ‘em bij deze blog. De wereld van drag-queens staat ver van mij af.

0

VOETBALLEN

Herinnering

Van de eerste voetbalwedstrijd die ik speelde is er slechts een flard in mijn geheugen achtergebleven. Ik zie mijzelf staan wachten aan de zijlijn. Als mij de bal wordt toegeschoven, schiet ik ‘em een end naar voren en hol er achteraan. Het vijandelijk doel is nog heel ver weg.
Plaats van handeling was het veld van de Patronaats Voetbal Club Vleuten (PVCV) aan het Haarpad tussen Vleuten en Haarzuilens, een plek die alleen fietsend of lopend bereikbaar was. De vereniging beschikte over één veld, een hobbelige wei vol kale plekken, vooral rond het strafschopgebied. Er stond een houten keet met een kleedlokaal.
Ik was lid van een katholieke gymnastiekvereniging. Dat was de traditie. Er hing een sfeer van zuiverheid en goedheid om die sport heen, iets verhevens. Voetballen bij een club, dat was voor ruwere en volksere types, daar deed ik niet aan mee. Ik moet daarom mijn debuut op het voetbalveld tijdens een schooltoernooi gemaakt hebben. Het weer was mooi, er stonden rijen kinderen langs de kant en de kleine leren bal voelde heel zwaar. Mijn herinnering stopt bij mijn rush naar voren. De afloop is me niet bijgebleven, dat zal wel een reden hebben.

Een ander katholiek schoolplein, een aantal jaren eerder

Het imago van de voetbalsport weerhield me er niet van om iedere dag op het schoolplein te voetballen. We waren met een groep van zo’n tien jongens die een partijtje speelden. Voor aanvang werd er ‘gepoot’. Twee van ons liepen schoen voor schoen zettend naar elkaar toe. Wie de laatste stap kon zetten zonder de ander te raken mocht als eerste een medespeler uitkiezen.
We speelden met een klein kaatsenballetje. Een echte voetbal vormde een te groot gevaar voor de ruiten van de katholieke school. Daarnaast moesten we er op bedacht zijn, dat de bal niet over de muur verdween die het schoolplein scheidde van de tuin van de dominee. Die was niet altijd bereid om de bal terug te geven als je had aangebeld.
Het complete schoolplein was ons veld, dus we voetbalden tussen spelende kinderen door, kleine kinderen omverlopend en scheldend op andere die het gewaagd hadden om de bal weg te trappen. Wat ons een sussende vermaning opleverde van de twee dienstdoende onderwijzers die in een vast patroon over het plein wandelden. Met een kaatsenballetje in een kleine ruimte spelen, we werden er behoorlijk balvaardig van.

Een jaar of vijf later werd ik alsnog lid van PVCV. De gemeente had ondertussen een heus sportcomplex laten aanleggen, met vijf velden, vier kleedkamers en een kantine. Het hoofdveld werd op zondagen om beurten bespeeld door de Vleutense club en voetbalvereniging De Meern, de grote concurrent. Ik speelde rechtsbuiten in de toen gebruikelijke vijfmans voorhoede (kom daar nu nog maar eens om). Mijn grote wapen was mijn sprint. Ik holde met gemak de meeste linksbacks voorbij. Mijn grote makke was mijn schotkracht. De voorzetten die ik afleverde bereikten met moeite het strafschopgebied. Tenminste eenmaal heb ik een doelpunt gemaakt. Ik droomde niet over een voetbalcarrière. Dat gebeurde pas toen mijn zoon werd aangenomen bij de jeugdopleiding van Feyenoord.

0

7-DECEMBER-DIVISIE

Herinnering

Het vertrek. Bron: www.7decemberdivisie.nl

Hij is de oudste zoon van een boer uit Puttershoek, een dorp aan de Oude Maas tussen Rotterdam en Dordrecht. Hij heeft enkele jaren landbouwonderwijs gevolgd. Dat smaakte naar meer, maar zijn vader heeft hem nodig in het bedrijf. In 1946 valt de oproep voor de dienstplicht in de bus. André is dan eenentwintig jaar. Zijn lichting wordt ingedeeld bij de 7-december-divisie. Het aanvankelijke plan om de bataljons in te zetten als ondersteuning van de geallieerde troepen in Duitsland vervalt. De soldaten zijn nodig in Nederlands-Indië. Het vooruitzicht van een lang verblijf in het verre oosten stoot André niet af, hoe zeer de expeditie ook met onzekerheden is omgeven. Het botert niet tussen zijn vader en hem. Door de dienstplicht is hij even van dat gedoe af. Hij krijgt een kist voor het vervoer van zijn persoonlijke spullen en een datum waarop hij zich in de haven moet melden.

In het najaar van 1946 worden de 18.000 mannen van de divisie naar Java verscheept, inclusief 2000 vrachtwagens, 335 rijwielen, 955 motoren en, niet te vergeten, 278 kanonnen. André heeft een plek op het SS Waterman, een troepentransportschip dat de Nederlandse Staat van de Verenigde Staten heeft overgenomen. De reis duurt ongeveer een maand. De manschappen worden op de boot voor allerlei taken ingezet. Uit het weinige dat van zijn tijd in Nederlands-Indië is overgeleverd weten we, dat hij tijdens de overtocht de keuze krijgt tussen aardappels schillen of Maleis leren. Hij kiest voor het laatste.

Niet-bekende soldaten op patrouille. Bron: de Java-Post.

Als de 7-december-divisie op Java arriveert zijn de grote steden en de doorgaande wegen in handen van Nederland, dankzij Britse steun. In grote delen van het platteland is de republiek Indonesië de baas. Er is een demarcatielijn afgesproken, een grenslijn die voortdurend geschonden wordt. De Nederlandse soldaten worden op uitputtende patrouilles gestuurd. Ze moeten vooral plantages en fabrieken bewaken. Ze zijn slecht getraind en nauwelijks voorgelicht over wat hen te wachten staat in het tropische land. André is, mede op basis van zijn kennis van het Maleis, ingedeeld bij het regiment verbindingstroepen. Hij waardeert het contact met de bevolking.

Na drie jaar oorlog voeren tekent Nederland onder grote internationale druk in december 1949 de overdracht van soevereiniteit aan de Republiek Indonesië. De troepen worden weer naar Nederland verscheept. André, die vele jaren later mijn schoonvader zou worden, volgt halverwege 1950 als een van de laatsten. Hij pakt zijn werk op de boerderij weer op. Er wordt niet gesproken over wat in Indonesië gebeurd is. Hij begint flink te drinken en zou wellicht verslaafd zijn geraakt als hij niet zijn toekomstige vrouw zou zijn tegengekomen. Nederlands-Indië blijft voor altijd een gesloten boek, ook voor zijn vrouw en kinderen. Hij overlijdt in 1989. Vorig jaar hoorden we van zijn jongste broer, dat André er getuige van is geweest, dat een patrouillewagen die in de colonne direct vóór hem reed, op een mijn stuitte. Diverse van zijn kameraden kwamen daarbij om het leven.
Wat ons rest is de kist waarmee zijn spullen aan boord van SS Waterman over de Indische oceaan zijn vervoerd.

0

‘T IS WEER VOORBIJ

Herinnering

Toen ik woensdagnacht wakker werd draaide ik mijn hoofd naar de rode cijfers van de wekker. 5:34 uur. Op hetzelfde moment zat er een liedje in mijn hoofd: ’t is weer voorbij die mooie zomer. Hoe toepasselijk voor deze week. Maar, hoe kwam dat lied daar op dat moment? Een klein uur eerder had ik de auto van de krantenbezorger gehoord. Had de bezorger wellicht de radio aanstaan zonder dat dit bewust tot mij was doorgedrongen? Of was de hit van Gerard Cox eerder deze week ongemerkt binnengekomen? Zo’n onbewuste waarneming is mogelijk, leerde ik ooit in mijn studie. Subliminal messages worden deze prikkels genoemd. Coca-cola zou zelfs ongemerkt reclameboodschappen door films heen mengen, werd toen verteld.

Na na na, nananana, na na naa. Het vrouwenkoortje waarmee het lied begint trok door mijn slaperige hoofd. De nasale stem van Cox die bij het scherpe hoge zoemen van een mug even inhoudt voor het woord mug. Ik heb ’s nachts allang weer mijn pyjama an is nog zo’n zin die bij mij is blijven hangen, hoewel dat woensdagnacht voor mij niet opging. Ik had juist het dekbed van me afgeslagen om wat af te koelen. Kon ik de slaap weer vatten? Het gezang van Gerard hielp er niet bij.
De volgende morgen zocht ik het nummer op. Volgens Wikipedia (waar het lied een eigen pagina heeft) hoorde Cox in Frankrijk Salut les amoureux, een chanson van Joe Dassin over afscheid nemen. Cox maakte er in korte tijd een Nederlandse tekst bij.
Op het strand slapen, vissen in de zon, zwemmen en varen, Gerard dook al zijn mooie herinneringen aan de zomer op. Haringgeur vermengd met zonnebrand, het rijmde mooi op in je kleren schuurde zacht het zand. De platenmaatschappij vond het nummer niet passen bij Cox’ kritische imago, maar de zanger zag er brood in en kreeg gelijk. Het lied stond in het najaar van 1973 wekenlang nummer één op de hitparades, er werden uiteindelijk meer dan 200.000 exemplaren van verkocht. De B-kant, zullen we ritselen?, lijkt me trouwens ook interessant. Het zal wel het favoriete nummer van Mark Rutte zijn.

’t is weer voorbij brengt mij onverbiddelijk terug naar de werkplaats van aannemer Versteegen in Montfoort, waar ik in die tijd werkte. Het lied bracht licht in de monotonie van de arbeid. Maarten, de meester-timmerman, keek even glimlachend op van zijn klus. Koen, de norse werker, met immer een sigaar hangend in de mondhoek en de pet achter op zijn hoofd, keek wat vrolijker uit zijn ogen. Willem, de oude schilder, brulde het nummer hard mee, boven het lawaai van de slijpsteen waaraan hij zijn verfkrabbers scherpte. Hij kwam naast mij staan, te dichtbij naar mijn zin, maar daarover durfde ik niets te zeggen. Hij vertelde dat hij vlak na de oorlog in Frankrijk had gewerkt. Daar verbleef hij in een soort kamp, waar een hek omheen stond. Maar dat gaf niks, zei ie, want ’s avonds kwamen de meisjes uit het dorp. ‘Voor tien franc mocht je dan je lul door het hek heen steken.’ Die mooie tijd was allang voorbij, maar het genot glom nog achter zich dikke brillenglazen.