HET JAAR VAN DE GEHANDICAPTE (1981) – deel II

overleg tijdens de opnamen van de film
Een jaar lang bruiste het van de activiteiten. Er was geld genoeg om het leed van de gehandicapte medemens onder de aandacht te brengen. Of wacht, dit formuleer ik niet goed. De bedoeling was namelijk om te laten zien dat mensen met een handicap gewone mensen zijn met gewone levens. Weg met de zieligheid, weg met de liefdadigheid. Zo kon de boodschap van het jaar wel samengevat worden.
In het gebruis kwam er een smak geld beschikbaar voor het maken van een voorlichtingsfilm over stotteren. Vanwege de gewenste luchtigheid vroeg men de medewerking van het stottercabaret waarmee Jules, Elisabeth en ik destijds door het land toerden.
Toen de film na de nodige hobbels tot stand gekomen was, kwam er een stroom publiciteit op gang. Zo stond er op een doordeweekse avond een ploeg van Brandpunt voor de deur van mijn studentenhuis, onder de luidruchtige aanvoering van Willibrord Frequin. Hij had net goed getafeld, dus toen de technici hun apparatuur uitpakten liep the golden boy zonder te kloppen de ene na de andere studentenkamer binnen. Wie prins Bernard en de paus heeft geïnterviewd, kan zich alles veroorloven. Zoiets noem je geen handicap.
Als ik er nu aan denk dat ik morgen voor de tv zou worden geinterviewd, zou ik het spaans benauwd krijgen, maar in die tijd was ik zodanig gewend aan voorlichting en publiciteit, dat de spanning beheersbaar was. Wat niet goed ging kon er altijd nog uitgeknipt worden.
Tijdens het interview kneep Willibrord af en toe met zijn kleine varkensoogjes als er een stotter in aankomst was. Hij voelde zich niet meer zo op zijn gemak. Zijn macho-gedrag smolt als sneeuw voor de zon. Een van mijn stokpaardjes was dat het stotteren ook voor de luisteraar een probleem kan zijn. Toen ik daarom aan W. vroeg of mijn stotteren bij hem spanning opriep, gooide hij zijn hoofd achterover en riep:
‘Stop maar even jongens, dit is niet de bedoeling.’
Nadat in een vloek (van W.) en een zucht (van mij) de opnamen voltooid waren, vroeg de productieleider nog even mijn medewerking. Het item was een idee van Ad Langebent, een andere vermaarde Brandpunt-reporter. Omdat Ad zoveel jaren in dienst was van de KRO vroeg men in die periode aan alle geïnterviewden om op camera iets tegen Ad te zeggen. Daarvan zou voor zijn jubileumfeest een compilatie gemaakt worden.
Ik dankte Ad hartelijk voor zijn interesse en voegde er spontaan aan toe dat ik hem een uitstekende presentator vond. ‘I-i-ik zou het z-zelf niet b-beter k-k-kunnen doen’, stotterde ik met opzet, want ook die vorm beheerste ik uitstekend. De cameraman richtte zich daarna op de lachende W., die snel wegdook. Dat hij moest lachen om de grap van een ander mocht niet in beeld gebracht worden.
Tijdens de uitzending van Brandpunt mocht ik in de studio aanwezig te zijn. Na afloop bevond ik mij opeens naast monseigneur Langebent aan de bar. Hij had zijn stropdas losgeknoopt en een glas bier in de hand. Ik dankte hem voor zijn initiatief. Het klonk veel te onderdanig, voelde ik direct. Frequin was nergens meer te bekennen.