Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Herinnering

0

DE OVERGANG NAAR EEN VAST BESTAAN

Herinnering

Herontdekt (4)

Het woonhuis aan Achter St. Pieter Utrecht

Toen ik in 1985 na vijf jaar ging verhuizen werd dat uitgebreid gevierd. Mijn zes huisgenoten hadden een boek met foto’s en documenten samengesteld. Op een cassettebandje stond een hoorspel van twee muizen die een dag uit mijn leven volgden. Op mijn beurt zong ik tijdens het afscheid voor elk van de medebewoners een op de persoon geschreven lied. De satire paste binnen de ongeschreven normen zoals die golden in de Vereniging Woongroep Achter St. Pieter. Niemand werd gespaard.
Het monumentale pand stond in de schaduw van de Domtoren, vanuit mijn ramen kon ik de bovenkant zien. Elk kwartier liet het carillon van zich horen. Het huis was in een ver verleden gekraakt geweest. Na jaren van aandringen had de gemeente, in het kader van het beleid jongerenhuisvesting, zich over het pand ontfermd. In het eerste jaar van mijn verblijf werd het pand puntgaaf opgeknapt. Onderwijl waren wij elders in een herenhuis ondergebracht.

In de tuin van het tijdelijk onderkomen in de Parkstraat

Kenmerkend voor de woongroep was dat verschillende huisgenoten tegen het einde van hun studie, op de drempel van een ander leven, in een impasse waren beland. De vooruitzichten waren in de kaalslagjaren van Lubbers dan ook slecht, de jeugdwerkloosheid was hoog. Een van de bewoners vocht tegen een alcoholverslaving. Een ander speelde soms op de saxofoon, maar wat hij verder deed, wist ik niet. Ik heb het hem nooit gevraagd. Ook op het gebied van relaties was er nog weinig vastigheid te bespeuren. Vriendjes en vriendinnetjes kwamen en gingen. Een grote gemene deler was dat de dag voor veel bewoners laat begon en dat het leven pas goed op gang kwam als men even na 24.00 uur de deur uitliep naar Het Pandje, Utrechts beroemde nachtkroeg.
Hoewel ik door de groep zelf was uitgekozen, paste ik niet geheel in dit concept. Ik was juist aan mijn eerste baan begonnen. In de overige tijd was ik actief voor de stottervereniging, aktiekoor Linksom of café De Baas. ‘Je wordt al moe als je ernaar kijkt’, verzuchtte een van de muizen op de afscheidscassette. Bovendien hield ik van een mate van ordening, die voor anderen onhaalbaar, overbodig dan wel belachelijk was. Ik was de enige die niet rookte, maar omdat de huiskamer meestal blauw stond van de dampen, heb ik flink meegerookt.

De huiskamer

Ondanks deze verschillen vormden we een goed draaiend huisgezin. Ieder had een vaste kookdag, we vierden Sinterklaas, Kerst en Oud & Nieuw en gebruikten onze creativiteit voor huisfeesten met een open podium. We keken verbaasd op van ons spelletje Risk, toen de televisie beelden toonde van de krakersrellen in de Vondelstraat. En we vertelden elkaar over de tienduizenden, die tijdens een manifestatie tegen de kruisraketten zo massaal meesprongen met ‘opzij, opzij, opzij’, dat de grond van het Malieveld meedeinde.
Ik onderscheidde me ook met de vaste relatie die ik sinds 1980 met G. had. En zeker met het vervolg in 1985: ‘De eerste aanstaande vader in huis’, piepten de muizen onwennig. Dat was, vanuit beide kanten gezien, een goede reden voor een verhuizing.

2

DENK NU EENS AAN HOLLAND

Herinnering

Herontdekt (3)

Linksom tijdens een optreden aan de Oude Gracht in Utrecht

Gingen we met elkaar op pad dan was het doel steevast een manifestatie of actie. Tegen de plaatsing van kernwapens, tegen kernenergie, tegen fascisme en racisme. Er was in de jaren tachtig veel om tegen te protesteren – al kan je daar in 2024 ook anders tegen aankijken. Met het zingen van liederen wilde aktiekoor Linksom een ontspannen noot brengen in de linkse strijd.
Die ene dag echter dat wij in 1987 naar Tilburg reisden was van demonstratie of manifestatie geen sprake. We waren op weg naar de Chateau Studio in Tilburg, de locatie waar enkele jaren daarvoor VOF De Kunst het wereldwijde succes Suzanne had opgenomen. Daar zou Linksom die dag een van haar mooiste liederen aan toevoegen: Denk nu eens aan Holland. Tezamen met nog veertien nummers van groepen als ’t Verzetje en de Fanfare van de Eerste Liefdesnacht ontstond zo de Elpee van de Strijdmuziek.
De plaat was een initatief van de R.K. Veulpoepers BV, in het bijzonder van hun voorman Zjef Naaijkens (dat was zijn werkelijke naam). De Veulpoepers, op Wikipedia omschreven als een anarchistische folkband, behoorden in die jaren tot de betere ensembles die linkse manifestaties kwamen opvrolijken. Voor de verspreiding van hun muziek en teksten was uitgeverij Polypoepka opgericht. Die zou ook de uitgave van de Elpee van de Strijdmuziek verzorgen.

Een straatoptreden

Daar stonden we dan met zijn allen voor de microfoons. Het gaf een bijzonder soort spanning. Er waren weliswaar opnames gemaakt van onze live optredens, keurig voor het nageslacht bewaard op een cassettebandje. Maar vastgelegd worden op vinyl gold als een graadje hoger. Waar de muzikaliteit altijd ondergeschikt was geweest aan de juiste politieke boodschap, dienden we nu een smetteloos lied af te leveren. Zoals dat gaat met plaatopnamen en films, tenminste zoals dat ons in documentaires wordt voorgeschoteld, moest de opname wel vier of vijf keer worden overgedaan. Niet omdat de man in het glazen hok achter zijn bedieningspaneel met honderden schuiven ontevreden was. Maar omdat er telkens wel één inzet, één afronding of een ander detail niet naar onze kritische zin was.

In het eerste deel, op de bekende dichtregels van Hendrik Marsman, klinkt Linksom bijna als een kamerkoor, waarna in de persiflage op Marsmans woorden de actiemodus wordt bereikt.

Denk nu eens aan Holland
Zie die gore rivieren
Traag langs vuile gifbelten gaan
Rijen ondenkbaar
Walmende pijpen
In vuil gele nevels in het landschap staan

En in de weinige ruimte die restte
Staan nu de boerderijen
Aan fabrieken verwant
Standaard gebouwen
Die dorpen verpesten
Beken en velden zonder enig verband

Tekst en muziek: Linksom.

Ik vind het een van de mooiste liederen van de elpee. Dit was Linksom op zijn best. Bovendien heeft de tekst na 35 jaar nog niets aan actualiteit ingeboet. Door kennelijke obstipatie bij de uitgeverij duurde het nog twee jaar voordat de elpee uitkwam. Linksom had zich toen juist, na tien jaar, opgeheven. Het koor was gestopt op zijn hoogtepunt.

1

TAPPEN UIT PRINCIPE

Herinnering

Herontdekt (2)

Café De Baas

Met het terugvinden van elpees en cassettebandjes uit de jaren zeventig, waarover ik vorige week schreef, deed ik nog een ontdekking. Er kwam iets terug wat ik compleet vergeten was: ik heb ooit in een band gezongen.
Rond 1980 werkte ik één avond in de week in collectief café De Baas. Deze kroeg werd gerund door vrijwilligers met grote idealen. De opbrengst ging naar startende, kleine ondernemingen, die op basis van zelfbestuur een alternatief moesten zijn voor het grootschalige kapitalisme. Het collectief was in 1976 opgezet door een groep linkse jongeren, van wie meerdere later op andere plekken naam hebben gemaakt, zoals Harrie Jekkers, Cees Grimbergen, Yvonne Zonderop en Koos Meinderts.

In mijn jaren was iemand op het idee gekomen om een lied op te nemen dat het sluitingsuur moest aankondigen. Daaraan wilde ik graag meedoen. Op een bewolkte zondagmiddag werd mijn kamer veranderd in een opnamestudio. Door het grote aantal microfoons en snoeren was lopen er nauwelijks meer mogelijk. Desondanks stroomde de ruimte daarna vol met Baas-vrijwilligers en hun gitaren en blaasinstrumenten. Iemand sjouwde een compleet drumstel mee naar boven. Tussen dat alles ingeklemd moesten Carla en ik voor de vocals zorgen. Na het eerste couplet kondigde Carla ‘de laatste ronde’ aan. Na het derde couplet riep ik: ‘de bar is gesloten!’

Kameraden, de drank is duur
Voor socialisme en zelfbestuur
En in je bed een houten kop
En ook je geld is weer goed op
Dan telt De Baas al je poen
Voor het collectief ja, voor het collectief ja
Dat is toch waar we het voor doen

Ik was niet alleen vanwege het goede doel bij De Baas gaan werken. Ook het werk zelf vond ik leuk. Rond etenstijd begon ik met bestellingen opnemen en uitserveren. Bij het afruimen was het een sport om zoveel mogelijk borden tegelijk mee te nemen. ‘Die etensresten moet je er gewoon met je handen afschuiven’, riep de kok me eens toe. De rest van de avond stond ik achter de bar. Soms ontstond er een gesprek met een klant, soms moest ik iemand die teveel gedronken had met zachte hand naar buiten werken. Ik verveelde me nooit.
Er waren vrijwilligers die het niet zo nauw namen met de sluitingstijd. Er waren er ook die, als de klanten waren vertrokken en de zaak was schoongemaakt, nog tot in de ochtenduren met elkaar bleven kletsen en drinken. De drank voor vrijwilligers was gratis. Omdat ik ook nog een betaalde baan had, gooide ik stipt om twaalf uur het cassettebandje met ons Baaslied in het apparaat. Tot ongenoegen van sommige klanten die beweerden dat het maar een zeiklied was.

En nu opgedonderd vlug
Morgen zien we je terug
De kroeg moet leeg en wij zijn moe
Ga maar naar het Pandje toe

Voor wie enig amateuristisch lawaai kan velen, volgt hier de opname.

Na twee jaar ben ik gestopt. Het collectieve café heeft het uitgehouden tot 2008. Een gebrek aan vrijwilligers en een sterk dalende omzet luidden voor altijd ‘de laatste ronde’ in. En de idealen? Die waren mooi.

1

DE POPMUZIEK VAN WELEER

Herinnering

Herontdekt (1)

Vijf jaar na onze verhuizing besluiten we tot een kleine interne verhuizing. We verplaatsen ons bed naar de achterzijde van het huis. Omgekeerd gaan de spullen van de werkkamer naar de voorkant. Geheel gladjes verloopt de operatie niet. Er moeten twee quasi-Lundiakasten uit de jaren zeventig verplaatst worden, houten stellingkasten waarvan je de planken met ijzeren pinnetjes in de staanders moet bevestigen. Het toeval wil dat de kasten even hoog zijn als de deuropening. De eerste kast gaat er met wat wrikken rechtop doorheen, de tweede blijft steken. Bij het daaropvolgende diagonale transport dondert de kast in elkaar.
De verhuizing brengt ook iets leuks mee. In een van de kasten staan onderdelen van een oude geluidsinstallatie. We hadden die nog niet aangesloten, zoals sommige verhuisdozen wel eens jaren onuitgepakt op zolder blijven staan. Ik wil nu wel eens uitproberen of alles nog werkt.
Onderwijl komen er herinneringen terug over de aanschaf van de eerste stereo-installatie, zo’n vijftig jaar geleden. De ene vriend beweerde dat de kwaliteit van het geluid afhing van de naald van de pick-up. De ander wist zeker dat de speakers het belangrijkste waren: ‘die AR-speakers geven agressieve hoge tonen.’ Weer een ander ging voor extra grote boxen.

Als alle snoertjes weer zijn aangesloten leg ik vol nieuwsgierige spanning Déjà Vu, het legendarische album van Crosby, Stills, Nash and Young op de draaitafel. Ik laat de naald in de groef zakken, hoor het eerste geruis en dan, tot mijn grote geluk: One morning, I woke up and I knew you were really gone. Ik zing de regels zo weer mee.
G. en ik hebben ieder een eigen verzameling muziek uit de jaren zeventig en een eigen registratiesysteem met kaartjes in een kaartenbak. Die van G. omvat welgeteld 136 elpees. Ik bezit minder elpees, maar daarnaast een grote hoeveelheid cassettebandjes, mede mogelijk gemaakt door de bibliotheek, waar ik in die jaren ook platen kon lenen.
Alles in de jaren zeventig moest anders, dat gold ook voor mijn muziekkeuze. Geen Top-40, geen Abba of BeeGees. Ik was vooral geïnteresseerd in relatief onbekende Amerikaanse zangers, zoals Ry Cooder en Randy Newman, aangeraden door VPRO-deejays in late radio-uurtjes op Hilversum 3. Later was ik onder meer fan van Elvis Costello en Joe Jackson.

Jackson Browne Late for the sky

Als aan het einde van Déjà Vu de naald van de pick-up met de bekende tik weer omhoog springt, kom ik via het kinderbedje van onze jongste kleindochter weer terug in het heden. Ik kijk nog even naar de titels op de hoes. Het zal wel toeval zijn, dat het eerste nummer Carry on heet: blijf niet steken in het verleden.
Inmiddels heb ik een klein deel van de elpees weer gehoord. Hoe heb ik dit ooit mooi kunnen vinden, denk ik bij sommige. Andere hebben de tand des tijds doorstaan: Anna and Kate McGarrigle, Jackson Browne, the Band, en Rumours van Fleetwood Mac. Zou deze muziek echt zo goed zijn of komt het door de herinneringen die er voor mij aan verbonden zijn?

1

DE JEUGD KOMT NIET MEER TERUG

Herinnering

Het lied zat ergens diep in mijn geheugen verstopt. Welke prikkel het daaruit opgediept heeft, weet ik niet. Maar opeens ging het weer door mijn hoofd. En dat niet alleen. Het greep me beet. Ik werd er behoorlijk weemoedig van.

De meisjes uit vervlogen dagen, we weten niet meer waar zij wonen
Nooit zullen zij zich meer vertonen, waar wij weleer hun lichaam zagen

De buren hun adres te vragen, zal in geen straat de moeite lonen
We weten niet meer waar zij wonen, de meisjes uit vervlogen dagen

De liefdesnacht met zijn sjablonen, wanneer die eindelijk ging vervagen
Dan lag het schaamrood op de konen, van meisjes uit vervlogen dagen

Soms was de nacht zo wonderschoon, dat hij de ochtend kon verdragen
Bij meisjes uit vervlogen dagen, die wij niet meer weten te wonen

Ik heb dit lied zelf bij verschillende gelegenheden gezongen, samen met vriend A. op de gitaar.
Af en toe, als ik de slaap niet kan vatten, duiken er wel eens meisjes op, met wie ik ooit iets heb gehad. Meisjes op wie ik vergeefs verliefd was. Of die achter mij aanliepen. Verliefdheden die op niets uitliepen of die na verloop van tijd weer overgingen, het waren er nogal wat.
Aanvankelijk was ik niet zo sociaal vaardig, ik durfde niet het initiatief te nemen. Als een meisje iets aardig tegen me zei, dacht ik al dat we iets hadden. Toen ik na een paar heftige verliefdheden ervaren had hoe pijnlijk het is om uit de wolken op aarde terug te vallen, hield ik de handrem een beetje aangetrokken, al liet ik me de geneugten van de relatie graag welgevallen.

In de tweede helft van de jaren zeventig ging het vlotter. Ik zat in een bubbel van studenten waarin het huwelijk laag gewaardeerd werd. Het ging niet om het vinden van ‘de ware’. Verschillende vriendinnen tegelijk, was ook niet gek. The Eagles zongen in Take it easy: ‘Well, I’m running down the road, try’n to loosen my load, I’ve got seven women on my mind.’ Met mijn hoofd liep ik achter dit soort ideeën aan, maar in mijn hart bleef ik op zoek naar een vaste partner.
Zo werd die fase in mijn leven niet alleen gekenmerkt door studie, maar ook door uitgaan, diepgaande persoonlijke gesprekken en veel verschillende contacten. Met elkaar het bed delen en vrijen was vanzelfsprekend zonder erover te spreken. Van schaamrood op de konen was ik me niet bewust.
Wie nu iets wil weten over zijn vroegere vriendinnetjes heeft meer mogelijkheden dan ‘de buren hun adres te vragen’. Ik heb wel eens zitten googelen. Maar dat is het dan.
Rest nog de vraag waarom ik onlangs gegrepen werd door dit lied. Waar kwam dat melancholische verlangen vandaan? De hunkering geldt niet meisje A of meisje B. Het moet het verlangen zijn geweest naar een jeugd die niet meer terugkomt. De meisjes uit vervlogen dagen is eigenlijk een moderne versie van Schön ist die Jugendzeit, Sie kommt nicht mehr.

3

EEN LEVEN LANG KOKEN

Herinnering

Patrouille De Leeuwen aan de maaltijd

Ik zal een jaar of tien, elf geweest zijn, toen ik mijn eerste maaltijd kookte. Voor een jongen in het begin van de jaren zestig was dit redelijk vroeg. Het gebeurde tijdens het zomerkamp van de R.K. Verkennersgroep ‘Don Bosco’. Elke patrouille diende zelf de aardappels en de bloemkool te koken en de karbonades te bakken. Op houtvuur wel te verstaan. De overige eenenvijftig weken van het jaar hoefde ik me echter niet met het eten te bemoeien. Alleen als mijn moeder een cake bakte, keek ik nieuwsgierig over haar schouder mee, vooral vanwege de schaal die ik daarna mocht uitlikken. Zo kon ik bij het afscheid van de lagere school meester Theunissen met een zelf bereide cake blij maken.

Met de kennis over de standaardmaaltijd aardappels-groente-vlees startte ik jaren daarna mijn kookbeurten op de studentenflat. Soms belde ik mijn moeder om raad. Maar al snel was dat niet meer nodig. Via de ECI-boekenclub kocht ik voor een sterk gereduceerde prijs Het Nederlands Kookboek, een dikke pil waarin niet alleen werd uitgelegd hoe je spitskool moet klaarmaken en tongfilets moet bakken, maar ook hoe je zwezerik bereidt, nierragoût, schuimige sinaasappelvla en nog heel veel meer. Ik heb er niet vaak in gekeken. Het was de tijd dat de aardappels met jus plaats moesten maken voor rijstmaaltijden, macaroni met rode saus en Franse uiensoep. Ik leerde paprika’s kennen en courgettes. Niet dat ik met dat alles gretig ging experimenteren. Ik was vooral gericht op maaltijden die weinig tijd kostten. Mijn favoriet was rijst met een saus die ontstaat als je twee ons corned-beaf in een goulashsoepje van California gooit (een tip van de soepfabrikant).

Ramen gyoza. Bron: Allerhande

Toen er kinderen aan tafel kwamen, lieten we hen met van alles kennismaken. In plaats van de gladde Olvaritgerechten mengden we linzen, aubergines en de restjes van een vorige dag en lepelden dit in de babymondjes. Naast de gerechten uit de verschillende windstreken stonden de aardappels met gehaktbal of de bij ons allen favoriete haché ook regelmatig op het menu, zij het dat het vlees voortaan van de biologische slager kwam. De bio-industrie had dertig jaar geleden al geen beste naam.
De beperkingen van deze blog vragen dat ik met reuzestappen door dit overzicht van eet- en kookgewoonten ga. We zitten nu in het tijdperk van het vegetarisch eten, de groenterecepten van Ottolenghi (die mij meestal te lang duren, wat dat betreft ben ik niet veranderd), de traybake van groente die het koken heeft vervangen. De Allerhande nodigt ons uit om Ramen met gyoza te maken, ‘Nduja pizza met burrata of Bulgogi met kimchi.
In mijn oldschool Nederlands Kookboek zie ik nu nog briefjes liggen op de ooit geraadpleegde pagina’s, onder andere bij recepten voor stoofpeertjes en voor zandkoekjes. Een van de lievelingsgerechten uit mijn jeugd ontbreekt hierin: de bruinebonenkoek die mijn moeder nog wel eens op vrijdag bakte als vleesvervanger. Ik heb het ook wel eens geprobeerd. Het resultaat kwam bij lange na niet in de buurt van de koek die mijn moeder bakte.

1

CAMPER

Herinnering

Vakantieherinnering 18

Om het westen van de Verenigde Staten te verkennen huurden wij in 2001 in Los Angeles een camper. Een Ford Jamboree, 22 feet in lengte. Voor Amerikaanse begrippen een klein voertuig, maar voor ons een complete vakantiewoning: vijf slaapplaatsen, banken die in een bed getransformeerd konden worden, een opklaptafel, een keukentje met gefineerde keukenkastjes, een wc en zelfs een kokerachtige doucheruimte. De bestuurdersstoel was inclusief zijn armleuningen van directie-achtige allure.
Toen we de wagen ophaalden moesten we eerst ingewikkelde verklaringen over verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ondertekenen. Het zal wel goed zijn, dachten we. Daarna volgde de inventarisatie van de butsen die de camper al had opgedaan. Ten slotte gaf een jonge vrouw in hoog tempo uitleg over de bediening van de auto (overdrive, cruise-control), de tanks voor de toe- en afvoer van water, het electrisch systeem, de propaangastank enzovoort. Het duizelde ons.
Even later reed ik in een voorzichtig tempo door het drukke L.A., waar ik aan beide zijden werd ingehaald. Mijn blik ging voortdurend van de linkerbuitenspiegel naar de rechter om te zien of ik met dit bakbeest voldoende ruimte had en of ik van baan kon veranderen. Het campergedeelte was een stukje breder dan het bestuurderscabine, dat was wennen. Het werd een lange rit door een stad die geen grenzen leek te kennen. De koelkast met gekoelde dranken was daarom een waar genoegen. We eindigden op wat een camping heette. Voor iedere camper was er een stuk asfalt met een aansluiting voor water en elektriciteit.

De volgende dag voelde het besturen al zeer vertrouwd. Ik zat als een prins hoog op mijn bestuurdersstoel en keek voldaan uit over het woeste land dat zich aan beide zijden van de highway uitstrekte. We hadden alle spullen die zouden kunnen omvallen in de kastjes opgeborgen en waren zelfs niet vergeten om de treeplank binnen te halen. Er had wel iemand van buiten geroepen dat onze deur nog openstond. Jammer was ook dat op het uitgebreide dashboard al snel het lampje Service Engine Soon ging branden. Het dashboard zelf voelde oververhit. Buiten was het 42 graden. De verhuurder die we belden stelde ons gerust. Soon betekende: over vier weken.

We bezochten vele Nationale Parken, het een nog mooier dan het ander. Onderweg kwam G. tegen een vangrail aan, waardoor er over de volle lengte een extra streep aan de wagen was toegevoegd die niet geheel in lijn was met de bestaande decoratie. En één dag voor we de camper weer zouden inleveren raakte ik bij het uitparkeren een van de vele bomen in Yosemite National Park. Kwaad op mezelf constateerde ik een deuk in de hoeklat, een kapot achterlichtje en nog een streep op de andere zijde. Voor onze relatie was het goed dat wij beiden een aandeel hadden, maar tot mijn schrik las ik in de verzekeringsvoorwaarden dat schade door nalatigheid een eigen risico kende van 2500 dollar. In mijn narrigheid was ik ervan overtuigd dat het herstel van al die krassen ver boven dat bedrag zou uitkomen. De verhuurder was vergevingsgezind. Het werd 226 dollar.

2

DE SCHITTERENDE VOGEZEN

Herinnering

Vakantieherinnering 17

De grote en de kleine tent naast het riviertje

In de jaren dat wij met de kinderen op vakantie gingen, tussen 1986 en 2001, was Frankrijk ons favoriete vakantieland. Welgeteld tien maal reden we met een volgepropte wagen richting het zuiden. Nadat we zo’n beetje alle streken van La Douce France hadden bezocht, bleef in 2000 Elzas – Lotharingen over, een aantrekkelijk gebied, ware het niet dat het er nogal eens regent. We redeneerden onze twijfels weg: we zagen onszelf niet als zonzoekers en we konden tenslotte wel tegen een buitje. Dus reserveerden we een plaats op een camping in La Bresse, dichtbij Géradmer. We vonden er een rustig plekje onderaan de helling naast een kabbelend beekje.
De eerste dagen wisselden zonnige uren en buien elkaar af. Het stokbrood met rillette en Nutella bracht ons al snel in het vertrouwde vakantieritme. We maakten bergwandelingen en bezochten Colmar, waar de beheerder van de parkeergarage onze bal inpikte omdat voetballen tussen de geparkeerde auto’s niet was toegestaan. Op de Col de la Schlucht ruzieden de jongens nog een tijdlang wie er op de rodelbaan als eerste beneden was en of er eigenlijk wel was afgesproken dat het daarom ging.
Tot zover verliep alles goed, al hadden we in de vochtige avonduren wel te maken met zwermen nauwelijks zichtbare insecten. Zo klein als ze waren, zo fors was de impact van hun steken. G. liep na één dag met een theedoek over haar hoofd onder een strak dichtgetrokken capuchon. Zelfs dat bood onvoldoende bescherming, zodat we al snel de avonden doorbrachten in de recreatiezaal.

De plassen rond en onder de tent

Na een week namen de buien in duur en hevigheid toe. We zagen de ene na de andere kampeerder opbreken. Springend over de plassen bereikten we onze tent. Nu beseften we dat de plek onderaan de helling die bij het opzetten zo fraai leek, toch wel een pietsje nadelig was. Maar ja, op- en afbreken is zo’n gedoe, dus we keken het nog eens aan. Ondertussen was het water wel doorgedrongen in de tent van de jongens. Die hadden hun slaapzak naar de grote tent versleept. Ik vond het wel wat gezelligs hebben, met zijn vieren in de tent onder het geluid van de regen op het tentdoek. Maar onder het grondzeil voelden we het water golven. Een goede tent, dacht ik nog.
Toen kwam de nacht dat de wind hevig aantrok. Het doek klapperde vervaarlijk heen en weer. Stortbuien striemden ons verblijf. Dit vond ik niet gezellig meer, ik kon er niet van slapen. Bij het zwakke licht van een zaklantaarn zag ik dat er wat water de binnentent inkwam. De geultjes die ik om de tent gegraven had, zoals ik dat als verkenner had geleerd, boden onvoldoende soelaas.
’s Morgens hielden we crisisberaad. De kranten voorspelden aanhoudend slecht weer. Een vakantie afbreken, dat had ik nog nooit gedaan. Ik zou de geultjes nog wat kunnen uitdiepen. De jongste zoon verheugde zich op een gepland bezoek aan Straatsburg. Na het ontbijt pakten we haastig alles in. De auto moet loodzwaar geweest zijn van de kletsnatte tent en de doorweekte bagage. Het lukte nog om een vakantiewoning in Limburg te huren.

1

LA GOMERA

Herinnering

Vakantieherinnering 16

Valle Gran Rey

In maart 1985 is G. zes maanden in verwachting van ons eerste kind. Voordat ons leven bepaald gaat worden door gebroken nachten, borstvoeding en luierwasjes willen we nog een weekje naar de zon. Waar vind je die in maart? Het massatoerisme van de Canarische Eilanden is voor ons not done. Een vriendin vertelde ons dat er naast Tenerife en Gran Canaria nog een klein, nog niet door toeristen bedorven eilandje ligt: La Gomera. Voor het verblijf raadde zij ons het stille en afgelegen dorp Valle Gran Rey aan. Het ligt aan de westkust, ver verwijderd van het hoofdplaatsje San Sebastian, waar de boot uit Tenerife aanlegt. Een accommodatie boeken vooraf is niet mogelijk, wist zij. Er is weinig te huur, maar ‘je vindt altijd wel wat.’

Na een overnachting in San Sebastian zitten we de volgende dag in een taxi tezamen met Harry en Madelon, twee soloreizigers die we op de boot ontmoet hebben en die ook naar Valle Gran Rey willen. Halverwege de rit komt ons een taxi uit de tegenovergestelde richting tegemoet. De beide auto’s stoppen, wij wisselen van wagen, zodat de chauffeurs kilometers en benzine uitsparen, maar wel het afgesproken tarief ontvangen.
Onze nieuwe taxichauffeur zegt dat wat er aan accommodatie is in Valle Gran Rey, is volgeboekt. Maar hij weet via-via nog wel iets voor ons. We komen aan bij een eenvoudig huis, waar één slaapkamer beschikbaar is. Die wordt aan ons, als stel, toegewezen. Voor Madelon en Harry wordt bedden op de gang gezet. Zij zou na een paar dagen een ander verblijf vinden. Het bed van Harry blijft de meeste nachten onbeslapen.

Een meer recente foto van Valle Gran Rey

Valle Gran Rey bestaat uit een kleine verzameling huisjes op groene hellingen. Het dorp ziet eruit als de bananen die we langs de kant van de weg zien hangen: onooglijk en weinig opvallend. Er is één winkeltje in het dorp en zelfs dat is van buiten niet herkenbaar. Binnen is de donkere ruimte vol gestouwd met allerhande waren. De jonge winkelier loopt dansend op Afrikaanse popmuziek door zijn nering. Hier leren we Youssou N’Dour kennen.
De voorspelling dat het dorp nog niet door toeristen is verpest wordt niet bewaarheid. Er is een grote kolonie hippies uit Berlijn neergestreken. Niet voor een vakantie, maar om hier met eenvoudige middelen hun ideale leven te realiseren. Op de zwarte zandstranden lopen de talloze blote kinderen elkaar verveeld te pesten, terwijl hun ouders onverstoord hun boek blijven lezen. Daarnaast blijkt het dorp een walhalla voor homoseksuele toeristen. Ook zij vieren hier het leven. De paren bedrijven de seks achter de strandbar of langs het wandelpad, leren we van Harry. De aidsepidemie stond nog maar aan het begin.
Wij wandelen door de rijke, subtropische natuur. We ontdekken lege strandjes waar de hoge golven dreigend op ons afrollen. Liggend op het warme zand, in het lawaai van de branding, dromen wij van het leven dat in aantocht is. Een paar jaar later horen wij dat Harry aan aids is overleden.

2

RADIJSJES EN WORTELTJES

Herinnering

In mijn tuintje in een zondags pak. Daar klopt iets niet.

Mijn eerste, en naar later zou blijken ook mijn laatste groentetuintje, was ongeveer één vierkante meter groot. Het was een stukje grond in onze voortuin tussen een klein appelboompje aan de ene zijde en een grote perenboom aan de andere. Het moest een eerste stap op de weg naar een mooie praktijk als amateurtuinder.
Aan het einde van de jaren vijftig was Vleuten een dorp, waar een groenteboer nauwelijks klandizie had en de zaadhandel goede zaken deed. Veel inwoners onderhielden een groentetuintje naast het huis. De benodigde kennis werd van generatie op generatie doorgegeven.
Hoewel mijn vader in zijn familie de eerste witteboordenwerker was en hij niet bekend stond om zijn praktische vaardigheden, had ook hij de traditie van het tuinieren van zijn vader overgenomen. Dat was in de oorlogsjaren, toen hij net getrouwd was, goed van pas gekomen. Begin 1945 kreeg hij van de gemeente twee volkstuintjes toegewezen, waarvan er een dicht bij de spoorlijn lag. Op 1 april van dat jaar schreef hij in zijn oorlogsdagboek:
‘Dinsdag j.l. heb ik mijn beerput leeggemaakt en op het land op de polder gebracht. ’s Middags heb ik er Winterswijkse dolomietmergel, ’n soort kunstmest, overheen gestrooid. Onderwijl bombardeerden de Engelse vliegers de spoorlijn voorbij De Ham. Gisteren heb ik vroege aardappelen gepoot.’ Waarna een verhaal volgt over een bom die op honderd meter bij hem vandaan insloeg.

Mijn vader, ditmaal niet in overall

In mijn jonge jaren gebruikte mijn vader een flinke lap grond naast ons huis aan de Hamweg als groentetuin. Als hij na het avondeten een dutje had gedaan, terwijl mijn moeder ondertussen de vaat aan de kant deed, stapte hij in zijn kaki overall, deed zijn klompen aan en liep met de hak naar de tuin om het onkruid te wieden of de slakken te verwijderen. In droge perioden haalde hij gieters vol water uit de Molenvliet. In mijn herinnering groeiden er snijbiet, andijvie, maar vooral bonen in allerlei soorten en maten, zodat wij in de zomer bijna elke dag een maal met sperziebonen of snijbonen kregen voorgeschoteld, afgemaakt met een klontje boter en een beetje nootmuskaat. De oogst die overbleef werd geweckt. Daarvoor stond er een enorme ketel op het fornuis, gevuld met glazen potten. De deksels werden afgesloten met een rode rubberen ring en een metalen beugel .

Voor mijn opleiding had mijn vader bedacht dat het kweken van radijsjes en worteltjes een goed begin zou zijn. Zo ging ik aan de gang met het rul maken van de aarde. Daarna volgde het plechtige moment van het poten van de zaadjes. De eerste groene puntjes die boven de aarde uit kwamen waren goed voor mijn motivatie. Zonder klompen en overall schoffelde ik ieder stukje onkruid weg en ik vloog het huis uit als ik vanuit de kamer zag dat een kat zijn lendenen aan het spannen was boven mijn aangeharkte kweektuin. Verder was het niet veel werk. Zo brak de dag aan dat opeens het rood van een radijsje tussen het grijszwart van de grond schitterde.

De komende drie weken ben ik met vakantie. De eerstvolgende blog hoop ik op 4 augustus te plaatsen.