Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Dagelijks

0

HET SCHAAP VERONICA

Dagelijks

N., onze jongste kleindochter, is tien jaar. Zij komt iedere maand samen met haar zus een weekend bij ons logeren. Ze is een goede lezer. Ze woont niet ver van de bibliotheek, zodat zij soms nog vóór schooltijd nieuwe boeken haalt. Voor dikke boeken draait zij haar hand niet om. Zo heeft zij alle boeken van Harry Potter gelezen. Het zijn heel zelfstandige meisjes, zij hebben thuis hun taken in het koken en de was ophangen. Maar als N. bij ons logeert, dan vindt ze het fijn als een van ons – zoals dat al vele jaren het geval is – haar voor het slapen gaan voorleest.
Naast haar bed ligt een stapel jeugdboeken. Ik heb uit allerlei boeken voorgelezen, maar het boek dat zij het vaakst uitkoos is Ziezo, de 347 kinderversjes van Annie M.G. Schmidt, met als favorieten onder meer: De koe uit Apeldoorn, de Wim-Wam reus, en Ik ben lekker stout. Vele malen droeg ik het gedicht voor over De vlieg Eulalie, uit Overschie, de mooiste vlieg van het land. Een bromvlieg wil haar trouwen, maar zij voelt zich vér boven hem verheven.

Maar Eulalie op haar balkon
Stond maar te zoemen in de zon
Ze was zó trots en ijdel, àch
Dat zij niet eens de zwaluw zag.
De zwaluw heeft haar ingepikt
En in een oogwenk doorgeslikt

Waarna de bromvlieg snikkend achterblijft.
Ik vind het heerlijk om zo’n vers levendig voor te dragen en N. waardeert dat.

Het schaap Veronica wordt in bad gedaan, tekening: Wim Bijmoer.

Laatst heb ik Tot hier toe uit mijn boekenkast gehaald, de bundeling van de gedichten en liedjes die Annie M.G. Schmidt voor volwassenen schreef, voor toneel, radio en televisie. Nu lees ik versjes voor uit Het schaap Veronica. Die beleeft haar avonturen tezamen met de dames Groen en een dominee. Er figureert ook een papegaai, die op onverwachte momenten ‘stik’ of ’houd je bek’ roept. Het schaap is ondernemend en mondig. Ze wil zich laten watergolven, net als de dames Groen, maar haar haartjes branden aan onder de droogkap. De ongetrouwde dames Groen, die altijd met één mond spreken, en zelfs ooit met één huzaar verloofd zijn geweest, gedragen zich netjes en voorzichtig. De wat onbesuisde dominee wordt niet altijd serieus genomen.

Kijk, zei het schaap Veronica, nu zijn we losgeslagen…
Warempel, zei de dominee, en keek over de rand
Wat moeten we nu verder doen? Ik zal ’t aan Boesman vragen
Maar waar is meneer Boesman nou? Zit hij niet in de mand?

Nee, zei het schaap Veronica, daar staat hij nog, beneden
O, jammerden de dames Groen, we hebben ’t wel gezegd
Dat heb je met zo’n luchtballon, je vliegt zó weg, och heden
We komen achter ’t ijzeren gordijn of zo terecht.

Schmidt schreef deze stukken tussen 1950 en 1957 voor het Parool. Bij ons thuis waren wij van een andere zuil, dus ook ik maak nu pas kennis met Het Schaap. Mij bevalt het wel, maar het taalgebruik is hier en daar achterhaald en wie weet er nog dat Boesman een ballonvaartpionier was? Ik vrees dat Veronica het binnenkort moet afleggen tegen In de ban van de ring.

3

WE GAAN OP REIS EN …

Dagelijks

Foto Omroep Brabant

Is het niet het nieuws dat tot somberheid stemt, dan is het wel het weer. Al dagenlang slaan de regens tegen de kamerhoge ruiten. Windvlagen loeien om het huis, het water van de vaart wordt opgestuwd. De lucht kleurt donkergrijs, de kale takken van de bomen en het verdorde riet buigen mee met de wind. Aan de takken waaien de leeg gevreten netjes van het vogelvoer nutteloos mee. De Hollandse winter is herfst geworden.

‘Hier in huis zelfs waait de wind’ is hier van toepassing. Daarmee doel ik niet op de lucht die hoorbaar door de roosters de kamer binnenkomt en de temperatuur verder omlaag brengt. Ik bedoel de opwinding die zich al een aantal dagen van ons heeft meester gemaakt. Het zijn gevoelens van rusteloosheid, onzekerheid en gespannen afwachting die maken dat G. en ik kortaf op elkaar reageren, verstrooid dingen laten liggen, pijntjes her en der voelen en ’s avonds moe naar bed gaan. De oorzaak is niet het sombere weer. Het is eigenlijk een blijde gebeurtenis die te wachten staat. Ons al meermalen uitgestelde plan voor een bezoek aan Nieuw-Zeeland wordt binnenkort werkelijkheid. In de stemming die zich van ons meester heeft gemaakt zou ik hieraan toe moeten voegen: ‘als alles goed gaat, want je weet maar nooit.’ Ik ben nog nooit zo ver weg geweest en nog nooit zo lang. Nieuw-Zeeland is een beschaafd en welvarend land, waar we ons goed verstaanbaar kunnen maken en waar we alles kunnen kopen wat we nodig hebben. En toch is het anders dan een reisje Frankrijk.

Nieuw – Zeeland, foto Askja

Het begon maanden geleden met de vraag waar we heen willen en wat we willen zien. Welke organisatie heeft een passend aanbod? Toen dat geregeld was kwamen de noodzakelijke afvinkpunten: welke documenten hebben we nodig, waar let de douane op, wat heb je nodig om een auto te huren? Het vergroten van de banklimieten en beltegoeden, een kussen voor in het vliegtuig, oh ja, wat voor stekkers gebruiken ze daar, moet de dekking van de reisverzekering niet opgehoogd, een insectenhoedje zou dat handig zijn, houden mijn wandelschoenen het nog wel, een e-reader – natuurlijk die moeten we ook hebben, maar wat voor stekker heb je daarvoor nodig, zijn er afwijkende verkeersregels, enz.

De complexiteit van de maatschappij die ik laatst hier beschreven heb, heeft zijn uitlopers in het reiswezen. Wat een formulieren we niet ontvangen hebben voor het huren van een auto. Lees dit zorgvuldig door! Inchecken voor de vluchten idem. Voor alles is er wel een app die je zeker moet installeren. Hou de laatste adviezen m.b.t. corona in de gaten.
Een voorname bron van onrust is de website met reisadviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Geef aan de thuisblijvers het IMEI nummer van je telefoon door plus een kopie van al je documenten. Voer ICE nummers in. Wat te doen bij overval en beroving in het buitenland, aardbevingen, orkanen, vulkanen… Goed dat er zo’n site is.

14 Januari, het is donker geworden, de wind en de regen gaan onverminderd voort.

0

INGEWIKKELDHEDEN

Dagelijks

Gezeten op het watercloset viel mijn oog op het flesje coconut & almond hand soap, een zeepje dat, zo lees ik op het etiket, Albert Heijn voor ons gecreëerd heeft. Met die omschrijving is niets te veel gezegd, want als ik de flacon omdraai komt de lijst met ingrediënten tevoorschijn, zie de foto. Mijn eerste gedachte: zou er iemand zijn, die hier iets mee doet? Die denkt: de Glycerin of het Sodium Chloride dat bevalt me niet, ik koop dit niet meer. Of die een brief schrijft aan Albert Heijn om te vragen of dat Coumarin eruit gelaten kan worden?

Tweede gedachte: zo complex is onze maatschappij dus geworden. Wat ooit een eenvoudig stuk groene Sunlight zeep was is nu een dispenser met meer dan dertig ingrediënten. Dat heeft zich zo ontwikkeld in de tijd dat ik leef.
De eerste wasmachine van mijn moeder was een eenvoudige kuip met één knop voor het draaien. In het nieuwste model dat ons laatst gedemonstreerd werd, kan van alles gevarieerd worden, inclusief automatische dosering van wasmiddelen. En natuurlijk bedienbaar met een app. ‘Zorg ervoor dat je de laatste software updates ontvangt!’ Ik zie het nog eens gebeuren dat als wij op afstand de wasmachine aanzetten bij de buren de zonneschermen omlaag gaan.
De banken gaan de papieren overschrijving afschaffen. Elektronisch bankieren is alleen mogelijk na een dubbele identiteitscheck. Wil je een hypotheek afsluiten? Hoed je dan voor alle informatie en formulieren die je moet doorwerken. De nieuwe pensioenwet? Ik volg het niet meer, sowieso is mijn ergste nachtmerrie dat ik voorzitter ben van een pensioenfonds.
Voor het vervangen van een koplamp van je auto moet je naar de garage toe.
Een recept uit de Volkskrant of Allerhande uitproberen? Loop dan alvast maar naar de winkel om alle ingrediënten te kopen die je niet in huis hebt en die je daarna ook nooit meer zult gebruiken (amandelmelk, witte (shiro) miso, chilvlokken, kardemompeulen).
De telefoonmenu’s, de Mijn-pagina’s (Mijn NS, Mijn KPN, Mijn Antonius, Mijn SNP, etc.) die zo handig zijn om je eigen gegevens te beheren, de gebruikersnamen en passwords (nooit opschrijven!)…

Onze router was laatst stuk. Ziggo bood ons gratis (nou ja, we zijn geabonneerd) een set mooie wifiboosters. ‘In een paar stappen klaar’, luidt de kop op de installatiehandleiding. Zet je dan maar schrap. We gingen aan de slag, belden ondertussen met de helpdesk omdat de tekst over de bridge modus onbegrijpelijk was (waarschijnlijk was er een automatisch tekstprogramma gebruikt) en constateerden de volgende dag dat onze mediabox niet meer werkte. Denk nu niet dat het door onze leeftijd komt. De helpdeskmedewerker had ons verkeerd geadviseerd.
De ergste complexiteit zit misschien nog wel bij de overheid. Om iedereen tegemoet te komen (wat alle partijen in de kamer willen) en om in samenspraak met belanghebbenden de regels op te stellen (de tafels zijn niet aan te slepen) ontstaan wetten en regels die in de praktijk niet uitvoerbaar blijken. De veel te dure software hapert meestal ook.
Terug naar de Sunlight zeep kan nog wel, het is gewoon te koop. Maar wat doen we met al die andere ingewikkeldheden?
Ik wens je een eenvoudig 2023 toe.

0

BALLENALARM

Dagelijks

Bron: MO. Deze arts komt niet voor in dit verhaal

Teelbalkanker kan in een vroeg stadium opgespoord worden. Als de Nederlandse man zich maar bewust is van de noodzaak, zo menen urologen. Een van hen kreeg een opwindend idee: er moest een landelijke campagne komen. De plannen werden uitgewerkt, de financiering werd geregeld.
Ik zie het helemaal voor me. Daar zit de uroloog, in een steriele vergaderkamer tezamen met enkele mannen van het reclamebureau. De koffiekannen op tafel glimmen in het licht van de tl-buizen. Op de flipover staan de woorden en pijlen van een vorige sessie.
‘De campagne moet het equivalent worden van het borstonderzoek, dat heeft bij vrouwen uitstekend gewerkt’, legt de uroloog uit. Er wordt geknikt. ‘Het moet een regelmatig weerkerend onderzoek zijn, anders werkt het niet.’ De creative director gaat naast de flipover staan. ‘Oké, hoe gaan we die attention genereren?’ Hij nodigt ieder uit om zijn associaties de vrije loop te laten.
‘Waakzaamheid.’
‘NL-alert.’
‘Luchtalarm.’
‘Ballenalarm.’
Na dit laatste woord volgt een geloei, dat in de omringende kamers is te horen. ‘Dat is ‘em!’, zegt de creative director, wijzend naar de man die het woord bedacht. Geen gezeik over testikels of scrotum. Ballen, dat is de taal die mannen verstaan. De uitwerking ligt snel op tafel. Er moet een filmpje komen van mannen, op kantoor, in het café, in de bouw, you name it, die het moment van het maandelijks luchtalarm aangrijpen om hun ballen te controleren op knobbels, hardheid en veranderingen. Onder het motto: Het ballenalarm. Laat alles vallen en pak je ballen!
Er worden acteurs ingehuurd die als bouwvakkers op een brug in Amsterdam in hun broek grijpen. Een secretaresse die licht verbaasd van haar werk opkijkt als haar collega’s naast hun bureau het onderzoek uitvoeren. Met hun broek dichtgeknoopt wel te verstaan. Mannelijke geslachtsdelen zijn geen vrouwenborsten.

Ik heb het uitgeprobeerd. Je moet met twee handen in je broek en dat is verdomd lastig, als je die broek nog aan hebt. Bovendien vind ik testikels gevoelige organen. Ik had mij als kind ooit verstopt op de bovenste plank van een vaste kast. Toen ik naar beneden sprong belandde ik met mijn kruis op de deurkrik. Met als gevolg donkerblauwe balletjes en een uitstralende pijn die ik nog dagenlang voelde. Iedere voetballer die ooit een bal in zijn kruis heeft gehad kan erover meepraten. Je moet dus niet te hard knijpen als je op zoek bent naar knobbeltjes.
Voor het uitproberen was ik naar de badkamer gelopen. Want welke man gaat de aanbeveling volgen om bij het horen van de maandelijkse sirene terstond op te staan en in het bijzijn van wie dan ook het onderzoek uit te voeren? Wat is er misgegaan in de brainstormsessie? Voor een instructiefilm lijkt de douche me een betere plek. Dat zou tegelijk het taboe op het tonen van mannelijke geslachtsdelen doorbreken. De reclamejongens hebben het niet aangedurfd. Dat brengt mij op een laatste vraag. Hebben die creatieve mannen nog overwogen dat een maandelijkse controle de teelbal reduceert tot object van medisch onderzoek? Is een tedere aanraking daarna nog hetzelfde?

1

DEMENTIE

Dagelijks

Ik hoor dat een oud-collega op zoek is naar mij. Zij had bij ons vorige huis gestaan, niet wetend dat wij verhuisd zijn. Ik bel haar op. Het enthousiasme in haar stem klinkt heel vertrouwd. Dit jaar is zij tachtig geworden. Het gaat goed met haar, al merkt zij wel – hier verandert de emotie in haar stem – dat zij steeds meer last krijgt van dementie. Het is een familiekwaal, haar zussen hebben ook Alzheimer. We spreken af, dat ik de volgende dag bij haar op de thee zal komen. ‘Ik schrijf het direct op de kalender’, zegt C. opgewekt.
Als ik die dag met de trein ben aangekomen, bel ik om te zeggen dat ik iets later ben. Het blijft even stil aan de lijn. ‘Je zou toch gisteren komen? Ik moet zo weg.’ De verwarring bij haar verdwijnt echter snel. ‘Ik haal je wel even op met de auto’, klinkt het monter. C. is als altijd een groot liefhebber van autorijden geweest. ‘Ik ben er in een paar minuutjes.’ Ik zeg dat ik aan de achterkant van het station sta. Heen en weer lopend met een grote bos bloemen kijk ik tevergeefs uit naar een auto die het parkeerterrein opdraait. Er gaan tien minuten voorbij. De bloemen voelen steeds zwaarder. Vijftien minuten. Dan komt C. er lachend aangelopen. ‘Stond je toch niet aan de voorkant.’

Een week later bezoek ik een concert van een kamerkoor. Na afloop raak ik in gesprek met een mij welbekende bas. We delen de liefde voor schrijven. Hij is bezig met zijn levensverhaal. ‘Ik ben nu gekomen tot 2004, maar de laatste tijd vlot het niet meer.’ De bas is de vijfenzeventig gepasseerd. ‘Dan mag je wel opschieten’, zeg ik grappenderwijs. Hij beaamt het lachend. ‘Er is bij mij Alzheimer geconstateerd’, zegt hij. Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Laatst is dat nog eens bevestigd.’ Hij vertelt het rustig, zonder emotie. Hij krijgt medicijnen om het proces van achteruitgang te vertragen.
Ooit heb ik op mijn werk een project Dementie geleid. We gaven voorlichting aan medewerkers van de thuiszorg en vrijwilligers. Het woord Alzheimer roept bij mij beelden op van dwalende mensen die hun huis niet meer kunnen vinden. Tafelkleden die in de koelkast zijn opgeborgen. Het zijn beelden die mij beangstigen. Ik kijk ook wel eens in een keukenkastje als ik de nietmachine moet hebben. Om direct daarna te beseffen dat het ding altijd in de kamer ligt.

Weer een week later ben ik bij de crematie van een neef. Tussen de vele aanwezigen tref ik een familielid, die ik lang niet gezien heb. Hij ziet er wat breekbaar uit. Hij moet voor in de tachtig zijn. ‘Het gaat goed met mij’, zegt hij. In één adem door voegt hij eraan toe: ‘bij mij is de ziekte van Alzheimer geconstateerd.’ Ook hij vertelt het nuchter. Hij mag geen auto meer rijden, maar voor het overige leidt hij een normaal leven. Hij eet wel wat meer, zegt hij, omdat de geestelijke achteruitgang nog wel eens samengaat met een flinke vermagering.
Op dit moment zijn er zo’n 200.000 mensen met Alzheimer in Nederland.

0

BIJ DE TIJD

Dagelijks

Ik had nog nooit een honderdjarige ontmoet. Was ik van tevoren onkundig geweest over de leeftijd van de nog altijd zelfstandig wonende mevrouw H. (102), dan zou ik haar zo rond de tachtig geschat hebben. Bij sommigen zit de jeugdigheid in de genen.
De inrichting van haar huis gaf iets prijs van haar lange bestaan. Kaal vinyl, versleten vloerbedekking, krassen op het verfwerk. Maar wie tachtig is en het tapijt sleets ziet worden, denkt al snel: het zal mijn tijd wel duren. Die tijd schat je niet op twintig jaar.
Haar kamer, verwarmd door een zachtjes flakkerende gashaard, was één grote verzameling. Niet alleen van stoelen, tafeltjes en kussentjes uit lang vervlogen tijden. Tussen de snuisterijen, kaarsen, souvenirs en ingelijste foto’s lagen overal stapels papieren, tijdschriften, losse papiertjes met aantekeningen, oude radiogidsen en nog veel meer dat ik nu niet meer kan reproduceren. Alsof mevr. H. de controle op het leven zou verliezen door iets weg te doen. Alsof opruimen voor haar hetzelfde was als afscheid nemen en doodgaan.

De gevel van het hotel-restaurant-café Oog in Al. Foto: J.C. de Graaf, collectie Utrechts Archief.

Ik mocht bij mevrouw op bezoek komen om vragen te stellen over haar ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Zij woonde destijds in de Utrechtse wijk Oog in Al. Haar vader was textielhandelaar, haar broer handelde in lederwaren. Zij verrichte hand- en spandiensten voor hen. In de wijk waren veel officieren van de Duitse marine gehuisvest. Het weerhield haar er niet van om een Joodse man lopend over straat naar een veilig onderkomen te begeleiden. Als vanzelf werkte zij mee bij het rondbrengen van illegale blaadjes. Ze voorzag Rotterdamse mannen die na een razzia lopend in een colonne de wijk passeerden van eten en liet een enkeling ontsnappen door gearmd met hem weg te lopen. Pas na de oorlog werd dit werk ‘deelname aan het verzet’ genoemd. Destijds voelde dit voor haar niet zo.

Mevr. H. had als jong kind tien jaar in Vleuten gewoond. Aan de Stationsstraat, zo ongeveer tegenover het huis van de burgemeester. De families waren bevriend geraakt met elkaar. Men kwam elke zondagmorgen bij elkaar op de koffie. Mevrouw was bevriend geraakt met M., de enige dochter van de burgemeester. In de herinneringen van mijn tante had ik gelezen dat deze dochter met een Duitser was getrouwd en tijdens de oorlog als tolk voor de Duitsers op de Maliebaan had gewerkt. M.’s enige nog levende broer (ook al de negentig voorbij) kon (of wilde) de Duitse gezindheid van zijn zus tegenover mij niet bevestigen. Mevr. H. daarentegen sprak duidelijke taal. M. had voor een Duitse firma gewerkt en was op die manier aan de Duitse kant beland.
Meer woorden wilde zij er niet aan vuil maken. Ook over de rol van de burgemeester en zijn vrouw was zij snel uitgesproken. Pijnlijke herinneringen laat je liever onaangeroerd. Of je kunt ze niet meer vinden. Mevrouw schakelde moeiteloos over op verhalen over haar kinderen en kleinkinderen. Op de onverdraagzaamheid die zij ziet in de huidige maatschappij. Of op de vrouw in Iran die onlangs was opgepakt en omgekomen. Honderdentwee, op zichzelf staand en een heldere, bijdetijdse geest.

3

VERDOMHOEK

Dagelijks

Afgelopen zaterdag stond op de voorpagina van Trouw prominent een uitspraak van Maria Goos: Kom uit die verdomhoek. Oud, be proud! Het citaat moest verleiden om een interview met de toneelschrijfster te lezen. Ik kreeg direct een vieze smaak in mijn mond.
Goos beweert hier niets meer of minder dan dat ouderen in een verdomhoek zitten. Waarmee zij de situatie die zij wil bestrijden alleen maar bevestigt. Zij als jonge oudere (66 jaar) komt net kijken, maar zij weet wel wat er mis is. Zij plaatst zichzelf buiten die verdomhoek en weet wat al die anderen fout doen. Een voorbeeld van misplaatste trots. Stupid goose.

Na een paar dagen vroeg ik mij af, waarom Goos’ uitspraak mij zo geraakt had. Dat gebeurt niet zomaar. Het was tijd voor een klein zelfonderzoek.
Ik voel mij niet aangesproken. Het beeld dat ik als oudere in een achterafhoekje van de maatschappij zit weg te kwijnen herken ik niet. Ik ben van de geluksgeneratie die in welvaart is opgegroeid en ik ben in de conditie dat ik nog veel kan en weinig hoef. Is de verdomhoek van Goos wellicht mijn (en haar?) angstbeeld? Ben ik bang voor wat mij te wachten staat aan lichamelijke achteruitgang, het verminderen van contacten, het wegvallen van betekenis voor de maatschappij? Moet ik daarom mijn best gaan doen om dat gevoel van betekenis, van trots te houden?

Soms zou ik wel eens hetzelfde willen roepen als Maria. Bijvoorbeeld als ik pleidooien lees van politieke partijen, pensioenactivisten of ingezonden brievenschrijvers die erop neerkomen dat ouderen altijd weer gepakt en achtergesteld worden. De werkelijkheid is dat ouderen het nog nooit zo goed gehad hebben. Het probleem zit in het containerbegrip ouderen. Want natuurlijk is er ook een categorie 65+-ers die het moeilijk heeft. Dan is het goed dat er mensen zijn die daarvoor opkomen. Maar laten ze dan de categorie achtergestelden wel helder benoemen.

Goos heeft nog een argument voor haar uitspraak over de verdomhoek. Ouderen hebben in deze maatschappij een andere positie dan, zeg, honderd jaar geleden. Waar wijsheid en ervaring destijds als vanzelf respect afdwongen, gaat dat door alle technologische ontwikkelingen niet meer op. Oud is uit de mode. Zij ziet ouderen die zich zo jong mogelijk willen voordoen. ‘Vanwaar die focus op jong? Waarom zou je je onder een hoody verstoppen en doen alsof je dertig bent?’
Daar heeft zij een punt. Die neiging onderken ik. Het is een tot mislukken gedoemde poging om jong te blijven. Daarom loop ik maar vaak in een vest, hét kledingstuk voor de oudere man. Daarom heb ik mijn baard niet laten staan. Maar moet ik dit nu trots van de daken schreeuwen? Dat is net zo zeer een knieval voor de huidige cultuur. Ik gebruik liever de 500 woorden van mijn blog dan de 140 tekens van Twitter.

0

GROENTETUIN

Dagelijks

De ochtendlucht voelt fris, de bomen kleuren geel, de nijlganzen snateren in het weiland. Ik ben met de fiets op weg naar de tuin. Sinds dit jaar zijn wij lid van Moestuin De Haar. Op een flinke lap grond in Haarzuilens worden door drie part-time tuinders (allen vrouw) groenten en bloemen geteeld. Onbespoten, biologisch, duurzaam, hoe dan ook verantwoord. Het abonnementsgeld geeft ons recht op vijf groenten per week. Die oogsten wij zelf.
De tuin grenst aan het park van Kasteel de Haar. Jarenlang was op deze plek de groentetuin van de baron. Hoewel de adellijke familie slechts twee maanden per jaar op het landgoed vertoefde beschikte men over een mega moestuin. De medewerkers voor het onderhoud van park en groentetuin stonden onder leiding van Lambert Voortman, de enige niet-katholiek in de gemeenteraad van Haarzuilens. Maar ik dwaal af.
In de laatste decennia van de twintigste eeuw werden de kosten voor het buitenverblijf de baron wat te gortig. Het kasteel werd in 2000 met geld van Natuurmonumenten eigendom van een stichting. De Moestuin de Haar werd in 2019 opgericht. Elke week nu fietst een van ons, met schepje en mesje in de tas, naar Haarzuilens om de groenten te oogsten. Met de handen in de klei en de poten in de modder.

Mijn vader had vroeger een groentetuin naast ons huis. Ieder jaar vanaf augustus aten wij wekenlang sperziebonen en voor de afwisseling snijbonen. Om mij de liefde voor het vak over te dragen kreeg ik een perkje toegewezen waarop ik groenten naar eigen keuze mocht telen. Mijn enthousiasme was groot toen de oranje kopjes van de peentjes boven de grond uitgroeiden en mijn eigen radijsjes smaakten lekkerder dan ik ze ooit gegeten had. Desondanks was mijn belangstelling voor het kweken al na één seizoen verdwenen. De kennis van het telen, generaties lang van vader op zoon doorgegeven, stopte bij mij en bij velen van mijn generatie. Groentetuinen werden siertuinen en de groenteboer in het dorp kreeg een hoop klandizie. Hoe vaak stond ik niet in de rij voor de toonbank, terwijl onder het stilvallen van de aardappelschilmachine de piepers met een dof geluid in de opvangemmer rolden.

Moestuin De Haar

In de gemeenschappelijke moestuin leer ik iedere keer weer bij. Zodat ik niet per ongeluk snijbiet rooi als ik rode biet wil oogsten. Wij leren nieuwe groenten kennen, zoals Nieuw-Zeelandse spinazie, meiraapjes, bladmosterd en fluo-melde (zelfs voor de spellingchecker is deze laatste onbekend). We volgen de seizoenen. Dat valt nog niet mee. Dit voorjaar wilden we na verloop van tijd wel iets anders eten dan spinazie, snijbiet, raapsteeltjes of postelein.
Een grote vooruitgang is dat we wekelijks tuinkruiden kunnen oogsten. In plaats van de gedroogde kruiden uit het groenterek staat er nu een rij plastic doosjes in de koelkast. Van tijm tot oregano, dille, peterselie, salie en rozemarijn. En een voorraad verse munt voor de thee.
Met twee fietstassen met groente en een bos bloemen fiets ik terug naar huis. Voldaan, alsof ik het zelf gekweekt heb.

0

TAALVIRTUOOS

Dagelijks

Jan Beuving. Bron: Podium Hoge Woerd

Uit het grote theateraanbod hadden wij dit jaar onder andere gekozen voor een voorstelling van Jan Beuving. De naam zei mij vaag iets. Hij maakt in zijn cabaret gebruik van zijn opleiding als wiskundige en hij stelt vragen die tot nadenken stemmen, zo werd de voorstelling aangekondigd. Wiskunde was op de middelbare school veruit mijn zwakste vak. Dus ik maakte me zorgen of ik de grappen wel zou kunnen volgen. Niettemin was mijn nieuwsgierigheid gewekt. De voorstelling, Restante, viel op twee punten anders uit dan ik verwacht had.
Beuving (40) mag dan wiskunde hebben gestudeerd, ik vond hem bovenal een taalvirtuoos. Hij schrijft ijzersterke liedjes. Maatschappelijke problemen of huiselijke sores weet hij in rake bewoordingen te typeren. Hij is een meester in het rijm. Zijn pianist, Tom Dicke, heeft er originele composities bij gemaakt, melodieën die Beuving met verve zingt. De wiskunde kwam nog even om de hoek kijken toen hij de zaal talloze malen liet rijmen op het woord staartdeling.
Jan Beuving toont zich een waardig opvolger van Jeroen van Merwijk of Kees Torn. Hij vertelde dat hij ooit in Utrecht naast Van Merwijk voor het stoplicht stond te wachten. ‘Meneer van Merwijk’, zei hij toen, ‘ik ben een groot fan van u’, waarop Van Merwijk antwoordde: ‘Ja, dat ben ik zelf ook.’
Ik begon een fan van Beuving te worden.
In de tien jaar dat hij in het vak zit heeft hij al tweemaal de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste lied gewonnen, onder ander voor Die Geur, een lied uit 2018 met een zeker voor deze tijd zeer actuele tekst. Het wordt hier gezongen door Patrick Nederkoorn. Melodie en begeleiding zijn van Tom Dicke.

Dan de tweede belofte, die anders uitpakte.
Jan Beuving is christelijk opgevoed. Dat is niets bijzonders. Maar anders dan velen is hij nog steeds een gelovig mens. Voor een wetenschapper die zich tot cabaretier heeft ontwikkeld lijkt me dat uniek. Wie al wat langer meegaat kan zich wellicht nog Fons Jansen herinneren of Jules de Corte. Deze katholieke kleinkunstenaars stopten nogal wat geloof in hun programma’s. Maar zij dreven vooral de spot met de kerk. Jan niet. Lef kan je hem niet ontzeggen. Ik schatte in dat hij voor een overwegend seculier publiek speelde.
Dat hij aan de kaak stelde dat in zijn hoogopgeleide, linkse bubbel de islam wordt verdedigd, maar het christelijk geloof verdacht wordt gemaakt, daar kon ik inkomen. En dat hij heeft leren rijmen door alle liedteksten die hij op zondagen in de kerk gezongen heeft, kon ik begrijpen. Het onderwerp liet hem echter niet los. De vragen die tot nadenken moesten stemden begonnen mij te veel op een getuigenis te lijken. Al kan dit ook mijn allergie zijn. Ik weet nu echter niet meer wat ik tegen hem zou moeten zeggen als we samen voor een stoplicht staan.

3

DE VRAGENDOOS

Dagelijks

Afgelopen zondag vierde ik mijn zeventigste verjaardag. We hadden het Koetshuis van Restaurant Dengh, op de rand van Utrecht en Vleuten, afgehuurd. Een mooie locatie die ik anderen kan aanraden (hiermee heb ik een belofte ingelost die ik bij het afscheid aan het personeel heb gedaan).
De NS werkte aan het spoor, waardoor sommige gasten een flinke omweg moesten maken, maar dat was dan zo ongeveer het enige wat tegenzat. Er waren veel vrienden en familieleden, mooie toespraken, treffende liedjes, cadeaus en gezellligheid. Het weer was prachtig. Ik voelde me dankbaar maar ook wat ongemakkelijk bij alle aandacht.
Midden in het leven was het motto van het feest, een wat provocerende titel om aan te geven waar ik mij voel staan. Dat verhindert niet dat de eindigheid van het leven steeds vaker tot mij doordringt. Dat bleek ook tijdens het feest.

Kleindochter van elf was binnen komen lopen met een doos die beplakt was met kleurige versieringen en de tekst: ‘opa zeventig jaar’. In de deksel had zij een gleuf geknipt. Ze gaat toch niet iets ophalen voor een cadeau, was mijn eerste gedachte. In de uitnodiging had ik zelf immers het banknummer van een goed doel vermeld. Later pas zag ik de woorden De Vragendoos en Stel de ultieme vraag (wat je zou kunnen opvatten als ‘nu opa er nog is’, maar dat zal zij niet bedoeld hebben). Het bleek het voorspel voor een interview dat later die middag plaatsvond. Kleindochter en ik zaten naast elkaar voor het veelkoppige publiek. Zij diepte telkens een van de vragen op die de gasten op kleine papiertjes in de doos gedeponeerd hadden.
Er waren vrolijke vragen bij, zoals: hoe lang houdt Arnold al van augurken? Waar heeft opa oma leren kennen? Bijzondere vragen als: welke uitvinding in de afgelopen zeventig jaar is volgens jou het beste geweest? Maar veel gasten hadden de gelegenheid aangegrepen om persoonlijke vragen te stellen: hoeveel vriendinnen heeft opa gehad (vóór oma)? Als je de tijd kon terugdraaien, waar zou je een andere keuze hebben gemaakt? Wat uit je opvoeding heb je juist wel of niet meegegeven aan je kinderen? Dit soort vragen maakten me een beetje benauwd. Wat moest ik doen? Me ervan afmaken met een kwinkslag, gelet op de feeststemming? Of serieus beantwoorden? Ik probeerde het laatste.
Ik had bewondering voor mijn kleindochter die zich kranig weerde als interviewster. Ze nam niet direct genoegen met een antwoord en vroeg regelmatig door.

– In welke fase (decennia) van je leven was / ben je het gelukkigst?
‘Ik denk in deze fase. Ik kan nog van alles, maar ik hoef niets.’
– Wat is het meest confronterende van ouder worden / zijn?
‘De tijd die sneller lijkt te verstrijken. Een gebeurtenis van tien jaar terug lijkt maar zo kort geleden. Als ik dat omdraai naar de toekomst, dan volgt mijn 80e verjaardag (mocht ik die halen) al snel.’
Tot slot een vraag die ongesteld achtergebleven was in de doos:
– wat wil je de komende tien jaar zeker nog (een keer) gedaan hebben?
Mijn antwoord zou zijn geweest: ‘nog eens zo’n feest geven.’