Categorie
Daarom stap ik in de herfst regelmatig uit het raam op de tweede verdieping aan de achterzijde. Via een klein balkonnetje klim ik vervolgens op de dakkapel. Vandaaraf kan ik de bladeren van dakraam 1 verwijderen. Daarna stap ik langs de dakgoot naar dakraam 2. Een klein, maar stevig randje biedt mijn handen houvast. Zo balancerend en me uitrekkend op die dakgoot kan ik de meeste bladeren verwijderen.
Dat balanceren heb ik ooit geleerd tijdens het plukken van gieser wildemannen in de tuin van het ouderlijk huis. Om de peren, die aan de buitenkant van de boom hingen, te kunnen plukken, ging ik met één been op de ladder staan. Me vooroverbuigend, met de grijze, veelvuldig verstelde plukschort vol met oogst vervaarlijk bungelend om mijn nek, haalde ik dan met de ene hand een tak naar mij toe om met de andere hand de peren te kunnen plukken. Ik stelde me wel eens voor, dat ik geïnterviewd zou worden over deze acrobatische wijze van plukken. ‘Als ik niet bij de peer kan, dan moet de peer maar naar mij toe komen’, had ik dan als leidend motief willen meegeven. Dat er nooit eens een langsfietsende journalist is gestopt om mij te interviewen, is wellicht een van de dieperliggende gronden achter dit blog.
In het ruimen van de herfstbladeren word ik door hetzelfde motief geleid. Elk blad is voor mij een uitdaging. Het risico vind ik aanvaardbaar, al ligt bij nat weer een uitglijder altijd op de loer. Schoenen met gladde zolen zijn vanuit arbo-perspectief dan ook niet aan te raden. Drie meter onder mij is een balkon. Naar beneden vallen is dan één ding. Maar je zult zien, dat, als je daar beneden op apegapen ligt, er net wel een journalist langs komt.
(Hermann Allmers, Spätherbst, op muziek gezet door Johannes Brahms).
Van alles wat ik ooit nog een keer zou willen zingen, en dat is veel, gooit dit lied hoge ogen. Mocht ik dit eens kunnen uitvoeren, dan zou mijn leven weer een stukje rijker zijn.
Ik kan het ook niet helpen, maar dit soort dingen komt in mij op als ik daar bovenop de dakgoot sta.
’’Goedemiddag dames en heren, vanmiddag gaat het college over hypochondrie.
Als je een hypochonder bent, dan denk je dat je een ziekte hebt terwijl dat niet zo is. Denk bijvoorbeeld aan de man die doodsbenauwd op een stoel blijft zitten, omdat hij ervan overtuigd is dat hij een hartaanval krijgt als ie opstaat. Of aan de vrouw die in elk lichaamsvlekje het begin van een tumor ziet. Een echte hypochonder houdt vast aan het idee van de ziekte, ook al hebben doktoren niets kunnen vinden.
Voor het vaststellen van de DSM-classificatie hypochondrie moet de patiënt lijden aan zijn (niet-bestaande) ziekte en de gevolgen hiervan. Het lijden moet gedurende meer dan zes maanden zijn leven ontwrichten en niet te verklaren zijn vanuit een angst- of paniekstoornis. Comorbiditeit met depressies komt regelmatig voor.
Cognitieve gedragstherapie was jarenlang de aangewezen behandelmethode, de laatste jaren verschijnen meer onderzoeken over de effectiviteit van SSRI’s, zoals fluoxetine en fluvoxamine. Hypochonders zijn doorlopend en op een dwangmatige manier met hun lichaam bezig. Het merkwaardige is dat zij vaak artsen bezoeken, maar even vaak de arts niet geloven.
Kijkt u vooral nog even naar de casuïstiek in de collegedictaten. Het zou zo maar kunnen dat ik hier op het examen nog een vraag over stel. Het zou ook een vrije opdracht over de profylaxe kunnen worden.
Zoals met veel psychiatrische stoornissen het geval is, zijn het vooral de ernst en het hardnekkige karakter die de symptomen tot een stoornis maken. Iedereen, en zeker jullie als studenten medicijnen, kent het verschijnsel, dat je hoort of leest over een ziekte en dat je dan opeens de symptomen gaat voelen. Ik hoop maar dat u na afloop van dit college niet bij uzelf een hypochondrische geaardheid constateert.
Ik mag hier geen patiënten meer demonstreren, dus ik zal een voorbeeld uit eigen ervaring geven.
Ik had een keer een hardnekkige pijn aan de linkerkant van mijn borst. Het leek bovendien alsof mijn hart in een hoger tempo sloeg. Hoe meer ik erop lette, hoe meer ik dit voelde. Ik raadpleegde mijn huisarts. Die concludeerde na onderzoek dat het naar alle waarschijnlijkheid om spierpijn ging. Hij vertelde er nog bij, dat patiënten die pijn in de borst voelen, dat in 90% van de gevallen aan de linkerkant voelen en maar zelden aan de rechterkant.
Mensen zijn rare wezens, dat blijkt maar weer.
Patiënten met een hypochondrische gevoeligheid kunnen maar beter niet op internet rondkijken. Dat is een broedplaats van de meest enge ziekten, negatieve ervaringen, verkeerd afgelopen operaties en vreselijke bijwerkingen van medicijnen. Genoeg redenen voor de hypochonder om naar de huisarts te snellen en te laten weten welke bewijzen er op internet staan. Voor dit soort mensen zou er een slotje op medische websites moeten komen. Als u hiervoor gevoelig bent mijd dan ook tv-programma’s over bacterieën in uw gootsteen of over de ESBL-bacterie in kippenvlees of over welke bacterie met een afkorting van vier letters dan ook.
Met apothekers moet je trouwens ook uitkijken. Bij mijn apotheker hangt een informatiescherm, waarop wachtende klanten aardige weetjes en nuttige tips kunnen lezen. Toen ik daar een paar maanden geleden was, las ik het advies om na een stoelgang altijd achterom te kijken. Aangezien ik het belangrijk vind om erger te voorkomen, bestudeer ik nu elke dag langdurig en met grote aandacht mijn ontlasting. Soms, als ik iets verdachts meen te zien, haal ik er een vergrootglas bij. Je kunt immers niet nauwkeurig genoeg zijn. Veel hoop heb ik er overigens nog niet van gekregen.
Volgende week behandelen we de somatoforme stoornissen. Leest u alsjeblieft alvast de bijbehorende artikelen in het dictaat hierover.
Zijn er voor dit moment nog opmerkingen of vragen?
Desgewenst kunt u een anonieme reactie op mijn website plaatsen. Als u het liever persoonlijk houdt, mail me dan. U ontvangt altijd een antwoord. Dank voor uw aandacht en tot volgende week.’’
In 1992, ik was toen 40 jaar, bezochten G en ik met de kinderen de Efteling. Dat trof, want ook het pretpark bleek zijn 40-jarig bestaan te vieren. Al wie in 1952 geboren was mocht gratis naar binnen. Er werd je een decoratie met het getal 40 opgespeld. Ik kreeg niet alleen een gratis entree in de schoot geworpen, ik kon ook nog eens precies zien, wie mijn leeftijdsgenoten waren.
Ik was verbijsterd. Ze zagen er stuk voor stuk veel ouder uit dan ik.
Vorige week, tijdens de eerste repetitie van D’allure, het ‘koor voor de ambitieuze oudere’ overkwam mij iets soortgelijks.
Het is een kwaal die ik al jaren bij mij draag. Toen ik G pas had leren kennen, gebruikte ze voor deze toestand al eens de term frigide extremiteiten. Ook de handen en de neus vielen daaronder. Te zeggen, dat zij mij daarom heeft uitgekozen, zou overdreven zijn. Anderzijds bleek deze eigenschap gelukkig geen bezwaar te zijn voor het aangaan van een duurzame relatie, ook niet voor haar ouders.
G heeft zelf ook nog wel eens koude voeten. Dat schept een band, al meer dan dertig jaar. Op de een of andere manier weet zij wel altijd een paar pantoffels te vinden die haar voeten aangenaam warm houden. Zij houdt mij daarvan op gezette tijden op de hoogte. Mij is het nog niet gelukt om sloffen te kopen die mij door de winter heen helpen.
Stapt G daarentegen in bed, dan begint ook bij haar het gelazer. Ze gaat nog niet zo ver, dat ze haar pantoffels in bed aanhoudt, maar haar sokken gaan regelmatig mee.
‘Ik hou mijn sokken nog even aan’, zegt ze dan verontschuldigend.
Ik antwoord steevast: ‘dan hou ik mijn hoed nog even op’.
Deze wisseling van zinnen behoort inmiddels tot het vaste repertoire van gewoonten die we na jaren met elkaar opgebouwd hebben.
Bij het opruimen van ons ouderlijk huis kwamen er overal stoven vandaan: antieke houten gevallen met gaten, waaronder men vroeger een kolenpotje plaatste; en platte rechthoekige stoven met gebloemde vloerbedekking. Er stond ook nog een electrische stoof.
In hoge nood ga ik nog wel eens met mijn voeten in een teiltje met warm water zitten. En toen ik 50 werd kreeg ik een plastic rolapparaatje voor het warm wrijven van de blote voeten. Het martelwerktuig helpt in ieder geval voor een uurtje. Vanwege het lawaai dat het wrijven produceert heeft het mij binnenskamers de bijnaam de raggende man opgeleverd.
Eigenlijk heb ik er spijt van, dat ik indertijd die electrische stoof niet bewaard heb. Ik zal me niet aansluiten bij het groeiende koor van degenen die terugverlangen naar de jaren vijftig. Maar voor de stoof wil ik een uitzondering maken.
Ik pleit voor de herinvoering van de stoof.
Mijn eerste keus in zo’n situatie is om gewoon te blijven doorlopen. Ik wil afmaken waar ik aan begonnen ben. Ik probeer de druk te negeren door afleiding te zoeken. Ik ga honden tellen. Of vrouwen. Ik ga in mijn hoofd de kwintafstand omlaag oefenen. Of ik ga met mijn aandacht naar mijn voeten en probeer die tijdens het lopen heel mindfull af te wikkelen.
Ankie van Grunsven kan er ook over meepraten. Niet dat ik bekend ben met de stoelgang van Ankie. Ik doel op haar paarden. Die konden tijdens de kür op muziek alles laten lopen. Tegen de maat van de muziek in gulpte het er uit. Mesten noemt Ankie dat. Vooral Bonfire was er een ster in, maar ja, wat wil je met zo’n naam. En Ankie bleef ondertussen maar met haar gezicht in een onschuldige plooi van onder die hoge hoed stralend voor zich uitkijken. Zij heeft die medailles niet voor niets gewonnen.
De controlefreaks onder de hardlopers kiezen uit voorzorg een route die langs sportkantines loopt. Anderen zoeken tijdens het joggen hun toevlucht in de bosjes. Als je niet heel erg aan je schema gehecht bent, is dat eigenlijk de beste keuze. Er is altijd wel wat weegbree, hoefblad of dovenetel in de buurt om de aars mee af te vegen.ou het eigenlijk niet het beste zijn, als je niet in de bosjes hoefde te kruipen? Als het doen van je behoefte in het openbaar heel gewoon zou zijn? Na het milieubewuste plan van het plassen onder de douche kan er nog wel een taboe geslecht worden. De ideale maatschappij: je loopt in het Panbos, tezamen met vele andere joggers. Links zie je er een gehurkt tussen de bomen, rechts haalt een ander net haar sportbroekje omhoog. Iedereen moet elke dag, dus waarom zou dat privé moeten blijven? Dan zou dit stukje een andere titel kunnen krijgen.
Door omstandigheden die ik zelf niet helemaal in de hand heb, kom ik laatste tijd nogal eens door de Utrechtse wijk Hoograven. Ik passeer dan steeds de Broeder Alarmstraat. Utrecht kent veel straatnamen waarvan ik de herkomst niet ken en er zijn er meer die mij wat vreemd voorkomen. Maar de Broeder Alarmstraat vind ik toch wel heel intrigerend. Wie was die broeder Alarm? Een broeder van de ambulancedienst? En waarom is er een straat naar hem vernoemd?
De Broeder Alarmstraat is een straat van zo’n 200 meter die vanaf de W.A. Vultostraat in het oosten op korte afstand van elkaar drie straten kruist die dwars door Hoograven lopen: de Julianaweg, de Hoogravenseweg en de Vaartsche Rijn. De Broeder Alarmstraat is daarom een straat met veel hoeken. Op elke straathoek bevindt zich een winkelpand. De meeste hiervan hebben een woonbestemming gekregen. In het oostelijk deel bevindt zich nu De Zwangere Zaak, centrum voor zwangerschapstraining, in het westen is er café Hoograven. Men verkoopt er Amstelbier en je kunt er darts spelen.
De meeste huizen zijn in de eerste helft van de twintigste eeuw gebouwd. Vele zouden wat onderhoud goed kunnen gebruiken. Opvallend is dat er weinig huisnummers zijn. Alle hoekpanden hebben een nummer aan de andere straat om de hoek. Ik zie wel een nr. 2 en daartegenover een nr. 98. In de straat staan veel vuilcontainers. De Broeder Alarmstraat lijkt het afvalputje van Hoograven.
Aan de westkant, waar rechts een groot, nieuw appartementencomplex staat en zich links een woonwagenkampje bevindt, loopt de straat dood op een grasveldje. Daarachter loopt de Vaartsche Rijn. Aan de oude bruggenhoofden in het water is te zien, dat er hier ooit een verbinding lag met de Jutfaseweg.
De gemeente Utrecht en de gemeente Jutphaas hebben begin 20e eeuw jarenlang gebakkeleid over de aanleg van een brug tussen Hoograven en de Jutfaseweg. Er was gedoe over wie er hoeveel moest betalen. Plaatselijke bedrijven hebben toen het startkapitaal van 11.000 gulden bij elkaar gebracht. Daarmee werd in 1932 een ophaalbrug (met de ph van Jutphaas) aangelegd, de Julianabrug genaamd. In de volksmond werd de brug al gauw de Smalle Brug genoemd. Door het geldgebrek was er een veel te smalle brug gebouwd. Met desastreuze gevolgen, zoals zal blijken.
De brug heeft tot 1957 als doorgang gefungeerd. Daarna werd, 100 meter noordelijker, de veel bredere Oranjebrug in gebruik genomen. De brede bruggenhoofden die nu als bakstenen kolossen in het water staan herinneren aan wat eens de smalle brug was. Misschien is men het ook niet eens over de vraag wie het opruimen moet betalen. Aan de kant van de Jutfaseweg staan nu fietsenrekken en enkele bankjes. Enige jaren geleden is er een herdenkingsbord geplaatst.
Broeder Alarm kwam in 1934 bij een verkeersongeluk om het leven. Fietsend op de Jutfaseweg werd hij aangereden door een auto, die moest uitwijken voor een andere fietser.
We gaan een keer ons huis verkopen, dus dan is het goed om te weten, dat het huis aan de binnenzijde nog allerlei originele details kent, zoals glas-in-loodramen, engelenkopjes in de sierlijk gestucte plafonds, zwartmarmeren schoorstenen, paneeldeuren en deurposten met 13 groeven (een uitdaging bij het schilderen). Openslaande balkondeuren geven op de eerste etage aan de achterzijde toegang tot een breed balkon. De schilder noemt deze deuren een stolpstel. Ik kende dat woord niet. Van Dale ook niet. Maar op Marktplaats kan je wel stolpstellen kopen.
Het huis heeft drie woonverdiepingen, met een zolder daarboven en een kelder daaronder. Toen mijn tante Jo lang geleden hoorde, dat wij een huis in de Buys Ballotstraat hadden gekocht, zei ze vol ontzag: ‘oh…een huis met een souterrain’. Als wij een oratio pro domo houden dan noemen wij deze kelder dus een souterrain.
De woning heeft binnen veel ruimte. Zo zijn de kamers beneden 3,60 meter hoog. Ik heb daar leren behangen. Als je zingt in het trappenhuis, kan je het volume van een operazanger benaderen. Eigenlijk zijn alleen de beide wc’s erg klein. Je kunt er je kont niet keren. Terwijl dat nu juist het enige is dat je daar wilt doen.
We weten er helaas weinig van.
Voordat wij het huis kochten was het een studentenhuis. Er woonden 9 studenten. Verdeeld over de étages waren er 4 keukentjes en één benauwde douche. Voor hen had er een wat vreemde man gewoond. Hij had een wat vreemde serre aan de achterkant nagelaten, waar het regenwater op de regels bleef staan. Die serre heb ik weer afgebroken.
Wij hebben het huis zoveel mogelijk intact gelaten, inclusief de schuifdeuren en de kasten die voor- en achterkamers scheiden. Vanwege de aanhoudende lekkages op zolder hebben we er wel een nieuw dak op laten leggen. De nieuwe dakpannen zijn zo glad dat ik niet meer als een haas over het dak kan lopen om de bladeren uit de dakgoot te verwijderen.
Van blaadjes in de goot zullen de bewoners in de eerste decennia geen last gehad hebben. Toen de kleine platanen voor hun huis eenmaal uitgegroeid waren tot fikse bomen, werden ze omgezaagd. Dat gebeurde in de hongerwinter. De aanplant van net na de oorlog komt nu weer ver boven de 11 meter hoge kroonlijst uit.