Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Dagelijks

2

KOESTER JE IDEALEN

Dagelijks

De kerk van de abdij Koningshoeven

Afgelopen donderdag vond dan eindelijk, na maanden corona-uitstel, de presentatie van mijn boek plaats. Hoge idealen, nederige aanvaarding – Willibrord van Dijk en de vernieuwing van het kloosterleven werd gelanceerd op de enige plek die hiervoor geschikt is: de trappistenabdij Koningshoeven in Tilburg.
Het klooster is door de coronabeleidsmakers aangemerkt als particuliere woning waar maximaal zes gasten mogen worden ontvangen. Daar kwam bij, dat er net twee dagen tevoren een medewerker van de kwekerij besmet was geraakt. De presentatie vond daarom onder de nodige beperkingen plaats. De trappisten, meesters in het zichzelf opleggen van beperkingen, draaiden er hun hand niet voor om. De wereldlijke bijeenkomst werd verplaatst naar de abdijkerk, een gewijde ruimte, die alleen al door zijn kolossale afmetingen bij velen ingetogenheid en stilzwijgen afdwong.

31 mei 1945, abtswijding van Willibrord van Dijk

Daar stond ik dan op het presbyterium, de verhoogde ruimte vanwaar de priester de mis leidt. Een plaats bestemd voor monniken, abten en hoogwaardigheidsbekleders. Waar mijn heeroom tot abt werd gewijd, liggend op de grond, de uiterste vorm van nederigheid. Kon ik hier wel spreken over de schade die de strenge regelgeving van de orde had aangericht?
Voor mij zag ik de aanwezigen, verspreid in het gangpad en de koorbanken. De uit hout gesneden heiligen keken van beide zijden toe op mijn familieleden en vrienden. Hoevelen zouden er nog trouw zijn aan de kerk van Rome? Sommigen waren tevoren rondgeleid door een eenvoudige monnik, die later de abt bleek te zijn.
De locatie had één nadeel. De galm in de kerk, zo verbonden met de gregoriaanse zang, was een hinderpaal voor de verstaanbaarheid van de sprekers. Zeker gelet op het grote aantal lijders aan een toenemende doofheid.

Mgr. de Korte heeft zojuist het eerste exemplaar in ontvangst genomen

Ik had gepolst of de bisschop wellicht bereid zou zijn het eerste exemplaar van het boek in ontvangst te nemen. Tot mijn verrassing stuurde de bisschop zelf direct een positief antwoord, eindigend met: ‘Voor nu veel groeten uit ’s Hertogenbosch. In Christus verbonden. + Gerard de Korte.’
Anders dan in vroeger jaren werd de bisschop ditmaal niet bij de poort opgewacht en in optocht onder een baldakijn naar de kerk geleid. Hij kwam even voor tijd binnenlopen, gekleed in het dagelijkse zwart. Ingegeven door de eerbied voor het coronavirus leek het mij verstandig het boek niet daadwerkelijk te overhandigen. Maar toen het moment daar was vond ik het toch wat overdreven om het boek op de altaartreden te leggen. Alsof het een besmet artikel was en de bisschop daarna onverwijld zijn handen diende te wassen. Het is een bekend ritueel in de kerk, daar niet van. Maar met beide armen gestrekt werd de overhandiging ook corona-proof.
Bij de uitgang kon ieder vervolgens een trappistenbiertje nemen. Broeder Wigbertus zorgde ervoor dat een risicovolle stormloop uitbleef door de gasten per rij te laten opstaan, zoals met de communie.
De nazit vond plaats in een binnentuin, waar de monniken een corona-proof terras hadden ingericht onder hoge bomen die er even gewijd uitzagen als de kerk. Daar kon de verkoop van het boek plaatsvinden; de economie mocht immers niet lijden onder de pandemie. Toen de bisschop zag dat ik voor de kopers een opdracht schreef, wilde hij er ook een. Als toespeling op de titel had ik voor velen Koester je idealen opgeschreven. Dat leek me voor mgr. de Korte toch wat minder geschikt.

0

ZONDIGEN TEGEN DE NATUUR

Dagelijks

Het is duidelijk. Als we zo doorgaan, blijft er straks niet veel van onze aarde over. Van diverse kanten worden we daarom aangesproken: wat is jouw ecologische voetafdruk? Wat doe jij om de aarde te redden?
Vast niet genoeg, denk ik dan, al bezitten we een stukje windmolen en een aantal zonnepanelen. Al rijden we een hybride auto en nemen we de trein in plaats van het vliegtuig. Al gooi ik mijn oude overhemden nog niet weg en knip ik de heg met de hand.
Op dat laatste punt scoor ik nog niet zo slecht. Iedereen om ons heen, niemand uitgezonderd,  gebruikt een elektrische heggenschaar. Er zijn buren, die voor het opruimen van de takken een soort buiten-stofzuiger gebruiken in plaats van een bezem of een tuinhark. Het gemak dient de mens. Als de klus geklaard is stappen ze in hun SUV om in de sportschool aan hun conditie te werken. Ik overdrijf natuurlijk, er zijn ook mensen die de elektrische fiets gebruiken.

Foto: IVN

Maar zou ik niet meer moeten doen? Dagelijks worden mij nieuwe ideeën aangereikt.
Wat dacht je van een Tiny forest in je tuin? Van IVN Natuureducatie mogen twintig huishoudens een bos in hun achtertuin planten. De bomen compenseren de uitstoot van 1800 autokilometers, zorgen voor biodiversiteit en voor koelte. Je moet er wel een stuk grond ter grootte van een tennisbaan aan spenderen. Mocht je nu onverhoopt je tennisbaan niet willen opofferen, dan biedt IVN voor € 119,- nog een Tuiny forest, een fraai pakket inheemse boompjes en struiken, inclusief een zakje bodemliefde, een handleiding en een helpdesk. Hoe makkelijk wil je het hebben? Dan kan je toch niet meer zeggen, dat de energietransitie niet haalbaar is?
Meer groen in de tuin, het lijkt me een uitstekend idee. Als ik mijn buurt er nog eens bij mag halen, dan zie ik veel tuinen die in tegelplateaus zijn veranderd. Voor de sier staat er nog één bloembak met een wegkwijnende plant. Daarnaast een overkapt terras met de onvermijdelijke grijze loungebanken en als het even kan terrasverwarming. Als ik ergens een stukje groen ontwaar, dan heeft men voor de kinderen kunstgras aangelegd. Hoveniers zijn hier vervangen door stratenmakers.
De vergelijking met de buurt doorstaan wij opnieuw glansrijk, maar nog wat tegels eruit en boompjes erbij, kan natuurlijk geen kwaad. Het probleem is dat ik niet zo’n bosmens ben. Het mooiste van wandelen in een bos vind ik het moment dat je er weer uitkomt. Ik hou van uitzicht, ook in onze tuin. Ik hou van de vogels, het water, de wolken, de zonsondergang. Deze week zag ik nog een ijsvogel langskomen. Dan kan een boom behoorlijk in de weg staan.

Als het aankomt op het redden van de aarde, dan kan ik nog wel wat verbeteren. Al die plastic verpakkingen. Al het drinkwater dat onnodig wegspoelt. Er zijn nog veel dingen die beter kunnen. Het schuldbesef ligt op de loer. Het lijkt erop dat in mijn hoofd de zonden tegen het geloof hebben plaatsgemaakt voor de zonden tegen de natuur.

3

HETE MEIDEN

Dagelijks

Het lukt me niet de slaap te vatten en na een uur lang draaien en talmen stap ik uit bed en loop naar de huiskamer. Zappend langs vele zenders zie ik beelden van een jonge vrouw die op bed met haar telefoon speelt. Ze ligt op haar buik en steunt op haar ellenbogen. Haar onderbenen steken vrolijk de lucht in. Ze draagt een kort bloesje en een strakke korte broek. Met een lange, roodgelakte nagel wenkt zij de kijker. Teleshop, staat er in beeld en Nachtlounge babes. Men promoot hier telefoonsex.
Vroeger moesten mannen zich tevreden stellen met boekjes uit obscure winkels. Of een bioscoop waar men films draaide als Kom met je waldhoorn tussen mijn Alpen. Dat trok mij totaal niet aan. In Utrecht was er nachtclub Limburgia. Naast de deur hing een vitrine met foto’s van danseressen in fraaie kleding, zodat je wist wat zij binnen uit zouden trekken. Ik kende niemand die daar ooit geweest was.

‘Waar wacht je nog op, onze meisjes wachten op jou. Of durf je niet?’, vraagt de voice-over van de Nachtlounge. Het commentaar is hitsiger dan de beelden. ‘Dat lekkere kontje, die mooie borsten. Doe maar wat uit schatje. Haal maar lekker die grote jongen uit je broek.’ De langdradige reclame wordt nog eens onderbroken door een reclameblok van korte filmpjes met weer andere telefoonnummers. Er is voor elk wat wils. ‘Je mag ook luisteren hoe ik mijn hoogtepunt bereik.’
De aanval op de preutsheid kwam in de jaren zeventig. De vpro-o-o-o bracht Phil Bloom en de PSP het blote meisje naast de koe. De commerciëlen roken hun kans op een fikse omzetverhoging. Na de Tiroler films kwam de echte porno in de bioscoop, nog eens aangewakkerd door minister Dries van Agt, die had bepaald dat Deep Throat alleen ‘in besloten kring’ mochten worden vertoond, dat wil zeggen in een zaal met maximaal negenveertig stoelen. Dat wilde ik wel eens meemaken. Maar toen ik met dat plan door Amsterdam liep, vroeg ik me af of ik het wel zou durven. Ik voelde me een monnik met zondige gedachten. Of Don Camillo met een kennelijke erectie onder zijn rok, dat is misschien een betere vergelijking, want ik had het gevoel dat iedere passant op de Nieuwendijk wist waar ik naar toe ging. Vlakbij de bioscoop liep ik een vriend uit Utrecht tegen het lijf. Mijn eerste gevoel was schaamte, daarna volgde de opluchting. Hij kwam net uit de voorstelling, zei hij. ‘Het is een verhaal van niks.’ Gerustgesteld liep ik naar de kassa.

Met de paarse kabinetten en de vrije marktideologie in de jaren negentig wonnen de commerciëlen. Het nieuwe RTL wist veel kijkers te winnen met Sex voor de Buch. Daarna ging dankzij het internet het hek van de dam. Hulpverleners en feministen waarschuwen voor de negatieve gevolgen. Hoe ver mag de vrijheid gaan?
De jonge dame op het bed streelt lichtjes haar borsten. ‘Onze babes zijn erg heet, ze doen misschien wel alles wat je vraagt.’ Net als ik op de bank voor de tv de gewenste slaap begin te krijgen, trekt het meisje tergend langzaam haar bloesje uit.

0

UITVAART

Dagelijks

Willen jullie begraven worden of gecremeerd, vroeg een van onze zoons vorig jaar, zonder enige inleiding. Hij denkt graag vooruit. G. en ik houden daar ook wel van, maar als het onze eigen eindigheid betreft is het heel aantrekkelijk om zo’n vraag voor je uit te schuiven. Zeker als het antwoord niet direct voor de hand ligt. Maar deze vraag verdiende een antwoord.

Alweer lang geleden nam ik vanuit mijn werk deel aan het Landelijk Platform Rouwverwerking, waar ik een mevrouw van de AVVL ontmoette. Toen ik haar eens vroeg waar de afkorting voor stond antwoordde zij met een besmuikt lachje: Arbeiders Vereniging Voor Lijkverbranding. De arbeidersbeweging heeft zich immers niet alleen ingespannen voor de achturige werkdag.
Tot 1955 was cremeren in Nederland verboden. Bij de eerste crematie in 1913 kwam een agent proces-verbaal opmaken. Daarna werden crematies volgens goed Nederlands gebruik gedoogd. Nu laat 60% van de mensen zich cremeren.
Was voor de vroege pleitbezorgers van crematie de hygiëne een belangrijk argument. Nu kiezen mensen voor het cremeren, omdat het goedkoper is en geen onderhoud vraagt of omdat men minder beslag legt op de beperkt beschikbare ruimte. Over de milieuvriendelijkheid van begraven en cremeren verschillen de meningen. Voormalig hoogleraar Lucas Reijnders noemt de mens die aan het einde van zijn leven is een wandelend vuilnisvat, vanwege de protheses, het amalgaam en het cadmium in de nieren. Bij beide vormen komen er dus schadelijke stoffen in het milieu. Vroeg doodgaan is vanuit dat oogpunt bekeken het beste advies.
Een voordeel van cremeren is dat een nabestaande desgewenst de as van de dierbare dichtbij kan bewaren. Dat gaat goed zolang je weet wat er in die vaas zit. Ik ken het verhaal van een verhuizing, waarbij iemand zich op het laatste moment realiseerde dat tante Aagje nog op de schoorsteen stond.

De laatste jaren is natuurbegraven in opkomst. In een bos met zo’n bestemming kan je je eigen plekje kiezen onder een boom. Het stoffelijk overschot wordt in een ongelakte kist en in afbreekbare kleding begraven op een plek die letterlijk voor de eeuwigheid is. Het is niet de bedoeling dat er een steen of een ander teken op het graf komt. Onderhoudsvrij dus. Zo bieden de trappistinnen in Oosterbeek, die hun inkomsten uit de boekbinderij zagen dalen en nog een mooi lapje grond over hadden, voor € 7500,- een prachtig plekje voor twee personen.
Tot 1963 was de katholieke kerk mordicus tegen cremeren. Afvoeren naar de brandstapel bleek geen geschikte straf, maar een kerkelijke uitvaart en een plekje op het kerkhof kon je wel vergeten. Sinds 2016 pleit Rome opnieuw met nadruk voor begraven, omdat – kort samengevat – God je anders niet meer uit de dood kan doen opstaan, zo staat te lezen in de instructie Ad resurgendum cum Christo (Verrijzen met Christus).
Het is voor mij bijna een stimulans om me te laten cremeren. Bij alle voors en tegens zijn het toch de beelden die de keuze bepalen. Het vuur, het as en de urn staan voor mij tegenover het vredige kerkhof met zijn bomen, planten en schaduwen. We hebben een begraafplaats uitgekozen. We hoefden niet te reserveren.

0

JONG LEVEN

Dagelijks

In de vaart achter ons huis passeert nog wel eens een watervogel. Twaalf verschillende soorten lieten zich al bewonderen, zoals afgelopen maandag het koppel op de foto. Ik kan er niets aan doen, maar ik hou de aantallen bij.
Op een dag besloot een stel meerkoeten om maar eens te blijven hangen in het water bij onze tuin. Eigenlijk kregen we er zo twee huisdieren bij zonder ook maar iets voor hen hoeven te doen.
De meerkoet is niet mijn favoriete watervogel. Hij kan er natuurlijk niets aan doen, maar je hebt er al zo veel van, vind ik. Bovendien zijn meerkoeten nogal luidruchtig. Ze klakken met hun snavels dat het een lieve lust is. Misschien is het dat ook wel. G. is door dit geluid weer helemaal thuis in haar jeugd aan een boezemvliet in de Hoekse Waard.
Ik heb me nogal verbaasd over de meerkoet. Bijvoorbeeld over zijn manier van lopen. Zijn poten zitten recht onder zijn kont en niet midden onder zijn lijf. Een beetje vogel zou door zo’n bouw direct voorover kukelen. Zo niet de meerkoet, maar vraag me niet hoe hij dit doet. Lopen over water kan hij ook als de besten, met een snelheid die Jezus nooit gehaald heeft. En ik keek ervan op, dat een meerkoet niet keurig met de kippen op stok gaat (oogjes dicht, snaveltjes toe). Zelfs midden in de nacht, als G. slaapt, voelen ze zich geroepen om met hun geklak de herinnering aan de Hoekse Waard op te roepen.

De beestjes struinen de godganse dag langs het riet op zoek naar eten. ‘Daar hebben ze een dagtaak aan’, zei ik tegen G., om toch ook nog iets positiefs over de soort op te merken. ‘Nou ja, ze hebben toch niets anders te doen’, was haar antwoord.
Wie van de meerkoeten het mannetje is en wie het vrouwtje heb ik nog niet kunnen achterhalen. Ze zien er nogal uniseks uit. Dat er toch twee verschillende geslachten rondzwemmen bleek een maand geleden. Opeens waren onze vriend en zijn verloofde druk doende om een nestje te bouwen. Een drukke tijd brak aan, het stel nam geen halve maatregelen. Op drie plaatsen tussen het riet werd een bedje opgemaakt. Ik zag een van de twee een poging wagen om met een dik stuk riet horizontaal in de snavel tussen de dicht opeen staande verticale stengels door te komen. Ook de meerkoet heeft zijn levensproblemen op te lossen.

bron: vogelsgrootewielen.nl

Twee weken geleden bleef een van de twee op het nest zitten. ‘Het jonge leven is in aantocht’, zeiden wij vertederd. We besloten direct de zwangerschap met wat broodkorsten te ondersteunen. ‘Goed voor het zog’, zei G., die weer helemaal terug was in de tijd van de blijde verwachting. (Denk overigens niet dat het stel solidair is. Ze pikken elkaar het brood uit de snavel.)
Op Hemelvaartsdag waren wij getuige van wat nog het meest leek op een in de prijzen gevallen EO-documentaire. Uitvergroot door de vogelkijker zag ik twee, drie, nee víer donzen meerkoetjes met rode kopjes van het rieten nest afstappen. Nog wat onzeker, maar gemotiveerd volgden zij pa voor de eerste zwemles. Ik twijfelde of we Lang zullen ze leven zouden zingen. De kokmeeuw die ik een week eerder in Leiden met een meerkoetkuikentje tussen zijn snavel zag wegvliegen, dacht er duidelijk anders over. Ook die meeuw had natuurlijk niets anders te doen.

1

ARCHIEF

Dagelijks

Tevoren moet ik toestemming vragen voor een bezoek. Daarvoor moet ik digitaal een uitgebreid formulier invullen en de voorwaarden ondertekenen. Zo verbind ik me aan de regel, dat ik in publicaties geen namen zal noemen van nog levende personen.
Bij mijn bezoek enkele weken later (nog voor de coronacrisis) draagt de vrouw achter de balie mij op om mijn persoonlijke bezittingen in een kluis op te bergen. Alleen een stukje papier en een potlood mag ik meenemen. Zij maakt een foto van mij en gebruikt deze voor het aanmaken van een pas. Met mijn potlood en papier in een doorzichtige plastic tas loop ik even later naar een man in een donkerblauw uniform. Hij stelt vast dat ik alleen een potlood en een blocnote meeneem. Daarna open ik met mijn nieuw verworven pas een tourniquet en loop de leeszaal binnen.

In het kader van 75 jaar bevrijding schreef ik in februari voor het blad van de historische vereniging Vleuten-de Meern een artikel met delen uit het oorlogsdagboek van mijn vader. Ik vermeldde daarin dat op 9 oktober 1944 in Vleuten de NSB’er Hendrik van der Grift geliquideerd werd. Nog wat googelend op ‘Vleuten in de Tweede Wereldoorlog’ stuitte ik bij toeval op een artikel van Bas Kromhout in het Historisch Nieuwsblad in 2009. Hierin wordt de liquidatie van Van der Grift onterecht genoemd. Zou dit kloppen, vraag ik mij af? Waarom heb ik in Vleuten dan nooit eerder hierover gehoord? Navraag bij de historische vereniging levert niets op.
Kromhout baseert zich op het boek Recht op Wraak van Jack Kooistra, de journalist die ook wel ‘de Friese Wiesenthal’ wordt genoemd. Kooistra heeft een uitgebreid archief aangelegd van Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. In zijn boek vind ik een hoofdstuk ‘bedrijfsongeval, dubieuze aanslag of misverstand’. Hierin staat met een paar regels de liquidatie in Vleuten beschreven. Nieuwe feiten vind ik niet. Er staat niet bij vermeld op welke bronnen Kooistra zich baseert.
Ik probeer tevergeefs via zijn uitgever in contact te komen met Kooistra. Ondertussen lees ik dat de man al in de negentig moet zijn. Als ik via de Leeuwarder Courant nog een laatste, voor mijn gevoel zinloze poging waag, ontvang ik direct een mail van Kooistra: zijn medewerkers hebben de informatie gevonden in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging in Den Haag. Dit archief bevat alle dossiers van de meer dan 300.000 collaborateurs, NSB’ers en andere Nederlanders die verdacht werden van samenwerking met de Duitsers. Tegen elk van hen werd een proces gevoerd.

In de leeszaal toon ik bij een uitgiftebalie de brief met toestemming voor mijn bezoek en de nummers van de dossiers die ik mag inzien. Even later staan er twee lichtbruine kartonnen dozen voor mij klaar. Een belangrijk ogenblik is aangebroken, mijn nieuwsgierigheid naar de inhoud bereikt een hoogtepunt. Voorzichtig, alsof ik een partij eieren draag, loop ik met de dozen naar een lege tafel. Langslopende toezichthouders zien hoe ik met mijn potloodje driftig aantekeningen maak over het proces dat in 1947 postuum tegen Van der Grift is gevoerd.
Na anderhalf uur maak ik de gang terug, door het tourniquet, langs dezelfde tasjescontroleur en langs de balie. Volgende week volgt hier het resultaat van deze speurtocht.

1

MIEREN

Dagelijks

De mier is een schepsel, dat bij mij een potje kan breken. Hij is aandoenlijk, werklustig en hij vervult een goede functie in het ecosysteem.
Niettemin heb ik wel eens in een bos met naar afgrijzen neigende verbazing staan kijken naar een mierenhoop in de vorm van een piramide. Al die miljoenen krioelende beestjes die schijnbaar ongeorganiseerd door elkaar heen lopen. Kan dat niet wat efficiënter, vroeg ik me af. Tegelijkertijd boezemde die veelheid aan insecten mij enige angst in. Dat kan met mijn jeugd te maken hebben.
In een van de boeken van Saskia en Jeroen (Jaap ter Haar) was Saskia in een mierenhoop gaan zitten. Zij moest al haar kleren uitslaan om verlost te worden van het grut. Tussen haakjes: deze passage herinner ik me niet zozeer vanwege de mieren, maar vanwege de tekening. De blote billetjes van Saskia waren voor mij, een goed-katholiek kind, van een ongehoorde frivoliteit. Ik had nog nooit een ander mens, zelfs geen ander kind in zijn blootje gezien.

In onze tuin hebben wij een aardige mierenkolonie. Zodra de winterregens voorbij waren verschenen overal tussen de tegels kleine hoopjes opgeworpen zandkorrels. De nijvere seizoensarbeid was begonnen. Het gaf mij de associatie dat de gehele ondergrond een soort platgeslagen mierenhoop is. Zolang ze maar buiten blijven vind ik alles best. Maar je begrijpt dat ik er niet over zou schrijven als zich niet ergens een probleem zou aandienen.

Het eerste was een klein hoopje mieren in de gang. Ze hadden zich de toegang verschaft door onder de voordeur te kruipen. G. maakte zich gelijk ongerust, ik zat toen nog in de fase van het ‘even aankijken’. Soms is dat andersom, dat is wel weer het fijne van onze relatie.
Leuke beestjes of niet, maar op zo’n moment heb ik geen consideratie en ga ik er met mijn schoen bovenop staan.
Op de tweede dag marcheerden de mieren in optocht uit de vaatwasser omhoog tot op het aanrechtblad. Daar werd een grens gepasseerd, vonden we. Bovendien hielden ze geen anderhalve meter afstand van elkaar. Hoewel onze schoonmaaklat al redelijk hoog ligt, gooiden we er nog een nijver schepje bovenop.
Op de derde dag speelden zij met zijn allen verstoppertje onder de aanrechtkastjes. Tuut-tuut-tuut-tuut, zei Truus de mier. De noodzaak van rigoureuze maatregelen bleek onontkoombaar. Geen lockdown, maar een lock-out zogezegd. Een van de vele wetenswaardigheden die we vonden op internet was, dat mieren niet van koper houden. Dat treft! G. bewaart al jarenlang een grote pot met centen. Onze kinderen speelden er wel eens mee, later de kleinkinderen. Nu hebben wij de plinten in onze keuken versierd met rijen munten. Het mag een centje kosten, vonden we. Het resultaat is verbluffend. Zo af en toe zien we nog wel eens een eenzame mier in verwarring tussen twee munten heen en weer lopen op zoek naar de juiste richting. De grote troep is echter de hort op. De vraag is waarnaar toe. Voorlopig zijn er nog geen plannen om de beperkingen op te heffen.

3

VOORPROEFJE

Dagelijks

Johan van Dijk, links, met enkele collega’s van De Maasbode

Op een morgen in 1927 staat Johan voor zijn raam, beneden hem ligt Rotterdam in de ochtendzon. Boten trekken geluidloos voorbij. Hij moet tot een beslissing komen, hij kan niet eeuwig blijven twijfelen. Eigenlijk weet hij het wel, maar durft hij zijn voorkeur te volgen? Het benauwende gevoel, dat steeds weer opkomt, zit hem dwars. Johan draait zich weg van het raam en ziet hoe het zonlicht het kruisbeeld op de muur doet oplichten. Het is een prachtig kruisbeeld, door een vriend die kunstliefhebber is voor hem meegebracht uit Spanje. De schaduw van het lichaam valt op de muur, een perfecte afbeelding van een gebroken gestalte. Jezus heeft zich opgeofferd en de weg gewezen, denkt Johan. Dat is toch de enige weg. Het is stil in zijn kamer, er is niemand thuis. Hij pakt het kruisbeeld van de muur, valt op zijn knieën en drukt zijn lippen zacht tegen het koele koper. Nu ben ik verkocht, denkt hij. Nu moet ik doorzetten en consequent zijn.

De volgende dag gaat hij weer naar zijn werk als journalist bij het katholieke dagblad De Maasbode. Hij volgt de financiële wereld, maar doet ook verslag van moordzaken en van plechtige missen van jubilerende pastoors. Hij schrijft over het transport van grote sluizen vanuit Rotterdam naar IJmuiden en over het vertrek van een bisschop per boot naar Amerika. Als blijkt dat de bisschop vergeten is om hosties in te pakken haalt Johan per taxi een voorraadje op.
Johan geniet van zijn werk, hij wordt gewaardeerd door zijn collega’s en hij leidt een afwisselend leven. Desondanks gaan er regelmatig vragen door zijn hoofd. Het verslag doen van gebeurtenissen, is dat zijn bestemming in het leven, is dat wat God van hem vraagt? Kan hij als journalist wel voldoende betekenen voor de mensen die het nodig hebben? (…..)

Omslagbeeld geschilderd door frère Marie-Jean Année, copyright abdij Koningshoeven

’s Avonds op zijn kamer verlangt hij naar een meisje. Een lieve vrouw op wie hij ontzettend verliefd zou kunnen worden, met wie hij zijn leven zou kunnen delen. Dan zou het duidelijk zijn, dan zou hij ‘dat andere’ kunnen vergeten.
Hij pakt zijn missaaltje en leest opnieuw: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met geheel uw ziel en al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste als uzelf.’
Schuldbewust vraagt Johan zich af wat hij voor zijn naasten doet.
‘Dus aan de ene kant voelde ik dat ik God niet beminde uit geheel mijn hart. En aan de andere kant deed ik ook niet voor de mensen wat ze eigenlijk nodig hadden. Maar als je monnik wordt, dacht ik, kun je bidden, dan kun je ze allemaal bereiken, de hele wereld’.
Eigenlijk is het wel duidelijk waar zijn voorkeur ligt. Maar een definitief besluit schuift hij nog voor zich uit. De grootste crisis moest nog komen.

Dit zijn enkele paragrafen uit het tweede hoofdstuk van het boek dat ik de afgelopen twee jaar schreef over mijn heeroom, Willibrord van Dijk, monnik van de trappistenabdij Koningshoeven in Tilburg. Het was voor mij onlangs een bijzonder moment toen ik een gedrukt exemplaar in handen kreeg. De presentatie van het boek, gepland voor 14 mei a.s., heb ik naar een latere datum moeten uitstellen.

2

HET LEVEN IN BEPERKING

Dagelijks

Als ik wakker word trekken droombeelden zich snel en ongrijpbaar terug. In mijn ontwakend bewustzijn dringt direct het besef door van de wereld die veranderd  is. En waar we mee te dealen hebben, is de volgende gedachte. Mijn lichaam moet nog ontwaken, als een zeehond op een zandplaat ligt het zwaar tussen de lakens. Er is geen spier die uit zichzelf begint te bewegen, totdat ik denk dat verder liggen geen zin heeft en me uitrek.
Bij het ontbijt hippen de mussen voor het raam tussen de resten van de broodkruimels die ik er gisteren heb gestrooid. De eerste tuinfluiter heeft zich gemeld, hij begint te zingen zoals hij altijd gezongen heeft. Een merelpaartje fladdert op de rand van het tuinhek om elkaar heen, steeds weer opvliegend, onrustig, totdat het mannetje het genoeg vindt en bovenop het vrouwtje springt, heel snel en heel kortstondig, daarna nogmaals, waarna ze ieder een eigen kant opvliegen. Vergeefs op zoek naar goed nieuws leg ik het Coronadagblad opzij.
Ik vervolg mijn onderzoek naar de Nederlandse samenleving tijdens de wisseling van de 19e naar de 20e eeuw en naar de belevenissen van mijn familie, een mogelijk onderwerp voor een volgend boek. Ik struin achter mijn pc door digitale archieven, maar ik mis de bibliotheken, de gesprekken en contacten, ik mis de stilte van een archiefzaal waar bedaarde oudere mannen vasthoudend door vergeelde documenten bladeren.
Aan het einde van de morgen doen G. en ik onze dagelijkse fitness, in sportkledij, in de ruime woonkamer. We volgen de pasjes en armbewegingen op het scherm. Voor G. is dit gesneden peijnenburg, ik volg onwennig. Ik raak in de war als mijn benen zijwaarts moeten en mijn armen voorwaarts. Mijn kleinkinderen willen een opname van mijn oefeningen, maar dat heb ik verboden.
Waren G. en ik tot voor kort nooit samen thuis, nu zijn we continu in elkaars nabijheid, op de enige plek waar social distancing niet telt. In een wonderlijke mengeling van vertrouwdheid, gewoontegedrag en nieuwe vormen van samenwerking prijzen we onszelf gelukkig dat we deze tijd samen beleven in een huis dat zowel binnen als buiten ruimte en lucht geeft. Een vergelijking met merels lijkt me wat vergezocht.

Het achterstallig onderhoud in de tuin lopen we snel in. Waar het opschietende onkruid tussen stenen en tegels anders een langdurige opgave zou vormen is het wieden, met uitgedroogde handen, nu een welkome afwisseling in de buitenlucht. Een klusje dat erg meevalt. Het moet eigenlijk niet te snel gaan, want er staat nog zoveel tijd in beperking te wachten.
Ik heb grote bewondering voor de hulpverleners die in moeilijke omstandigheden hun werk doen, maar voor het slapen gaan brengt het kijken hiernaar teveel ellende in mijn hoofd. Zoveel onzekerheid, zoveel onvoorspelbaarheid.
Ik haal het brood voor de volgende dag uit de vriezer, doof de lichten, doe de buitendeur op slot en probeer in bed het gevoel van de zeehond te vinden, die zich laaft aan de zon. Mijn beperkingen zijn gering, is de gedachte die zich tussen waken en slapen opdringt. Ik voel me nog altijd een bevoorrecht mens.

0

KLEINDOCHTERS

Dagelijks

Zijn de kinderen van tegenwoordig bijdehanter dan die van dertig jaar geleden? Intelligenter dan die van zestig jaar geleden? Of lijkt dat maar zo en doen ze hun kennis op jongere leeftijd op?
Mijn oudste kleindochter zit in groep 5, is net negen jaar geworden en kwam met een schitterend rapport thuis. Lezen, spellen, rekenen, het gaat haar allemaal gemakkelijk af.
In het onderwijs van nu wordt elke prestatie gemeten en vergeleken met landelijke cito-standaarden. Daarom weten wij dat zij wat betreft het lezen op het niveau van groep 8 zit. Ze heeft dan ook de eerste drie boeken van Harry Potter uit (aan de volgende mag ze nog niet beginnen). Een bezoek aan de bibliotheek is voor haar een gewild uitje. Om zich niet te gaan vervelen is zij nu maar begonnen aan een digitale cursus Engels.

De jongste kleindochter is zeven jaar en heeft ook een prachtig rapport. Ook zij leest de boeken van Harry Potter. Daarnaast gaat ze graag naar musea. Leergierig als zij is wil ze van alles weten en vooral alles zelf doen. Zelfbewust staat ze vooraan bij een rondleiding en als de gids is uitgesproken vraagt ze keurig: ‘mag ik wat vragen?’
Beide meisjes hebben al verschillende malen verkering gehad. Het hele jargon dat hierbij hoort is langsgekomen. Zij houden trouwens ook erg van klimrekken. Zo kan ik nog even doorgaan.
Ach, is niet iedere grootouder van nu verbaasd over wat zijn kleinkinderen kunnen en beleven?

De kleindochter van negen denkt goed vooruit. Zo kwam zij laatst thuis uit de bibliotheek met het boek Hoe overleef ik de puberteit van Francine Oomen. ‘Ruzie met je ouders? Onzekerheid, getob en getwijfel? Ongesteldheid? Haar op vreemde plekken? Je eerste verliefdheid? Pukkels, puistjes en problemen?’ Alles wat een pubermeisje kan bezighouden komt in informatieve teksten, vragenlijstjes en survivaltips aan de orde.
Onze zoons vroegen indertijd niets. Ze gingen zelf op onderzoek uit of ze leden in stilte. Dus dat was even wennen met deze kleindochter. Op een gewone doordeweekse dag bestormde ze de niet-voorbereide oma met vragen over hoe het was om borsten te krijgen of om ongesteld te worden, met als bonusvraag: ‘Vrijen opa en jij nog met elkaar?’ Dat het boek in een behoefte voorziet is wel duidelijk. Kleindochter maakte zich wat ongerust over de vraag of haar ene borst niet wat groter gaat uitpakken dan de andere.

Nòg mag ik de kleindochters in bad doen. Nòg komen ze op schoot zitten om te knuffelen. En gelukkig mag ik hen voor het slapen gaan gedichtjes voorlezen van Annie M.G. Schmidt (als de coronatijden weer voorbij zijn). Maar over een paar jaar zit ik in de tuin, terwijl de ondergaande zon de avond rood kleurt. Denkend aan mijn kleindochters neurie ik dan zachtjes voor mij uit: ‘Op een mooie Pinksterdag…’. Ook een opa moet vooruitdenken.