Schrijven, Lezen, Leven.

Categorie

Dagelijks

0

KATHOLIEKE ONTSPANNING

Dagelijks

De kapel in Steinfeld

Het boek dat ik schrijf over mijn heeroom bracht mij onlangs naar de Benediktinerinnen in Steinfeld. (In Duitsland hebben de benedictinessen nog een lettergreep extra). Begin zeventiger jaren woonde mijn oom bij de trappistinnen in het Duitse Dahlem. De lezingen die hij daar gaf maakten zoveel indruk, dat hij al snel uitnodigingen ontving uit tal van kloosters in Duitsland. Zo kwam hij tweemaal per jaar in Steinfeld. Er wonen daar nog steeds enkele zusters die mijn oom hebben gekend. Dat soort zusters heb je niet veel meer. Dus ik greep mijn kans.
Omdat mijn vermogen om oude, Duitstalige nonnen te verstaan niet erg sterk is ontwikkeld, had ik G gevraagd mij te vergezellen. Een vergissing is snel gemaakt, weten wij. Jaren geleden huurden wij een vakantiehuis in Slovenië. Toen de Duits sprekende verhuurder aanklopte, wilde G een verklaring geven voor mijn afwezigheid op dat moment: ‘Mein Mann is heute im WC’. Het ontbrak er nog maar aan, dat zij eraan toevoegde: ‘Bitte, kommen Sie morgen zurück’.

We worden hartelijk ontvangen. De abdis begeleidt ons naar een ontvangstkamer, waar een tafel wacht met koffie, bronwater, taarten, koekjes en andere Süssigkeiten. Het is niet in overeenstemming met de ascetische leefwijze volgens de regel van Benedictus. De twee zusters die zich daarna bij ons voegen laten het lekkers dan ook staan. De zusters zijn in vol ornaat, een zwarte sluier over het hoofd en daaronder een witte doek die alleen het gezicht vrijlaat. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie, al meer dan vijftig jaar geleden, bieden de kledingvoorschriften voor religieuzen meer vrijheid. Hier kiest men voor traditioneel.

Benedictinessen in Dinklage. Ook hier gaf mijn oom regelmatig retraites

Mijn lijst met vragen hoef ik niet af te werken. De zusters vertellen uit zichzelf, hun Duits is goed te volgen. De sfeer is zoals ik die vaker in kloosters heb meegemaakt: blij, vriendelijk en ontspannen. Een grapje hier, een overdrijving daar en vaak lachen. Het is het tegendeel van de ernst en devotie waarmee men de overige uren van de dag leeft.
Zo zegt een van de zusters lachend, dat zij onder de voordrachten van mijn oom altijd in slaap viel. Zij heeft echter genoeg meegemaakt om mijn oom met talrijke complimenten te beschrijven. Hij werd in Steinfeld op handen gedragen.
Ook in kloosters komen gevoelens van hartstocht en verliefdheid voor. Maar dat blijft onder de pet (de kap). Begin jaren veertig was mijn oom biechtvader voor de trappistinnen in Berkel-Enschot. Zijn biechtstoel werd de gehele dag belegerd door zusters die hem wilden spreken. ‘Als u niet oppast met die vrouwtjes’, zei zijn abt, ‘zullen ze u de hele dag in de biechtstoel houden en dat niet alleen, ze zullen u ’s nachts ook nog naar de biechtstoel roepen’.
Het is een thema, waarop ik zou willen doorvragen, maar dat kan niet in dit gesprek.

Loslaten en accepteren, dat waren thema’s waarover mijn oom vaak sprak. Het lijkt op een katholieke versie van wat wij tegenwoordig mindfulness noemen: door je emoties, je eisen, je oordelen te laten varen kom je tot innerlijke rust. Voor mijn oom betekende dit dat je in contact kwam met god.

0

DUURZAAM BEZIG

Dagelijks

Onze waterkoker heeft een deksel die bestaat uit twee delen. Het zou mij nooit opgevallen zijn als de twee stukken laatst niet van elkaar zouden zijn losgeraakt. Ik hoorde een onbekend geluid en zag een stuk zwart plastic vrolijk bubbelen in het kokende water. Hevige kalkaanslag bleek de oorzaak van de breuk.
Dus toen de thee gezet was ben ik met schuursponsjes, botte mesjes en vijlen die bruine aanslag te lijf gegaan. Dat kostte wel wat tijd en zweetdruppels. Het aan elkaar lijmen van de twee delen was daarna echter een fluitje van een cent.
‘Zo, je bent lekker duurzaam bezig’, zei G.
‘???’
‘Je zult de mensen de kost moeten geven, die in zo’n geval meteen een nieuwe waterkoker op internet bestellen. Jij beperkt tenminste je CO2-footprint’.
Ik dankte voor het compliment, al moest ik bekennen, dat tijdens het repareren mijn ecologische voetafdruk nog geen moment door mijn hoofd had gespeeld. Ik vind duurzaamheid een van de belangrijkste dingen in het leven, maar ik word wel eens iebel van de continue vertaling van elke handeling in de hoeveelheid CO2-uitstoot. Als ik mijn overhemd een dag langer aanhou, hoeft er minder snel een nieuwe geproduceerd te worden en als ik mijn plas wat langer ophou, dan gebruik ik minder water. Als ik eerder doodga, ben ik de aarde niet meer tot last. Maar daar wilde ik het niet over hebben.

Als er iets kapot gaat, probeer ik het eerst te repareren. Dat vind ik niet meer dan normaal. Helaas valt er niets meer te beginnen met kapotte telefoons of printers, maar hangt er een zool van mijn schoen los, dan zet ik beide delen 25 minuten in de bison kit en klem de helften met lijmtangen en wasknijpers bij elkaar. Ik maak gebruikte verfkwasten schoon. En zit er een gat in mijn broek, dan ga ik met naald en draad aan het werk (al kost het me tegenwoordig grote moeite om de draad door dat verdomde oog te krijgen).
Wat nog functioneert doen we niet weg. Zo koken wij sinds 1985 op een Etna fornuis, dat toen al na een lang leven in de Hoekse Waard als afdankertje uit de deur was gedaan. Ons topstuk op dit gebied is bijgaande pan. Deze werd begin zeventiger jaren door een vriendin van G uit een container gevist en is na wat omzwervingen in onze keuken beland. De deksel vertoont al jaren enige sporen van roestvorming, maar de maaltijdsoep of de spinazie uit deze pan smaakt nog altijd prima.
Uitzonderingen op mijn zuinigheid zijn er overigens ook, moet ik bekennen.
Zo heb ik laatst, terwijl onze kasten uitpuilen van de balpennen van firma’s die hun naam bekendheid willen geven, voor 58 euro’s een fijne vulpen gekocht. En terwijl er in Nederland ook aardige zangcursussen te volgen zijn, kies ik toch voor een nog leukere in Italië. Ik wil niet weten hoeveel extra CO2 ik daarmee uitstoot.
Maar goed, af en toe mag ik wel eens zondigen, vind ik.
Dat zal vast wel een katholieke gedachte zijn.

3

OPENBAAR VERDRIET

Dagelijks

In Den Bosch neem ik de intercity naar Utrecht. Terwijl ik mij installeer stapt er een man van een jaar of veertig de coupé binnen. Hij heeft donker haar en ziet er goed gekleed uit. Hij gaat aan de andere kant van het gangpad tegenover mij zitten.
De volle trein zet zich langzaam in beweging. Sommige reizigers staren op hun smartphone, andere zitten te kletsen. Een stel jongeren doet allebei. Terwijl de wagon ons heen en weer schudt op de brug over de Maas, strek ik mijn been om mijn smartphone uit mijn broekzak op te diepen.
Mijn blik glijdt even naar links en vangt het gezicht van de man met het donkere haar. Verschrikt kijk ik direct weg. Heb ik het goed gezien?
Ik wil de man niet aanstaren. Ik zou niet willen, dat hij ziet dat ik naar hem kijk. Maar ik kan het niet laten om na te gaan of het klopt wat ik zag.
Het is waar. De man huilt. Zonder geluid biggelen er tranen uit zijn roodomrande ogen over zijn wangen. Hij zit kaarsrecht en kijkt voor zich uit. Zijn gezicht is een en al verdriet, zijn armen liggen rustig langs zijn lijf. De man doet geen enkele poging zijn emotie te verbergen, hier in deze volle trein, die langs de boomgaarden van de Bommelerwaard raast. Bijna fier houdt hij zijn betraande hoofd zichtbaar overeind. Het lijkt of hij zich afgesloten heeft van zijn omgeving en teruggetrokken in zijn eigen wereld het verdriet de vrije teugels laat.
Liefdesverdriet, het overlijden van zijn moeder, ontslag? Mijn gedachten zijn al op zoek naar een reden, iets heftigs wat aanleiding geeft tot groot verdriet, iets wat dit openbare huilen van een man kan rechtvaardigen. Ik voel sympathie voor deze man. Hij heeft lef. Ik huil ook wel eens, maar niet zo gemakkelijk als er anderen bij zijn. In deze trein zou ik mijn handen voor mijn gezicht houden. Of de wc opzoeken.
Maar een man mag niet huilen
Ook al heeft hij verdriet
Een man mag niet huilen
Als een ander het ziet
Wat Jacques Herb in 1972 zong wordt tegenwoordig door de meeste mensen niet meer onderschreven. Desondanks huilen mannen beduidend minder dan vrouwen. Huilende mensen worden als minder competent gezien, maar ook als warmer en meer betrouwbaar, zo heeft Ad Vingerhoets, de huilexpert van de universiteit in Tilburg, ontdekt. Vrouwen vinden huilende mannen vaak aandoenlijk. Behalve als zij, bijvoorbeeld in een conflictsituatie, het idee hebben dat de man zijn tranen inzet om iets te bereiken.
Ook bij mij wekt deze huilende man empathie op. Moet ik iets doen, vraag ik me af. Kan ik hem mijn meeleven, mijn hulp aanbieden? Zo snel als de vraag is opgekomen, zo snel laat ik ‘em weer varen. De volle trein houdt me tegen. Ik zoek het nieuws op mijn smartphone.
Als ik uitstap ziet de man er uit alsof er niets is gebeurd. De tranen zijn verdampt. Het leed gaat weer keurig aangekleed over straat. Dat werd gezongen door Herman van Veen.

4

YOURI

Dagelijks

Eén uur voor zijn overlijden

Onze kat is dood. Vorige vrijdag week heeft de dierenarts met een spuitje een einde aan zijn leven gemaakt. Met een lege mand liepen we daarna weer naar huis. In stilte en met een brok in de keel. Na twintig jaar zien we nooit meer zijn afwachtende koppie achter de voordeur. Nooit meer zijn gezelligheid als hij onder het eten erbij kwam zitten. Nooit meer zijn miauwtje als welkom bij het opstaan. Nooit meer samen op de bank.

Op woensdag had de dierenarts gezegd, dat Youri wéér een kilo was afgevallen. Hij was zo breekbaar dat ie bijna omviel als je een aai gaf. Hij viel soms als hij op de bank wilde springen. Zijn neus zat constant verstopt waardoor hij moeizaam ademde. Youri was er de laatste jaren al vaak voor behandeld. Hij kon zich niet meer overal wassen, zodat er bovenop zijn rug een hanenkam was ontstaan, een stijve klit van haren. Hij leek angstiger. Sinds de afgelopen zomer ging hij niet meer naar buiten en moesten we een kattenbak in de keuken zetten. Maar soms zag hij een wasmand met schoon goed aan voor zijn bak. Andere details over zijn stoelgang (bakgang) zal ik hier achterwege laten. De dierenarts adviseerde die woensdag om Youri snel een spuitje te geven.

Staatsieportret in beter tijden

Ik was verrast. Youri at en dronk iedere dag goed. Na het eten strekte hij zich behaaglijk uit op zijn kussentje voor de kachel. Na verloop van tijd wandelde hij van de achterkamer naar de voorkamer en viel daar neer voor de kachel. Zat hij tien minuten uit het raam te kijken, dan had hij een actieve bui. Hij zag er tevreden uit en vertoonde geen tekenen van pijn. Moet je dan abrupt een einde aan zo’n leventje maken?
We hadden ooit eerder een kat, Mikkie. Die kreeg op zijn vijftiende al een langzame tred, zodat Krakkemikkie mij een betere naam leek. Toen we hem op een dag kwijt waren vonden we Mikkie in een kast op de tweede verdieping, opgerold en levenloos.
Zo’n einde leek me ook voor Youri mooi. Maar de dierenarts zei, dat Youri wel pijn zou hebben. Katten laten hun pijn niet blijken, omdat dat hen zwak maakt tegenover mogelijke vijanden. Hoe de dierenarts dit weet, heb ik niet gevraagd. Ik heb me bij het onvermijdelijke neergelegd.

In de wachtkamer vrijdag keek Youri wat onrustig om zich heen, hij draaide zich nog eens om. We streelden zijn magere koppie. De dierenarts veegde op de onderzoekstafel eerst nog een grote snottebel uit zijn neusje. Ze sprak over de keuze tussen crematie en destructie. Het voelde onwerkelijk. Daarna kreeg Youri een narcosespuitje. Na een minuut legde hij zijn koppie neer, gevolgd door zijn lijf. Het ene oog bleef geheel open, het andere voor de helft. We aaiden hem tussen zijn oren en zeiden lieve woordjes. Toen kwam de tweede spuit. Youri lag er zo weerloos bij, zo onschuldig. Ik kon de gedachte niet onderdrukken dat we iets wreeds aan het doen waren.
We zullen maar zeggen, dat het een genadespuit was.
Onze kinderen zijn al lang het huis uit, maar pas nu blijven we echt met zijn tweeën over.

1

VOOR HET LAATST

Dagelijks

Foto: Jaap Bijsterbosch

In de trein naar Groningen op zondag 30 december wenste de conducteur ons allen een goed uiteinde. Daar bleef het bij. Hij zei niet, dat hij ons in het nieuwe jaar graag terug wilde zien. Dus het was even afwachten. Wij waren Wijster net voorbij.
Even later arriveerden we in het Groninger Museum. Er stonden grote rijen voor de kassa’s, alsof het de laatste kans was om het museum te bezoeken. Een kilometer verderop, in de wijk Paddepoel, stichtten jongemannen brandjes, waarna de toegesnelde hulpdiensten met vuurwerkbommen werden bekogeld. Voor die jongeren is dat het einde.

De volgende dag maakten wij een stadswandeling. Het was de dag dat Groningen zich voorbereidde op het uiteinde. Veel Grunningers gingen er nog even op uit, voor wat laatste inkopen. Een vrouw droeg voorzichtig een gebaksdoos voor zich uit, twee jongemannen sjouwden elk met twee kratjes bier. Ik moest denken aan Vindicat.
We zagen de pindakaaswinkel en de mannenwinkel. ‘Waar heb je zin in?’, vroeg ik G.
Op de Grote Markt stond, net als in het museum, een lange rij, hier voor de Hollandsche Gebakkraam. Drie oudere heren in witte schorten stonden continu gebogen over het vet, drie mollige dames, pakten aan de lopende band grote papieren tassen vol met oliebollen. Onderwijl speelde de Martinito’n boven de hoofden elk kwartier Venite Adoremus. Op tal van plaatsen werd de oliebol vereerd, maar nergens door zovelen als bij die Hollandse bakkers.
We bestelden een kop koffie bij de Drie Gezusters. We hadden blijkbaar de juiste keuze gemaakt, want het meisje, dat onze bestelling opnam, antwoordde: ‘Helemaal goed’. Sterke mannen met tatoeages rolden zwarte kisten met blinkend metalen strippen de zaak binnen. Het bleek de installatie van een dj, die daar later die dag het uiteinde zou inleiden. Buiten sjouwden andere mannen vaten bier de kelder in.

Nadat we ons laatste avondmaal hadden genoten, liepen we tussen geknal van links en rechts naar de Vismarkt, waar een vuurwerkvrije zone was ingericht om het uiteinde te vieren.
Gele hesjes controleerden ons op projectielen en brandhout. We mochten door.
Voor de Korenbeurs stond een reusachtig podium. Veel was er niet te zien, slechts een kleine figuur die achter een draaitafel stond. De man was de veroorzaker van een enorm kabaal, dat begeleid door draaiende schijnwerpers en rookkolommen over de Vismarkt werd uitgestort. Dit moest wel de verkondiging van het definitieve einde zijn. ‘Groningen, dansen!’, riep de man, maar Groningen had niet zo’n zin. De bassen dreunden dusdanig in mijn buik, dat ik vreesde dat mijn dit jaar aangelegde liesmatje zou lostrillen.
De spanning liep op, het kon nu niet lang meer duren. Ik keek regelmatig op mijn horloge. Als kind holde ik vlak voor twaalven nogal eens naar de wc, ‘voor de laatste keer’. 29 Seconden voor het einde werd er op de vismarkt een grote klok op een scherm geprojecteerd en konden we aftellen. Onder luid gejuich bereikten we het einde en vielen elkaar in de armen. Achter de huizen van het plein zochten de vuurpijlen hun weg sissend omhoog.
Nu zijn we zijn alweer op weg naar het volgende einde.

1

MENINGENTHEATER

Dagelijks

Een schouwburg is, aldus de Dikke van Dale, ‘een gebouw ingericht voor het geven van toneelvoorstellingen’. Je gaat er naar toe om te kijken. Een schouwburg is geen luisterburg. Maar daar begint het zo langzamerhand wel op te lijken.

Zo’n 5 à 6 keer per seizoen gaan wij naar een toneelvoorstelling. Toneel is verbeelding die je dichter bij de werkelijkheid brengt. Als het goed gespeeld wordt, zitten de beelden de volgende dag nog in je hoofd. Daarom kijken we vol belangstelling uit naar wat er speelt in de Utrechtse schouwburg.
Maar elk jaar vinden we de keuze van de voorstellingen moeilijker. Het aanbod van toneel neemt namelijk zienderogen af. Het cabaretaanbod groeit en daarnaast zien we een wildgroei aan praatavonden in de schouwburg ontstaan: literair café, filosofisch theater, talkshows, theatercolleges.
Het lijkt erop, dat alle Nederlanders die bekend geworden zijn door hun vlotte babbels in de dagelijkse talkshows op tv, hun bekendheid komen cashen in het theater: historicus Maarten van Rossem, taaldeskundige Wim Daniëls, psychiater Bram Bakker, presentator Jelle Brandt Corstius; allen trekken langs de theaters om hun meningen met kwinkslagen te verspreiden. De tsunami van meningen en meninkjes van Twitter, columns, pod casts en talkshows heeft nu ook de theaters bereikt. Voor de schouwburgdirecteuren een mooie kans om hun danig geslonken budget op de vrije markt weer aan te vullen.
Ook het toneel zelf wordt door de meningenhausse aangetast. Er ontstaat meningentheater, een combinatie van toneel, cabaret en opinie. De Verleiders trokken met hun voorstellingen over het bankwezen, de democratie en de zorg volle zalen. Men speelt nog net niet de kapitalist met sigaar en hoge hoed, maar het lijkt waarachtig wel of het vormingstheater uit de zeventiger jaren is teruggekeerd. Ik was er ooit wel een fan van, moet ik toegeven.

Opera2day speelt Vissersliefde met liederen van Schubert

Ik heb niets tegen het verkondigen van meningen, laat dat duidelijk zijn. Maar waarom moet dat ten koste gaan van het toneel?
Nu mag het toneel ook wel de hand in eigen boezem steken (en nee, niet in die van een ander). De laatste jaren hebben we nogal wat hoogdravende voorstellingen langs zien komen. Van acteurs die van het uitspreken van het woord ‘Goedemorgen’ al een diepgaande emotionele uiting maken tot uren durende marathonvoorstellingen met voortdurend gooi- en smijtwerk en goedkope ontblotingen. De emoties zijn aan inflatie onderhevig. Heftig is niet meer genoeg.

Laatst had de Schouwburg ons verleid tot een voorstelling uit de serie A bite at the opera. Het was een programma met liederen van Schubert in combinatie met een hapje eten. De balans bleek in werkelijkheid iets anders te liggen: het bleek een diner met een liedje. Het was smakelijk en gezellig, maar bij een aanbod van de Schouwburg verwacht ik iets anders.
Marketeers zullen zeggen, dat het product toneel aan het einde van zijn levenscyclus is. De toekomst is aan nieuwe vormen van beleving, aan de Netflixen van deze wereld met series die we vanaf de bank kunnen bekijken.
In een vrije markt klopt dit.
Daarom is het des te meer nodig om ook in de wereld van de kunsten de marktwerking weer terug te dringen. En sorry, ja, dit was ook een mening.

3

NETJES INGEPAKT

Dagelijks

Deze kat komt in dit stuk niet voor

Onze tuin lijkt in trek bij de dieren. Na het bijenvolk van vorig najaar en de postduif van deze zomer hadden we onlangs het onverwachte genoegen van een volgende lieftallige gast.
Dit verhaal begint met K., de poes van onze achterburen en, voor alle duidelijkheid, daarmee bedoel ik niet de onverwachte gast, integendeel. Teruggekomen van onze vakantie constateerden we deze zomer dat deze kat ons toch al niet fraaie gazonnetje had uitgekozen tot openbare plek om haar darmen te legen. Nadat wij tenminste zes, inmiddels in de zon opgedroogde, hoopjes hadden verwijderd dacht K.: ‘Ha, er is weer ruimte’ en legde heimelijk in het holst van de nacht haar volgende drol.
Zou het beest een achteraf stukje grond onder een boom hebben uitgekozen en haar behoefte keurig hebben begraven, dan zouden we er minder moeite hebben gehad. Maar nee, dit mormel wilde blijkbaar een statement maken door de restanten van haar peperdure delicatessenvoer midden in de tuin achter te laten. Want zo’n kreng is het wel. Het beste is nog niet goed genoeg voor K. en ondertussen wel asociaal en schaamteloos de buurt onderschijten. Huisdieren lijken vaak op hun baasjes.
Tja, dan moet je iets.
Eerst strooide ik maar eens driftig met de peperbus, zo’n operatie mocht wat kosten. Maar na het eerste regenbuitje was dit effect verdwenen. Daarna spande ik een net over het grasveldje.
Die maatregel werkte goed uit. Mevrouw durfde niet het risico aan om met haar tere pootjes in het net verward te raken. Tenminste aanvankelijk, want na een maand had K. haar angst overwonnen en lag er een grote, bruine hoop op het net.
Ik begon mijn hersenen te pijnigen over andere oplossingen. Van nachtenlang waken met een emmer water bij de hand tot high-tech solutions met drones. Uiteindelijk spande ik op 10 centimeter hoogte een touw rond het gazon en hing het net erover heen. Het was nu niet meer mogelijk om over het net te lopen. Opnieuw hoefden we een maand lang geen stront te ruimen.
Totdat onze onaangekondigde gast langskwam.
Op een morgen vonden we een egel, die zich compleet in het net had vastgedraaid. Zijn stekels, zijn kop, zijn poten, alles was keurig ingepakt als voor een lange reis. Het bood ons de gelegenheid zo’n beestje eens goed van dichtbij te bekijken. Hij had lieve kraaloogjes en een grappig donker snuitje. Gewillig liet hij toe dat wij heel voorzichtig het net rond zijn stekelige lijfje losknipten. Met nog een paar restanten tussen zijn stekels schuifelde hij de struiken weer in.
Als een visser herstelde ik mijn net en spande het weer over de touwen.
Vorige week zat er opnieuw een egel verward in de mazen, ditmaal een kleiner exemplaar. Egels zijn bijziend, las ik. Dat weerhoudt een volwassen mannetje er niet van om één tot drie kilometer per nacht af te leggen. Wie weet wat er ’s nachts allemaal door de tuin banjert.
Ik moest denken aan Marian Thieme. En aan de leeuwenwelp in Westbroek. Die dag heb ik onmiddellijk de gehele touw- en netconstructie opgeruimd en het grasveld weer vrijgegeven.
De emmer water staat nog steeds klaar.

1

LIESBREUK

Dagelijks

Eind april voelde ik onder het koken opeens een onbekende pijn in mijn onderbuik. Er bleek links in mijn lies een uitstulping te zijn ontstaan, die ik nog het beste kan omschrijven als een derde bal schuin boven de andere twee. Google leverde al snel de diagnose liesbreuk. Dat is een gaatje in de buikwand waardoor het buikvlies zich in de lies naar buiten stulpt. Niet iets om je zorgen over te maken, maar voor de zekerheid maakte ik toch maar een afspraak met de huisarts.
Ik werd ontvangen door een vervanger, een jonge vrouw, die geassisteerd werd door een nog jongere vrouw, een huisarts-in-opleiding. Zo stond ik daar met mijn broek omlaag, terwijl de beide jongedames uitgebreid mijn kruis inspecteerden en becommentarieerden. De diagnose van dr. Google werd bevestigd en ik werd gerustgesteld, dat ik hiermee heel oud zou kunnen worden. Waar het ‘hiermee’ naar verwees werd niet gepreciseerd, ik ging er maar vanuit dat men de derde bal bedoelde.
Ik keek het eens enkele maanden aan. Vaak voelde ik niets, maar elke week waren er wel een paar dagen met een zeurende pijn die vooral in zittende positie onaangename vormen aannam. Ik vroeg me af of de beide jongedames wel eens zo’n bal gevoeld hadden en begon steeds meer te twijfelen of ik op deze manier heel oud wilde worden.
Na vier maanden vroeg ik een verwijzing naar een specialist. Dat trof, het Diakonessenhuis beschikt over het ‘grootste liesbreukcentrum van Nederland’. De ‘schat aan kennis en ervaring’ klonk me wel vertrouwenwekkend in de oren. Ik maakte digitaal een afspraak met dr. Burgmans. Anders dan de naam doet vermoeden bleek ook deze arts van het vrouwelijke geslacht te zijn. Ik begon eraan te wennen om mijn broek voor vrouwen te laten zakken.

Twee uur voor de operatie, nadat ik mij als patiënt in bed had geïnstalleerd

Dr. Burgmans stelde mij geroutineerd een kijkoperatie voor. Opnieuw werd ik taalkundig op het verkeerde been gezet, want een kijkoperatie betekent niet alleen dat de chirurg door de ingebrachte camera eens lekker kan rondkijken in de buikholte. Er worden ook twee instrumenten in de holte gebracht, waarmee, hoe simpel kan het zijn, een matje over het gaatje wordt gelegd. Het is een matje van 10-15 centimeter, geen halve maatregelen dus, als ik mijn band plak leg ik er een kleinere plakker overheen. De animatiefilm op de site van het ziekenhuis bracht me in een goede stemming. Ik bleef alleen nog zitten met de vraag, hoe men een matje van dergelijke afmetingen door zo’n klein gaatje peurt.
De risico’s van de operatie, die onder volledige narcose plaatsvindt, zijn gering, maar niet geheel afwezig, zo had dr. Burgmans mij verzekerd. Ik herinnerde mij het verhaal van een vriend, die een paar jaar geleden een zelfde operatie had ondergaan. Er was bij hem een bloeduitstorting ontstaan, waardoor hij twee weken met blauwe ballen had rondgelopen. Ik zei tegen hem, dat het maar goed is, dat wij op deze leeftijd niet meer de blitz hoeven te maken, maar ‘evengoed is zoiets toch wel ongelukkig’, zou mijn moeder in zo’n geval gezegd hebben.
Afgelopen dinsdag ben ik geholpen. Herman van Veen zong ooit: ‘ik weet wat ze onder helpen verstaan, ze hebben het met de kat gedaan, die ligt nu lui en vadsig voor de haard’. Zo is het maar net. Ik doe een paar weekjes kalm aan, maar daarna moet ik weet helemaal het mannetje zijn.

0

STEF

Dagelijks

Op een zomeravond, als de achterdeur wijd open staat om wat koele avondlucht binnen te laten, horen wij opeens het geluid van krassende poten op het parket.
Dan zien wij een duif op zijn gemak de voorkamer binnenstappen. Hij draait met zijn kop om ons met een kraaloogje te monsteren. Hij kijkt of hij de lang verwachte gast is, die eindelijk is aangekomen.
Ik hou van vogels, maar niet van duiven. Er zijn er teveel in de stad, ze schijten de boel onder, ze bedelen brutaal als je wat zit te eten en ze maken je aan het schrikken als ze klapwiekend uit het gebladerte opvliegen.
Omdat wij weinig kennis hebben van de motieven en gedragingen van de duivensoort, willen we het beest zo snel mogelijk het huis uit hebben. Hij zou in paniek een vaas bloemen om kunnen gooien of de canapé onder kunnen schijten. Zie dan de schade nog maar eens op iemand te verhalen. We openen daarom de deuren naar de veranda en op zijn gemak – het beest lijkt veel rustiger dan wij – wandelt ie weer naar buiten.
De volgende morgen zit ie op het hek van de veranda met dezelfde blik: ‘Ik ben toch jullie vriend?’
Pas dan zie ik de gekleurde ringen om zijn poten. Het is een postduif die waarschijnlijk de weg is kwijtgeraakt; een jong beest, die te lang achter de vrouwtjes is aangevlogen of een oude duif die gekweld wordt door geheugenstoornissen.
Ik zie dat er cijfers staan op een ring. Voorzichtig kom ik naderbij om het getal te fotograferen. Ik google op ‘postduif gevonden’ en lees op de site van de postduivenvereniging, dat de beste methode is om het beestje in huis te halen en lekker te verwennen, totdat zijn baasje hem komt halen. Het baasje is echter alleen te detecteren als je naast het registratienummer ook over een jaartal beschikt. Dat zie ik nergens.
Een contactpersoon van de vereniging geeft via de mail advies.
‘Geef hem elke dag een handje rijstkorrels en wat water. Dan kan de duif aansterken en op eigen houtje weer naar huis vliegen’.
Na vier dagen is de duif, die wij inmiddels Stef hebben gedoopt, zodanig kind aan huis geworden, dat ik vrees, dat ie voor altijd ons pleegkind zal blijven. Zodra ik me in de tuin vertoon, komt Stef gezellig buurten. Omdat zijn ring is gedraaid is, lukt het me nu om het jaartal te lezen. Door het vindsysteem van de website kom ik op een telefoonnummer in de regio Eindhoven.
Mijnheer Zaadman (!) blijkt een meneer van 80 jaar te zijn die onlangs zijn auto de deur uit heeft gedaan.
‘Ik zou niet weten, meneer, hoe ik ‘em zou moeten halen’.
Als hij mijn aarzelingen hoort, vervolgt hij boos:
‘Wat is dat nou voor moeite om zo’n beest nog een paar dagen wat oud brood te geven!’
Ik stem toe en het lijkt wel of ik buiten blij vleugelgeklepper hoor.
Nog een week lang eet Stef met ons mee. Dan haal ik de voerbakjes binnen.
Na twee dagen zonder eten komt hij nog steeds op bezoek. Als ik die avond in de tuin zit, drentelt hij langdurig om mijn stoel heen en springt op tafel naast mij. Hij gaat nog net niet op schoot zitten.
Daarna hebben we hem niet meer gezien. Stef heeft op zijn eigen manier afscheid genomen.

1

HITTE

Dagelijks

Nu het weer voorbij is, mogen we concluderen, dat we er aardig doorheen zijn gekomen.
Zolang we rustig binnen bleven, de ramen en deuren gesloten en de gordijnen dicht; en zolang we onze bewegingen tot een minimum beperkten, was het uit te houden.
Al snel bij de eerste hittegolf kwam ons crisisteam bij elkaar en stelden we een PHP op (Persoonlijk Hitte Plan).
Een belangrijke maatregel was: in de nacht alle ramen open, overdag alles dicht. Zo slaagden we erin de temperatuur, die we constant monitorden, binnenshuis tot 25 graden te beperken. Dat ging goed, totdat er dagen kwamen dat de thermometer om 23.30 uur nog op 28 graden stond en bij het opstaan om 7.30 uur op 24 graden. De weerlieden spraken over tropische nachten. Dat begrip kreeg opeens hele andere associaties dan palmenstranden, salsamuziek en hete liefdes.
Ik plaatste flesjes met bevroren water voor de ventilator, wat voor een airco-effect zou moeten zorgen, maar in ons geval alleen leidde tot een grote plas water op de slaapkamervloer.
De koelkast, waarvan we de deur regelmatig open lieten staan, was goed gevuld met water en in de kelder hadden we noodbedden geplaatst. Het strijken binnenshuis werd tot nader order niet toegestaan. Ovengerechten waren ten strengste verboden en we stofzuigden alleen het hoognodige, ook omdat de inspanningen begrensd dienden te blijven. Liep ik naar de tweede etage, dan nam ik een pauze op de eerste, een flesje water onder handbereik.
Daar zat ik me dan hoofdschuddend af te vragen hoeveel hittegolven we de komende jaren nog zullen moeten trotseren en me in gedachten te irriteren aan de mensen die de opwarming van de aarde ontkennen. Mocht ik zo’n idioot tegenkomen, dan vrees ik dat ik hem op zijn bek sla.

Onze rhododendron

Aanvankelijk zorgden we in de zwoele avonduren nog voor de planten in de tuin. Maar omdat volgens onze hitte-app het sjouwen met gieters de inspanningsgrens overschreed en de autoriteiten verzochten om geen onnodig water te gebruiken, was er geen andere keuze dan de verdorring maar te accepteren. De varens lagen er na een paar dagen bij alsof er een bom op gevallen was, de rhododendron was een zielig hoopje dor hout. Van een struik van Rhodos had ik overigens meer uithoudingsvermogen verwacht. Waarschijnlijk is hij al teveel geïntegreerd.
Zelf zorgden we er natuurlijk voor, dat we voldoende vocht binnen kregen. Volgens aanwijzingen van het NHP (Nationaal Hitte Plan), controleerden we onze vochthuishouding elke keer aan de kleur van de urine. Dat leverde de nodige discussies op.
Het scheelde, dat we ooit nuttige ervaringen hadden opgedaan in Las Vegas. De 40 graden waar wij daar mee geconfronteerd werden, bracht mij toen op het idee om mijn katoenen hoedje in het vriesvak van onze camper te leggen. Daarna had ik voor tenminste een half uurtje weer een koel hoofd.
Ik moet zeggen: na een aantal dagen begon het te wennen. Zelfs het slapen tijdens de tropische nachten ging me steeds beter af. De belangrijkste leerervaring, zo constateerden we in de evaluatie, is, dat je je moet aanpassen aan de hittegolf. If you can’t beat them, join them. Ik kijk al weer uit naar de volgende.