KOESTER JE IDEALEN
Afgelopen donderdag vond dan eindelijk, na maanden corona-uitstel, de presentatie van mijn boek plaats. Hoge idealen, nederige aanvaarding – Willibrord van Dijk en de vernieuwing van het kloosterleven werd gelanceerd op de enige plek die hiervoor geschikt is: de trappistenabdij Koningshoeven in Tilburg.
Het klooster is door de coronabeleidsmakers aangemerkt als particuliere woning waar maximaal zes gasten mogen worden ontvangen. Daar kwam bij, dat er net twee dagen tevoren een medewerker van de kwekerij besmet was geraakt. De presentatie vond daarom onder de nodige beperkingen plaats. De trappisten, meesters in het zichzelf opleggen van beperkingen, draaiden er hun hand niet voor om. De wereldlijke bijeenkomst werd verplaatst naar de abdijkerk, een gewijde ruimte, die alleen al door zijn kolossale afmetingen bij velen ingetogenheid en stilzwijgen afdwong.
Daar stond ik dan op het presbyterium, de verhoogde ruimte vanwaar de priester de mis leidt. Een plaats bestemd voor monniken, abten en hoogwaardigheidsbekleders. Waar mijn heeroom tot abt werd gewijd, liggend op de grond, de uiterste vorm van nederigheid. Kon ik hier wel spreken over de schade die de strenge regelgeving van de orde had aangericht?
Voor mij zag ik de aanwezigen, verspreid in het gangpad en de koorbanken. De uit hout gesneden heiligen keken van beide zijden toe op mijn familieleden en vrienden. Hoevelen zouden er nog trouw zijn aan de kerk van Rome? Sommigen waren tevoren rondgeleid door een eenvoudige monnik, die later de abt bleek te zijn.
De locatie had één nadeel. De galm in de kerk, zo verbonden met de gregoriaanse zang, was een hinderpaal voor de verstaanbaarheid van de sprekers. Zeker gelet op het grote aantal lijders aan een toenemende doofheid.
Ik had gepolst of de bisschop wellicht bereid zou zijn het eerste exemplaar van het boek in ontvangst te nemen. Tot mijn verrassing stuurde de bisschop zelf direct een positief antwoord, eindigend met: ‘Voor nu veel groeten uit ’s Hertogenbosch. In Christus verbonden. + Gerard de Korte.’
Anders dan in vroeger jaren werd de bisschop ditmaal niet bij de poort opgewacht en in optocht onder een baldakijn naar de kerk geleid. Hij kwam even voor tijd binnenlopen, gekleed in het dagelijkse zwart. Ingegeven door de eerbied voor het coronavirus leek het mij verstandig het boek niet daadwerkelijk te overhandigen. Maar toen het moment daar was vond ik het toch wat overdreven om het boek op de altaartreden te leggen. Alsof het een besmet artikel was en de bisschop daarna onverwijld zijn handen diende te wassen. Het is een bekend ritueel in de kerk, daar niet van. Maar met beide armen gestrekt werd de overhandiging ook corona-proof.
Bij de uitgang kon ieder vervolgens een trappistenbiertje nemen. Broeder Wigbertus zorgde ervoor dat een risicovolle stormloop uitbleef door de gasten per rij te laten opstaan, zoals met de communie.
De nazit vond plaats in een binnentuin, waar de monniken een corona-proof terras hadden ingericht onder hoge bomen die er even gewijd uitzagen als de kerk. Daar kon de verkoop van het boek plaatsvinden; de economie mocht immers niet lijden onder de pandemie. Toen de bisschop zag dat ik voor de kopers een opdracht schreef, wilde hij er ook een. Als toespeling op de titel had ik voor velen Koester je idealen opgeschreven. Dat leek me voor mgr. de Korte toch wat minder geschikt.