Vakantieherinnering (13)

Toscane. Dat is het paradijs op aarde, zo hoorden we uit verhalen van collega’s en vrienden. En dus zochten G. en ik in 2005 een mooie vakantiewoning uit op internet. Vrij gelegen, dat was zo’n beetje het belangrijkste criterium bij de keuze. Zo kwamen we uit bij een huisje met de vertrouwen wekkende naam Casa Rustica. Een stuk buiten het dorp Castelmuzio stuurde ik onze VW Golf over een bochtige grindweg omlaag. Het pad zat vol niet te vermijden diepe kuilen. Terwijl we van links naar rechts geschud werden, kwam me opeens een zin te boven die ik ergens op de site had gelezen: niet geschikt voor laagverende auto’s.
‘Hebben wij een laagverende auto?’
‘Wat is dat?’, vroeg G. ‘Kijk uit!’
‘Geen idee’.
We hobbelden een olijfgaard binnen. Ik moest denken aan Jezus op de avond voor zijn kruisiging. Het grindpad werd vlakker en aan het einde zagen we een roze woning tussen het grijsgroen. Mij vielen direct de grote plaatijzeren deuren en luiken op. Dat stelde me gerust. De woning leek me inbrekerproof. Een ouder echtpaar legde ons in vlot Italiaans de werking van de geiser uit. Er was ook nog iets met de elettricità, maar dat ontging mij geheel.

Nadat het paar vertrokken was stonden we voldaan in de tuin. De stilte om ons heen was immens. Casa Rustica, dit was het beloofde paradijs. We keken uit over het heuvelland met cypressen, olijfgaarden, de torens van een stadje aan de horizon. Langs de rand van de tuin liep een bontgekleurde fazant voorbij. Er stonden enkele vijgenbomen. Ik herkende deze aan het blad. Ik kreeg de neiging om te kijken of zo’n schaamblad mij zou passen.
Die avond begon het te regenen. Omdat de kamer direct onder het dak lag, voelde het vertrouwd, alsof we in een tent zaten. De wind trok aan. Halverwege die eerste nacht werd ik wakker. Er klopte iemand tweemaal op de buitendeur. Ik zat onmiddellijk recht overeind. G. had het ook gehoord. Wat was er aan de hand, waarom kwam er iemand op dit uur naar deze verlaten plek? Er werd nogmaals geklopt. Mijn hart bonsde in mijn keel. Was die plaatstalen deur er niet voor niets? Hadden we niet ook de stalen luiken voor de ramen dicht moeten doen? Er woonde geen mens in de buurt. Daarna hoorden we alleen nog de regen en de wind. Het duurde lang voor mijn adem weer op rust kwam.

De volgende morgen zag het leven er stralend uit. Ik kon me niet voorstellen dat ik bang was geweest. De tweede nacht werden we niet gewekt. Pas toen het licht was, klonken er vlak naast ons huis geweerschoten. Twee doffe klappen vlak na elkaar. Voorzichtig keek ik door een gordijn, de luiken hadden we toch maar opengelaten. Terwijl er nieuwe schoten galmden, zag ik verschillende fazanten opgewonden wegschieten. De vorige dag hadden we her en der langwerpige rode en blauwe hulzen gezien en bordjes Divieto caccia. Zelfs voor ons Nederlanders was het duidelijk dat het hier verboden was om te jagen. ‘Welkom in Italië’, zei ik tegen G.