Schrijven, Lezen, Leven.
0

SUIKERGOED EN VALSE PIJN

Dagelijks
Wij ontvingen een mail van de Waardekaart. Onder de titel Wordt dit ook voor jou de laatste witte kerst?  wil de afzender ons verleiden om mee te doen aan een suikerarm 2014:
‘Geraffineerde suiker wordt echt overal aan toegevoegd. Zoveel suiker heb je helemaal niet nodig. De bewijzen dat suiker echt slecht is voor het lichaam stapelen zich op. Suiker verstoort een evenwichtige opname van vitaminen en mineralen in je darmen en draagt bij aan: hyperactiviteit, astma, artritis, darmklachten, concentratieproblemen, vermoeidheid, verminderde weerstand, stemmingswisselingen, stress, diabetes, vitamine- en mineralentekort, zenuwziekten, migraine, stofwisselingsziekten, nierziekten……om er maar een paar te noemen’.
Let vooral op de laatste woorden achter de puntjes.

Het pleidooi mondt uit in een uitnodiging om je aan te melden voor de cursus ‘Natuurlijk Suikervrij!’ van het online platform Miss Natural. Deze cursus ‘neemt je 40 dagen aan de hand en leert je  alles over een suikervrij leven’.
Miss Natural wil niet alleen, dat je beter gaat zorgen voor je eigen lichaam. Er is ook nog een overstijgend ideaal. Door minder suiker te eten draag je namelijk bij ‘aan een grotere beschikbaarheid van landbouwgrond voor gezonde voeding’. Dat lijkt mij een mooi doel. Wie kan daar tegen zijn? Fidel Castro misschien, want die moet dan iets anders prakkizeren.
De Waardekaart is een voordeelpas, waarmee je korting krijgt op producten, ‘die waarde hechten aan mens, dier en milieu en daarom zorgen voor een betere wereld’. Met andere woorden, het gaat om marketing van duurzame producten. Wat mij betreft mogen die producten veel meer onder de aandacht gebracht worden. Maar, zo vraag ik me af, hebben zij bij Miss Natural en de Waardekaart wel eens gehoord van hoe je consumenten kan verleiden om producten te kopen?
Ooit wel eens een autofabrikant meegemaakt die zijn auto aanprijst door te waarschuwen, dat er binnenkort een wiel van je auto loopt? Of dat je midden op de snelweg door de bodem zakt? Of een wasmiddelenfabrikant die allergieën met nare uitslag en etterende builen voorspelt als je je huidige wasmiddel blijft gebruiken?

Juffrouw Natuurlijk wil dat we ons aanmelden voor de cursus om ons gedrag te veranderen. Zij probeert dit te bereiken door de gevaren van bestaand gedrag uit te vergroten. Deze campagne is op angsthazen gericht.
Uit de veranderkunde is bekend, dat mensen open staan voor een verandering als deze aansluit bij een belangrijke waarde (‘ik vind gezond eten heel belangrijk’) en bij een behoefte (‘ik zou wel wat minder suiker willen gebruiken’). Op die manier kan je mensen interesseren voor een cursus. Als de interesse is gewekt, komt er daarna nog wel wat bij kijken om mensen uiteindelijk tot koop te bewegen. Waarschuwingen en dreigementen (zie de voorlichting over alcoholmisbruik, roken, vuurwerk, etc.) hebben op zijn best alleen kennis overgebracht, maar niet tot gedragsverandering geleid.
Ik hou zelf van koekjes bij de koffie, snoepjes bij de thee, engelse dropjes tussendoor, gezoete drinkyoghurt en rijstepap met suiker. Dus een mensenkenner zal in mijn argumenten onmiddellijk de weerstand herkennen tegen verandering op dit vlak. Daar wil ik nog wel in meegaan. Maar als dat voor mij geldt, geldt dat voor veel meer mensen.

Los hiervan heb ik nog enkele vragen.
Stel nu, dat ik me aanmeld voor de cursus en keurig mijn gedrag verander. Is het daarmee afgelopen? Of ontvang ik daarna een uitnodiging voor een cursus Minder Zout, een zelfhulpboek Een Beter Leven met Onverzadigde Vetzuren, Lol zonder Alcohol, enz.? Kortom, wanneer houdt het op?
In het nieuws word je overstelpt door berichten over welke voeding schadelijk is voor de gezondheid. Wat moet je geloven, wie kun je geloven?
Ik hou me vooralsnog maar bij de Schijf van Vijf, met veel groenten en steeds minder vlees. En een beetje suiker om van te genieten. Want wie niet geniet, krijgt eerder concentratieproblemen, vermoeidheid, stemmingswisselingen en in ieder geval de meest uiteenlopende zenuwziekten.

0

IT’S NOW OR NEVER

Herinnering, Muziek
Sommige dingen moet je eenmaal in je leven doen, ook al voel je er aanvankelijk niet zoveel voor. Campari drinken bijvoorbeeld. Dat kon ik op mijn 21e afvinken. Mijn snor laten staan deed ik een paar jaar later, in jeugdige onbevangenheid. Maar het zou nog tot mijn veertigste duren voor ik mij aan karaoke waagde. Met onverwachte gevolgen.
We kampeerden met onze nog jonge kinderen op een kasteelcamping in Bretagne. De kinderen wilden graag naar een karaoke-avond. ‘Ik ga wel met jullie mee’, zei ik, ‘maar ik ga niet zingen’ voegde ik er resoluut aan toe.
Het evenement vond plaats in een grote, rechthoekige zaal van het landhuis, dat bij de camping hoorde. Aan alle vier de zijden stonden tafels en stoelen opgesteld. In de lege ruimte in het midden waren een televisiescherm, een recorder en een microfoon geplaatst. De avond werd ons aangeboden door pastisbrouwer Ricard. Een goed gebruinde jongeman met de naam van de firma op zijn shirt verwelkomde ons met een brede glimlach. Hij deelde een lijst uit met liedjes die gezongen konden worden. Deze zag er uit als de menukaart van een jukebox met nummers als A 151 en B 212. De zaal was goed gevuld met campinggasten, vooral jongeren en moeders met kinderen. Blijkbaar was dit geen festijn voor vaders.
De animo om te zingen bleek aanvankelijk niet zo groot, zodat de Ricard-man zelf de eerste nummers voor zijn rekening nam. Het ijs werd gebroken door een jonge vrouw, die na Tous les garçons et les filles de mon age van Françoise Hardy luid werd toegejuicht. Daarna volgden meer gasten. Ze zongen staccato en soms te snel de regels die op het scherm verschenen. Na afloop kreeg iedere zanger een miniflesje Ricard, een aansteker of een pet van Ricard mee.
‘Als jij iets zou zingen, welk lied zou jij dan uitkiezen?’, vroeg zoon E. Ik liet mijn blik langs de nummers glijden. ‘All my loving’, denk ik. Het begon te kriebelen bij mij. Dat zingen moest toch niet zo moeilijk zijn.
‘Je gaat toch niet echt meedoen?’, vroeg A, de andere zoon. Het was mij niet duidelijk of dit hem met zorg of bewondering vervulde.
Toen het een paar ogenblikken duurde voordat de volgende zanger zich aandiende, stond ik op en stapte met bonzend hart de lege ruimte in. De microfoon die de Ricard-man mij gaf voelde zwaar aan. Hij startte het apparaat. All my loving begint zonder intro, dus voor Close your eyes and I’ll kiss you  was ik te laat. Daarna kwam ik er snel in.
‘Olluh mai lovingk, c’est formidable’, kraaide de presentator na afloop in de microfoon, terwijl hij me een aansteker en een flesje meegaf.
In de pauze kwam er een kleine vrouw op mij af. Verlegen vroeg ze of ik samen met haar iets wilde zingen. ‘Bien sur’, antwoordde ik, ‘quel numéro’. Ze wees op Da doo ron ron. ‘Okay, à bientôt’.
‘Je gaat toch niet met haar zingen’, vroeg A ontsteld. ‘Die vrouw kan helemaal niet zingen, dat zie je zo’.
Even later stond ik met de française in het midden. Ze tuurde geconcentreerd naar het scherm, bang om een fout te maken. Ik vond het al zo vanzelfsprekend gaan, dat ik rustig om mij heen keek.
Niet lang daarna stond er opnieuw een vrouw voor me.
‘Voulez-vous chanter avec moi?’, was haar vraag. Het ontbrak er nog aan dat ze ce soir aan haar vraag toevoegde. Ze zag er prachtig uit. Ze had wat weg van zangeres Vicky Leandros (Ich hab’die Liebe gesehen beim ersten Blick in deinen Augen). Ooit hadden mijn huisgenoten op de studentenflat tegen mij gezegd, dat ik met die woorden naar Vicky Leandros keek.
Ik liet genereus de keuze van het lied aan de franse vrouw over. Het werd It’s now or never.
‘Eh voilà, un autre couple, un autre duo’, kondigde circusdirecteur Ricard aan.
It’s now or never, come hold me tight. Kiss me my darling, be mine tonight. We klonken prachtig samen door de zaal. Ik keek de française niet veel aan. Ik wilde voorkomen, dat ze de woorden letterlijk zou opvatten. Of kwam die gedachte alleen in mijn hoofd op? Ik twijfelde of ik na afloop haar zou zoenen. Ze glimlachte toen we elkaar een hand gaven.
Ik keerde met flesjes en aanstekers terug bij ons tafeltje. Daarna moest ik een volgende vrouw teleurstellen. De Ricard-man vond het welletjes. In de drukte bij het verlaten van de zaal zocht ik Vicky Leandros. Ik zag haar nergens meer. 
Teruglopend naar de tent waren mijn zoontjes het niet eens over de verdeling van de flesjes en de aanstekers. Eén flesje was bovendien al aangebroken – rara, wie had dat gedaan?
Ik stond weer met beide benen op de grond.
 
 
 
 
 
0

OUDEREN RIJDEN STEEDS VAKER DOOR ROOD

Dagelijks
 
 
OUDEREN RIJDEN STEEDS VAKER DOOR ROOD
 
Forse toename ongevallen
 
Hilversum – Oudere voetgangers en fietsers negeren steeds vaker  rode verkeerslichten. Het aantal ongelukken vanwege het niet stoppen voor een rood licht is de afgelopen drie jaar gestegen met 90%. Dit blijkt uit cijfers van Veilig Verkeer Nederland.
 
 
 
Dit is een verzonnen krantenbericht, maar als mijn indrukken niet bedriegen, kunnen we een dergelijk bericht de komende jaren verwachten.
Door rood licht gaan komt al jaren op grote schaal onder fietsers en voetgangers voor. Waarom wachten als er geen verkeer komt? Bovendien hebben we een hekel aan regels die anderen ons opleggen. We kunnen zelf wel bepalen of we veilig voor onszelf en voor anderen kunnen oversteken.
De gezagsgetrouwe ouderen, voor de oorlog geboren, waren tot nu toe een uitzondering. Zij bleven keurig wachten op het groene licht.  Nu ook de naoorlogse generatie, gewend aan autonomie en eigen keuzes, oud wordt, zullen ook ouderen steeds vaker rode stoplichten negeren, met alle risico’s van dien. Want ouderen horen niet alleen slechter, zij zien slechter en hun reactievermogen is een stuk minder dan van de jonge student, die – ‘foutje, sorry!’ – op zijn omafiets behendig met een boogje een andere fietser ontwijkt. En dan heb ik het nog maar even niet over de electrisch voortgedreven fietser die in hoge snelheid even niet oplet of over de scootmobielrijders, die overal doorheendenderen omdat anderen maar rekening met hun handicap moeten houden.
Een paar jaar geleden al zag ik kardinaal Simonis in Utrecht op de hoek van de Maliebaan en de Nachtegaalstraat over een zebrapad fietsen en daarbij een rood voetgangerslicht negeren. Meer dan alle bovenvermelde voorbeelden heeft dat mijn ogen geopend. Hier is een niet meer te stuiten trend ingezet met gevaarlijke kanten.
Ooit werd ik na het rijden door een rood licht aangehouden door een agent van de motorbrigade. Het was een frisse maandagmorgen. De agent gespte het riempje van zijn helm los, als om zich een wat vriendelijker uiterlijk te geven, maar hij hield de helm op. Hij wreef zijn gehandschoende handen. Het was zo’n ochtend waarop de adem zichtbaar de mond verlaat. Ik kon niet ontkennen dat ik tegen de verkeersregels gezondigd had. De motoragent was echter in een milde stemming. Hij vertelde dat men besloten had om niet meteen tot bekeuring over te gaan, maar om eerst een motiverend praatje te houden. Ik ontspande direct en wachtte vol goede moed zijn motiverend praatje af. Dat bleek wat anders van inhoud dan de motiverende gespreksvoering die ik vanuit de hulpverlening ken. Eigenlijk was het gewoon een ouderwetse preek. De kern van zijn betoog was, dat ik als volwassene een verantwoordelijkheid draag naar ‘de jeugd’. En dat de jeugd mijn slechte voorbeeld zou volgen. Ik bracht ertegenin, dat ik het lang had volgehouden om te wachten voor rood, maar dat er meermalen jongere fietsers achter tegen mijn spatbord gebotst waren omdat ze niet verwachten dat er ook maar iemand blijft staan voor het verkeerslicht. Dit sloeg even een bresje in zijn praatje. Hij bleef echter zijn best doen. Het kwam mij voor dat het besluit tot het houden van het motiverende praatje nog vrij vers was.
Hoe kunnen we bevorderen, dat weggebruikers het rode stoplicht respecteren?
De beste maatregel lijkt mij dat het aantal verkeerslichten met tenminste 50% verminderd wordt. Dat zal  de eigen verantwoordelijkheid en oplettendheid van eenieder aanzienlijk verhogen. Op kruispunten met veel verkeer kunnen verkeersregelaars uitkomst bieden, zoals recente ervaringen in het Utrechtse stationsgebied laten zien.
Voor ouderen kan overwogen worden om het SH plaatje voor SlechtHorenden weer verplicht te stellen (deze plaatjes zijn voor € 7,62 te koop bij de Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden).
Laten we dan gelijk maar plaatjes invoeren met SZ (slechtzien) en ET (eigengereide types).
Veilig Verkeer Nederland overweegt een harde voorlichtingscampagne (‘door rood rijden kan dodelijk zijn’ met afschrikwekkende foto’s). Zolang die campagne er nog niet is, wil ik mijn verantwoordelijkheid als blogschrijver nemen. Vandaar dit motiverende praatje.
0

SLIMME OPLOSSINGEN

Dagelijks
Onder het avondeten vertelde mijn vrouw over een vraagstuk op haar werk.
‘Hebben jullie de analytische competenties om voorspellende inzichten uit data te halen?’, vroeg ik haar.
‘Wat bedoel je?’, vroeg G.
‘Zijn jullie in staat te transformeren naar een organisatie die actief waarde haalt uit informatie en op basis daarvan slimme beslissingen neemt?’, vroeg ik verder.
Haar gezicht betrok nu.
‘En kunnen jullie dan vanuit het samenspel van mensen, processen en technologie geavanceerde analysetechnieken toepassen, die bijdragen aan waardenbesparingen én creatie?’
‘Wat is er met jou aan de hand?’
‘Ik citeer uit een reclame die ik net op de radio hoorde’.
Ik was aan het koken. Dan luister ik meestal naar het Radio 1 Journaal. Ik had me net afgevraagd of een lijk van tien jaar oud nog geur zou afgeven, toen in het reclameblok een zelfverzekerde mannenstem verkondigde hoe de experts van Cap Gemini bijdragen aan waardenbesparingen én creatie. ‘Kijk hoe wij dit waarmaken op capgemini.nl’, gevolgd door de afsluiter: ‘Cap Gemini, people matter, results count’. Ter herinnering: Cap Gemini is het ICT-bedrijf dat een jaar geleden zo’n 350 medewerkers ontsloeg en aan de oudere medewerkers vroeg om vrijwillig 10% salaris in te leveren. Waarschijnlijk wordt dit bedoeld met slimme oplossingen.
Ook Athlon Carlease en andere dienstverleners adverteren met slimme keuzes. Detacheringsbureau Yacht heeft alweer een nieuwe term geïntroduceerd: wendbaarheid. Terwijl ik in de keuken mijn best doe op een champignonsaus, begint er op de radio een stel te bekvechten. De man introduceert een probleem, waarop de vrouw als een kapotte grammofoonplaat blijft roepen: ‘je moet schakelen! Je moet schakelen!’
Ach, reclames inspreken is ook maar een baantje.
Op televisie bestaan de reclameboodschappen nog wel eens uit grappige filmpjes. Daar kan je op stemmen als je ze leuk vindt. Radioreclame is niet leuk. De reclame is teveel afhankelijk van de tekst. Daarom hoor je regelmatig Groningse of Haagse accenten. Sommige stemmen hoor je in diverse reclames, zoals die kolossale mannenstem die uitroept: ‘Zuid-Limburg! Je zal er maar wonen!’.
Mijn sympathie gaat uit naar de Stichting Wakker Dier. Die hebben de term ‘plofkip’ uitgevonden. Een woord dat alles zegt. Een slimme reclame mag je wel zeggen.
De feestmaand december is in aantocht. We kunnen ons daarom weer verheugen op de spotjes voor goede doelen. Al een paar jaar lang worden we in die maand dagelijks veelvuldig geteisterd door de reclame van de stichting MS Research. Bekende nederlanders van onbesproken gedrag roepen op om het werk van de stichting financieel te ondersteunen. Vanwege de moeilijke combinatie van s’en en r’en in de naam hebben ze daartoe vooral nieuwslezers ingeschakeld, zoals Gijs Wanders, Maartje van Wegen en Rob Trip.
Uit narrigheid heb ik een keer een mail naar de stichting gestuurd. Dat ik het doel van de fondsenwerving nobel vind, maar dat geen haar op mijn hoofd erover piekert om maar één cent te doneren aan een club die zoveel van zijn verzamelde geld weer aan radioreclames uitgeeft. Ik kreeg een keurig antwoord terug over het belang van het werk en over de goedkeuring van de accountant.
Waarschijnlijk hebben ze een duurbetaalde expert van Cap Gemini in huis gehad om te adviseren over waardencreatie.
 
0

HERFSTGEDACHTEN

Dagelijks
Voor ons huis staan hoge platanen. Huizenhoog is het woord, dat hier wel op zijn plaats is, want de bomen steken ruimschoots boven de hoge daken uit. In de zomer bieden de platanen koelte in huis. In de herfst moeten we aan het werk. Dan dwarrelen de bladeren in grote aantallen op het dak en verstoppen de goten en de randen van de dakramen. Als ik het blad niet verwijder, dan wordt  het regenwater bij een forse bui niet snel genoeg afgevoerd. Dan zoekt het water zijn weg onder de pannen en druppelt het ergens op zolder naar beneden.

Daarom stap ik in de herfst regelmatig uit het raam op de tweede verdieping aan de achterzijde. Via een klein balkonnetje klim ik vervolgens op de dakkapel. Vandaaraf kan ik de bladeren van dakraam 1 verwijderen. Daarna stap ik langs de dakgoot naar dakraam 2. Een klein, maar stevig randje biedt mijn handen houvast. Zo balancerend en me uitrekkend op die dakgoot kan ik de meeste bladeren verwijderen.
Dat balanceren heb ik ooit geleerd tijdens het plukken van gieser wildemannen in de tuin van het ouderlijk huis. Om de peren, die aan de buitenkant van de boom hingen, te kunnen plukken, ging ik met één been op de ladder staan. Me vooroverbuigend, met de grijze, veelvuldig verstelde plukschort vol met oogst vervaarlijk bungelend om mijn nek, haalde ik dan met de ene hand een tak naar mij toe om met de andere hand de peren te kunnen plukken. Ik stelde me wel eens voor, dat ik geïnterviewd zou  worden over deze acrobatische wijze van plukken. ‘Als ik niet bij de peer kan, dan moet de peer maar naar mij toe komen’, had ik dan als leidend motief willen meegeven. Dat er nooit eens een langsfietsende journalist is gestopt om mij te interviewen, is wellicht een van de dieperliggende gronden achter dit blog.
In het ruimen van de herfstbladeren word ik door hetzelfde motief geleid. Elk blad is voor mij een uitdaging. Het risico vind ik aanvaardbaar, al ligt bij nat weer een uitglijder altijd op de loer. Schoenen met gladde zolen zijn vanuit arbo-perspectief dan ook niet aan te raden. Drie meter onder mij is een balkon. Naar beneden vallen is dan één ding. Maar je zult zien, dat, als je daar beneden op apegapen ligt, er net wel een journalist langs komt.

De afgelopen week heb ik vijf aangestampte gft-bakken van 40 liter vol bruin blad-in-ontbinding van het dak gehaald. Zoveel gft-bakken heb ik natuurlijk niet. Daarom loop ik iedere keer als de bak vol is naar de straat beneden en stort de inhoud aan de voet van de platanen uit. De bladeren gaan terug naar waar ze vandaan komen. Ze vormen nieuw voedsel voor de bomen. Ik hou mijzelf voor, dat ik op deze wijze bijdraag aan een zinvolle kringloop. Het vochtige weer helpt hierbij.
Der graue Nebel tropft so still herab auf Feld und Heide
Als ob der Himmel weinen will in übergrossen Leide

(Hermann Allmers, Spätherbst, op muziek gezet door Johannes Brahms).

Dat klinkt toch bijna even mooi als Het is weer voorbij die mooie zomer van Gerard Cox (die ’s nachts allang weer zijn pyjama aanheeft).
Maar de tip van deze week is toch Herbst van Franz Schubert (tekst Ludwig Rellstab). Dat is romantiek zoals romantiek bedoeld is:
http://youtu.be/1oJWk3DschM

Van alles wat ik ooit nog een keer zou willen zingen, en dat is veel, gooit dit lied hoge ogen. Mocht ik dit eens kunnen uitvoeren, dan zou mijn leven weer een stukje rijker zijn.

Ach, wie die Gestirne am Himmel entfliehn
So sinket die Hoffnung des Lebens dahin!
Kalt über den Hügel, rauscht, Winde, dahin!
So sterben die Rosen der Liebe dahin

Ik kan het ook niet helpen, maar dit soort dingen komt in mij op als ik  daar bovenop de dakgoot sta.

0

DOKTER, IK VOEL WAT

Dagelijks

’’Goedemiddag dames en heren, vanmiddag gaat het college over hypochondrie.
Als je een hypochonder bent, dan denk je dat je een ziekte hebt terwijl dat niet zo is. Denk bijvoorbeeld aan de man die doodsbenauwd op een stoel blijft zitten, omdat hij ervan overtuigd is dat hij een hartaanval krijgt als ie opstaat. Of aan de vrouw die in elk lichaamsvlekje het begin van een tumor ziet. Een echte hypochonder houdt vast aan het idee van de ziekte, ook al hebben doktoren niets kunnen vinden.
Voor het vaststellen van de DSM-classificatie hypochondrie moet de patiënt lijden aan zijn (niet-bestaande) ziekte en de gevolgen hiervan. Het lijden moet gedurende meer dan zes maanden zijn leven ontwrichten en niet te verklaren zijn vanuit een angst- of paniekstoornis. Comorbiditeit met depressies komt regelmatig voor.

Cognitieve gedragstherapie was jarenlang de aangewezen behandelmethode, de laatste jaren verschijnen meer onderzoeken over de effectiviteit van SSRI’s, zoals fluoxetine en fluvoxamine. Hypochonders zijn doorlopend en op een dwangmatige manier met hun lichaam bezig. Het merkwaardige is dat zij vaak artsen bezoeken, maar even vaak de arts niet geloven.
Kijkt u vooral nog even naar de casuïstiek in de collegedictaten. Het zou zo maar kunnen dat ik hier op het examen nog een vraag over stel. Het zou ook een vrije opdracht over de profylaxe kunnen worden.
Zoals met veel psychiatrische stoornissen het geval is, zijn het vooral de ernst en het hardnekkige karakter die de symptomen tot een stoornis maken. Iedereen, en zeker jullie als studenten medicijnen, kent het verschijnsel, dat je hoort of leest over een ziekte en dat je dan opeens de symptomen gaat voelen. Ik hoop maar dat u na afloop van dit college niet bij uzelf een hypochondrische geaardheid constateert.
Ik mag hier geen patiënten meer demonstreren, dus ik zal een voorbeeld uit eigen ervaring geven.
Ik had een keer een hardnekkige pijn aan de linkerkant van mijn borst. Het leek bovendien alsof mijn hart in een hoger tempo sloeg. Hoe meer ik erop lette, hoe meer ik dit voelde. Ik raadpleegde mijn huisarts. Die concludeerde na onderzoek dat het naar alle waarschijnlijkheid om spierpijn ging. Hij vertelde er nog bij, dat patiënten die pijn in de borst voelen, dat in 90% van de gevallen aan de linkerkant voelen en maar zelden aan de rechterkant.
Mensen zijn rare wezens, dat blijkt maar weer.

Patiënten met een hypochondrische gevoeligheid kunnen maar beter niet op internet rondkijken. Dat is een broedplaats van de meest enge ziekten, negatieve ervaringen, verkeerd afgelopen operaties en vreselijke bijwerkingen van medicijnen. Genoeg redenen voor de hypochonder om naar de huisarts te snellen en te laten weten welke bewijzen er op internet staan. Voor dit soort mensen zou er een slotje op medische websites moeten komen. Als u hiervoor gevoelig bent mijd dan ook tv-programma’s over bacterieën in uw gootsteen of over de ESBL-bacterie in kippenvlees of over welke bacterie met een afkorting van vier letters dan ook.
Met apothekers moet je trouwens ook uitkijken. Bij mijn apotheker hangt een informatiescherm, waarop wachtende klanten aardige weetjes en nuttige tips kunnen lezen. Toen ik daar een paar maanden geleden was, las ik het advies om na een stoelgang altijd achterom te kijken. Aangezien ik het belangrijk vind om erger te voorkomen, bestudeer ik nu elke dag langdurig en met grote aandacht mijn ontlasting. Soms, als ik iets verdachts meen te zien,  haal ik er een vergrootglas bij. Je kunt immers niet nauwkeurig genoeg zijn. Veel hoop heb ik er overigens nog niet van gekregen.
Volgende week behandelen we de somatoforme stoornissen. Leest u alsjeblieft alvast de bijbehorende artikelen in het dictaat hierover.
Zijn er voor dit moment nog opmerkingen of vragen?
Desgewenst kunt u een anonieme reactie op mijn website plaatsen. Als u het liever persoonlijk houdt, mail me dan. U ontvangt altijd een antwoord. Dank voor uw aandacht en tot volgende week.’’

0

EEN KWESTIE VAN CENTEN

Herinnering
In de nazomer van 1970 reed ik op een zondagavond met mijn blauwe Tomos van het ouderlijk huis in Vleuten naar mijn studentenkamer in Utrecht. De avondlucht voelde aangenaam fris. Achter mij in het westen verdween het laatste licht. De lantaarnpalen waren ontstoken.
Halverwege werd ik aangehouden door twee agenten.
Of ik wel wist, dat mijn achterlicht het niet deed. En of ik besefte in welke gevaren ik mij begaf. ‘U bent daarmee in overtreding’.
Dat ‘u’ vond ik raar klinken. Beide mannen waren veel ouder dan ik. Ik raakte bovendien geïrriteerd, want ik vreesde een bekeuring. Met de belofte, dat ik het licht de volgende dag direct zou herstellen en dat ik bereid was om dit op het bureau te laten controleren, probeerde ik het onheil te voorkomen.
Zij keken mij vanonder hun pet vastberaden aan. Een van hen pakte zijn bonboekje.
‘Komt u het morgen maar even laten zien, dan kunt u gelijk uw bekeuring van vijf gulden afrekenen.’
Ik moest mij beheersen om niet uit te vallen.
Als 18-jarige vond ik het in hoge mate onrechtvaardig dat ik moest boeten voor iets waarvan ik geen weet had. Daarnaast was ik van mening, dat er voor de politie op zondagavond wel betere dingen te doen waren dan het bekeuren van arme studentjes. Ik stond hierbij in een familietraditie. Het dorpsblad in Vleuten had ooit een ingezonden brief van mijn broer gepubliceerd, waarin hij kritiek had geuit op het functioneren van de politie. Dat was aanleiding geweest voor een corrigerend gesprek in onze huiskamer. Ik veronderstelde dat mijn ouders een herhaling niet op prijs zouden stellen.
Toen de agent uitgeschreven was, pakte ik zonder iets te zeggen de bon aan.
Ik zon op wraak.
De volgende dag wisselde ik op het postkantoor vijf gulden om in vijfhonderd centen, keurig verpakt in twintig papieren rolletjes van vijfentwintig centen elk. Ik vouwde de rolletjes open en deed alle munten bij elkaar in een plastic zakje. Met dat gewichtige bedrag in mijn jaszak ging ik op weg naar het politiebureau.
Ik werd in een kleine ruimte ontvangen door een blonde agent. Hij zat in zijn blauwe uniformoverhemd achter een bureau. Zonder pet zag hij er uiterst vriendelijk uit. Ik overhandigde hem de bekeuring en het zakje met de vijfhonderd centen. Zijn gezicht betrok.
‘Dus u wilt uw boete in eh…..centen afrekenen?’. Ongeloof en verontwaardiging streden bij hem om voorrang. Na enkele tellen stond hij zonder iets te zeggen op en verdween door een deur achter hem.
Ik ging zitten op een van de stoelen langs de wand van het kleine kantoor. Aan de wand hingen opsporingsposters en een kaart van de gemeente. Mijn hart bonsde. Een wandklok tikte.
De deur achter het bureau zwaaide weer open. Er kwam een oudere agent binnen, gevolgd door de blonde  collega. ‘Ik heb gehoord dat u uw boete hiermee wilt afrekenen’. Hij hield het zakje tussen duim en wijsvinger omhoog, alsof er een nog warme drol in zat. ‘Dat kan in Nederland niet. Volgens de regels mag je je boete maar met een beperkt aantal centen, dubbeltjes enz. voldoen.’ Hij keek me strak aan. Hij had zware wenkbrauwen, waar aan beide kanten een paar langere haren uitsprongen. Hij zag eruit als een conrector die niet van plan was om met zich te laten sollen.
Ik had nog nooit van regels voor het betalen van een boete gehoord. Ik geloofde er niets van.
‘Volgens mij is een cent nog altijd een wettig betaalmiddel. Mag ik…’
Ik wilde vragen waar ik die regels zou kunnen vinden, maar de agent was me voor.
‘Dat klopt, maar’, zijn toon werd nu harder en venijniger, hij sprak elk woord langzaam uit alsof ik doof was, ‘ik heb u net uitgelegd, dat u niet op deze wijze uw boete kunt voldoen, zo zijn de regels’. Hij reikte mij de zak met centen aan.
Ik kreeg sterk de indruk dat ik er beter aan deed het Bevoegd Gezag niet verder te irriteren. Ik hield mijn vraag voor me, haalde mijn portemonnee uit mijn kontzak en overhandigde een briefje van vijf gulden. Buiten voor het raam liet ik mijn Tomos nog een tijdje luidruchtig stationair draaien.
Die avond zat ik op mijn kamertje de centen te verdelen in hoopjes van vijfentwintig. De papiertjes waarin de centen waren geleverd had ik bewaard. Het kostte me de nodige moeite om er weer strak verpakte rolletjes van te maken. Ik hoopte maar dat ik bij teruggave op het postkantoor niet dezelfde kassière zou ontmoeten.
 
 
 
0

LIEBE, FREUDE UND FREIHEIT

Reizen

Kan je medelijden hebben met een staat?
G en ik waren de afgelopen week in Wenen. Halverwege de derde dag gebruikten we de zelf meegebrachte lunch op een bankje in de Belvedere Garten, vlakbij het kasteel Oberes Belvedere.
Wenen staat vol met kastelen en paleizen uit de negentiende eeuw en daarvoor. Het ene gebouw nog mooier dan het andere. Het is de uitdrukking van de toenmalige macht en rijkdom van het Habsburgse rijk.
Hoe kan het, vroeg ik me af tijdens het broodje kaas, dat een land dat honderd jaar geleden tot de machtigste landen van Europa hoorde, nu een kleine EU-staat is met beperkte invloed? Oostenrijk heeft weliswaar in de vorige eeuw twee oorlogen verloren. Maar dat geldt voor Duitsland ook. Beide keren heeft Duitsland zich weer opgericht. Het is nu de machtigste natie binnen de Europese Unie. Hoe kon het Oostenrijkse keizerrijk als een plumpudding in elkaar zakken? Of, om een vergelijking te gebruiken geïnspireerd door een bekende inwoner van Wenen, Prof. Dr. S. Freud: hoe kon zo’n fier opgeheven lid verschrompelen tot een rimpelig ouwemanslulletje?
Wenen leeft van het verleden en van de toeristen die zich in de fiakers laten rondrijden. De Donau is al lang zo blauw niet meer. Udo Jürgens, de enige Oostenrijkse winnaar van het Eurovisie Songfestival (Merci, Cherie), is al jaren passé. De Wiener Schnitzel met zijn van braadvet doortrokken paneerlaag is de paria van de culinaire wereld, om over de prestaties van het Oostenrijks voetbalelftal maar te zwijgen. Krijgen Oostenrijkse politici internationale bekendheid (Kurt Waldeim, Jörg Haider), dan blijkt er een verkeerd geurtje omheen te hangen.

Wat is er misgegaan in de afgelopen eeuw?
De vraag stellen is gemakkelijker dan deze te beantwoorden, bedacht ik even later lopend tussen de standbeelden van componisten in het Stadtpark.
Blijkbaar was het Habsburgse rijk gevestigd op de macht van het wapen, de adel en de bureaucratie en te weinig op een goed draaiende economie. Alleen van Milka repen en Doppelmayr skiliften word je niet rijk.  Bovendien ging in het Wenen van 1900 de bovenlaag van het volk  teveel naar het bal, de theaters, het vertier. Tegelijkertijd was er sprake van melancholische trekken. Ik las in Wenen de verhalen van Arthur Schnitzler. Ze spelen rond die eeuwwisseling en in elk verhaal speelt zelfmoord een rol. (Sinds de toetreding van Oostenrijk tot de EU gaan de suicidecijfers naar beneden tot gemiddeld europees niveau).

Valt er verder nog iets positiefs over Oostenrijk te melden?
Jazeker. Op onze eerste dag in Wenen belandden wij op zondagmorgen onverwachts in een feestelijke hoogmis in de Augustinerkirche. We liepen in den beginne nog wat doelloos door de stad en zagen de aankondiging van de mis inclusief de uitvoering van de Messa di Gloria van Puccini. Een half uur te vroeg, maar nog juist op tijd vonden we een zitplaats. Even later vulden zich de gangpaden, de trappen van de zijaltaren en waar er ook maar iemand kon staan of leunen, met gelovigen en ongelovigen.
Om vijf over elf kwam er een processie de kerk binnengelopen, onder de tonen van Festmusik nr. 1van K. Pilss (niet te verwarren met het dweilorkest Kleintje Pils): voorop de acolieten met een groot kruis en een walmend wierookvat, daarachter een groep misdienaars (m/v),  dan volgde een stoet leken in middeleeuwse mantels en de optocht werd gesloten door de priesters, acht in getal, onder hen ook ouden van dagen voor wie de kniebuiging voor het hoofdaltaar niet meer haalbaar was. Na de rondtocht in de overvolle kerk konden de strijkers het Kyrie inzetten (http://youtu.be/HWXuTiQjOwU). In het Gratias agimus tibi gloreerde een tenor met de naam Ilker Arcayürek (voor hem gold waarschijnlijk: if you can’t beat them, join them).
De feestpreek werd gehouden door Pater Magister Matthias Schlögl OSA. Hij sprak over het contact met de medemens, durch Liebe, Freude und Freiheit. Hij werkte deze begrippen systematisch uit en vatte aan het einde van zijn preek de hoofdpunten nog eens duidelijk samen, zodat ik deze een week na het gebeuren nog moeiteloos uit het hoofd kan reproduceren. Na zijn laatste woord zette een oudere heer achter ons het applaus in.
Nu de daden nog.
Toen men na twee uur van feestelijkheden nog niet aan de offerande toegekomen was, slopen G en ik de Augustinerkirche uit, linea recta naar het dichtstbijzijnde koffiehuis. Daar bejegenden we elkaar met Liebe und Freude, onder het genot van een klein kopje koffie en een miniatuurtaartje. Even later verlieten we het huis, onder een hoofdknik van de stijve ober en  € 17,30 lichter.
Zou Oostenrijk er op deze manier weer bovenop komen?

 

 

 
2

GEVOELSLEEFTIJD

Dagelijks
Het gevoel gaat een steeds grotere rol spelen in deze samenleving. Tenminste dat gevoel heb ik.
Televisieprogramma’s draaien om emoties. Het KNMI geeft naast de werkelijke temperatuur ook de gevoelstemperatuur. Vorige week liet zelfs Klaas Knot weten, dat volgens zijn gevoelde recessie ten einde loopt. Terwijl ik altijd heb gedacht, dat de president van de Nederlandse Bank de laatste zou zijn, die zich door zijn gevoel zou laten leiden.
In deze ontwikkelingen past het gebruik van het begrip gevoelsleeftijd.

In 1992, ik was toen 40 jaar, bezochten G en ik met de kinderen de Efteling. Dat trof, want ook het pretpark bleek zijn 40-jarig bestaan te vieren. Al wie in 1952 geboren was mocht gratis naar binnen. Er werd je een decoratie met het getal 40 opgespeld. Ik kreeg niet alleen een gratis entree in de schoot geworpen, ik kon ook nog eens precies zien, wie mijn leeftijdsgenoten waren.
Ik was verbijsterd. Ze zagen er stuk voor stuk veel ouder uit dan ik.
Vorige week, tijdens de eerste repetitie van D’allure,  het ‘koor voor de ambitieuze oudere’ overkwam mij iets soortgelijks.

Deze ervaringen hebben te maken met de gevoelsleeftijd. Bijna alle mensen wanen zich jonger dan ze zijn. ‘Ik ben wel 64, maar ik voel me 46!’. We voelen onszelf niet alleen jonger, we denken ook, dat we er jonger uit zien, al kijken we tien keer per dag in de spiegel. (Ik kan nog ter verdediging aanvoeren, dat het begin van mijn kaalheid niet in de spiegel te zien is).
In het streven naar jeugdig elan loopt de reclame, zoals wel vaker, voorop. Jaren geleden was er al de slogan van Becel : een man is zo jong als hij zich voelt. In de reclame zijn de mensen sowieso een stuk jonger dan de groep waarvoor de uiting is bedoeld. Vrouwelijke modellen van 40 lopen met incontinentiemateriaal te stralen.

 

Het verschil tussen de kalenderleeftijd en de gevoelsleeftijd begint zo rond het 25e jaar. Hoe ouder iemand is, hoe groter het verschil.  Dat is gebleken uit onderzoek. Behalve in een emotiemaatschappij leven we immers ook in een cijfertjescultuur.
Hoe zou het toch komen, dat we ons jonger wanen? Waarom denken we dat we er nog jonger uitzien?
Wellicht hebben we uit onze jeugd een beeld van de ouderdom meegenomen, dat niet meer overeenkomt met de huidige werkelijkheid. Als ik een foto zie van mijn vader op zijn 51e vind ik hem er een stuk ouder uit zien dan de 61 jaren die ik zelf nu tel.
Daarnaast willen we niet met de ouderdom geassocieerd worden. Bekend is het fenomeen van mannen van boven de 50 die opeens kekke kleren gaan dragen of van vrouwen die strakke truitjes aandoen om nog een schijn van jeugdigheid op te houden. Toen ik laatst met een nieuw spijkerjackje op mijn werk verscheen was het commentaar niet van de lucht (‘ben je aan je tweede jeugd begonnen?’).
 Nu het begrip gevoelsleeftijd zijn intrede heeft gedaan, kunnen we nog wel meer aan het gevoel gerelateerde termen verwachten. Wat te denken van gevoelslengte, gevoelsgewicht, gevoelshuisnummers? Voor een gevoelig type als ik gaan er mooie tijden aanbreken.
Als ik binnenkort een keer aangehouden word wegens te hard rijden heb ik mijn argument al klaar. ‘Mijn gevoelssnelheid lag echt onder de 50’, zal ik zeggen tegen de blauwe pet die voor mijn raam verschijnt. Immers, zoiets zullen jonge jongens ook zeggen.
 
0

DON’T STOP

Herinnering
De popgroep Fleetwood Mac is weer bij elkaar. Onlangs was er een optreden in het Ziggo Dome in Arnhem. Ik hoorde een dag ervoor een overjarige fan in het Radio 1 Journaal die  ‘helemaal gek’ werd van het vooruitzicht van het concert.
Gisteravond zag ik op tv een documentaire over Rumours, het legendarische album uit 1977 waaraan Fleetwood Mac zijn roem te danken heeft. Tijdens de opnamen van de elpee lagen de twee stellen binnen de band in scheiding. Dat kan mooie muziek voortbrengen. Bill Clinton gebruikte in 1992 het nummer Don’t stop in de verkiezingscampagne, waarmee hij de populaire president George Bush sr. versloeg.
Rumours  was een van mijn favoriete elpees aan het eind van de zeventiger jaren. Ik danste vaak op Don’t stop door mijn studentenkamer aan de Oude Kamp. Verder zie ik beelden voor me van een groot feest in een duister Nijmeegs kraakcomplex, waar het nummer de hit van de nacht was.

Maar het meest blijft Don’t stop voor mij verbonden met een avond eind maart 1981 in Ons Centrum in Driebergen. Demosthenes, de nederlandse vereniging van stotteraars, vierde dat weekend het 25-jarig bestaan. De zaterdagavond was gereserveerd voor een feestelijk samenzijn. Enkele maanden  tevoren hadden Jules van der Staaij, Elisabeth Fetter en ik de koppen bij elkaar gestoken. Het leek ons een goed idee om de ernst van de Demosthenesleden, die immer op zoek zijn naar het einde van eigen en andermans ellende, te doorbreken met wat cabareteske humor en zelfkritiek.
De voorbereiding werd één uitbarsting van creativiteit. Binnen korte tijd schreven we een programma van meer dan een uur bij elkaar. Hoewel geen van ons drieën ervaring had met cabaret, schroomden we niet om al onze bedenksels op het toneel uit te voeren. We geloofden in wat we bedacht hadden.
De voorstelling sloeg in als een bom. De honderd aanwezigen bleven tot het einde geboeid.
Die avond ervaarde ik voor het eerst hoe het is om op te treden.

De aanvankelijke bedoeling om eenmalig een uitvoering te geven bleek niet houdbaar. Al snel werden we voor meer optredens gevraagd. Er kwam belangstelling van de pers, want stotteraars die cabaret maken is nieuws. Er werd een film gemaakt over stotteren, waarin ons cabaret, inmiddels Groen en Geel genaamd, de hoofdrol speelde. Er volgden radio- en tv-optredens. We gingen over de grens naar Belgie en voerden voor een duits gezelschap een vertaalde versie van ons programma uit.
‘Is dat nu niet eng om als stotteraar op het toneel te staan?’, was een vraag die we vaak kregen voorgelegd. De crux van het succes, was dat een optreden minder angst inboezemde dan het bestellen van een brood bij de bakker. Stotteren hoorde bij het optreden, stotteren mocht. En als het mag, dan ben je er niet bang voor en dan stotter je bijna niet. Het meeste gestotter op het toneel was, paradoxaal genoeg, nagemaakt. Dat was de reden voor de jury van het cabaretfestival Valt er nog wat te lachen, onder leiding van Hans van Willigenburg, om ons in de finale slechts een vierde plaats toe te kennen. Groen en Geel zou het elf jaar volhouden.
Terug naar maart 1981. We speelden onze emoties uit, we werden geïnspireerd door onze ervaringen. Zo zongen we onszelf moed toe op de melodie van Don’t Stop van Fleetwood Mac en op een tekst van Elisabeth:

Als je vindt, dat je niet perfect bent
Als je altijd naar anderen kijkt
Als je loenst, stottert of hinkt
Als je zielig bent en oh zo zeikt
Refrein:
Weg, weg, weg met die bezwaren
Weg, weg, weg met die flauwekul
Probeer nu eens moed te vergaren
Schijt aan alles, je bent geen nul.

Daarna nam Jules op de piano de gitaarsolo van Lindsey Buckingham over.
Don’t stop is een mooi adagium voor stotteraars. Je kunt het motto op twee manieren opvatten.

Met dank aan Fleetwood Mac.