SAMEN GENIETEN
Wij wandelen in een glooiend landschap, langs groene weiden waar de zwart-witte koeien tevreden liggen te herkauwen en over beboste hellingen waar de hoge eiken en beuken op het punt staan te verkleuren. Door kleine gehuchten waar de stilte verstoord wordt door een blaffende hond of door een reusachtige tractor met meer dan manshoge wielen die met zijn wagen vol gehakseld mais op je afdendert. Langs kleine begraafplaatsen, waar de zerken scheefgezakt in de grond staan, graslandjes met verweerde schuurtjes, waar eenden en geiten harmonieus samenleven, kapelletjes met plastic bloemen voor een vrome heilige, een gaard met hoge fruitbomen, waar rode appeltjes tussen breekbare oude takken glinsteren in het zonlicht. Entre les tours de St. Pieters-Voeren en Teuven.
Met mijn kamerkoor Decibelle ga ik eens per jaar, eind september, op wandelweekend, ergens aan de rand van Nederland, of liever nog, een stukje daaroverheen. In een lang lint trekken zo’n twintig mannen en vrouwen door de velden. Verbonden door de liefde voor de natuur en de zang, van elkaar onderscheiden door de eigen geschiedenis, de eigen voorkeuren, de eigenaardigheden. Wandelend worden discussies gevoerd en levensvragen gesteld. Het lief en leed wordt net zo makkelijk met elkaar gedeeld als de oordelen over de uiers van de koeien in de wei. Bij een kapel bezingen we de schoonheid van de dag (Sweet day, so cool, so calm, so bright) of het leed in de wereld (O vos omnes, qui transitis per viam). Op het terras gaan de wandelschoenen uit en genieten we van koffie met linzen-pruimenvlaai. We speuren onderweg naar bramen en testen gevallen appeltjes op rijpheid. Of we rusten uit in een zonovergoten wei, waar de geluiden van snuivende knoeien en gras dat afgesneden wordt steeds dichterbij komen, totdat je je ogen opent en een grote, nieuwsgierige koeienkop naast je ziet. Zouden we dit geluk kunnen noemen?
Op onverklaarbare wijze worden we elk jaar weer op een prachtige nazomer getrakteerd.
De trektochten door de heuvels maken de banden sterker. We geven elkaar een hand in de modderpoel en houden het prikkeldraad voor de ander omhoog. Het begrip wordt groter, de acceptatie van ongerief sterker. Wandelend door de natuur ga je steeds meer van elkaar houden.
Na een daglang wandelen zitten we dit jaar op de cour van ons groepsverblijf Domaine de Magis in het zuiden van de Voerstreek. We heffen met elkaar een koel glas. We laven ons aan het laatste zonlicht dat op de hobbelige kasseien van de binnenplaats valt en schuiven de stoelen naar waar het zonlicht zich verplaatst. Een nazomerse namiddag, waarop er niets meer te wensen valt. Te zeggen, dat het leven voltooid is zou sterk overdreven zijn, maar het komt een beetje in de buurt.
Op zondagavond, wanneer de meeste koorleden weer naar het Noorden vertrokken zijn, zijn we nog met z’n vieren over. Het Domaine heeft zes badkamers met vier ligbaden. In de luxe ontbreken alleen de Trumpiaanse gouden kranen. We kiezen elk een eigen bad om de vermoeide benen te ontspannen en de pijntjes niet te voelen.
Een koor is als een warm bad. Ook al vallen er soms een paar koude druppels uit de kraan.