Schrijven, Lezen, Leven.
1

ANTI-AUTORITAIR

Herinnering

Dit boekje vond ik nog in mijn boekenkast

Met enige regelmaat verschijnen er boeken of documentaires over vormen van vrije opvoeding in de jaren zestig en zeventig. Of over kinderen die opgegroeid zijn in communes waar alles gemeenschappelijk was. De kinderen werden zonder enige beperking of dwang opgevoed. Zij bepaalden zelf hoe laat zij naar bed gingen en moesten zelf uitvinden hoe je ruzies met elkaar oplost. Vaak zijn de documenten gemaakt door mensen die deze vorm van opgroeien aan den lijve hebben ervaren en vaak hebben zij er iets negatiefs aan overgehouden. Ik ben er niet één tegengekomen die de zegeningen van de vrije opvoeding aanprees.

Je afzetten tegen de vorige generatie was in de jaren zeventig onder jongeren een populair verschijnsel. De autoritaire opvoeding werd verantwoordelijk gehouden voor het ontstaan van het nationaalsocialisme en het alternatief was een vrije of, nog een stukje linkser, een socialistische opvoeding. In het laatste geval werden de bestaande vormen van indoctrinatie vervangen door nieuwe. Ik zong in die jaren mijn partijtje mee in dit koor en schreef met twee medestudenten een scriptie over de anti-autoritaire opvoeding. Zonder dat we ook maar één ouder hadden gesproken en gespeend van iedere ervaring met kleine kinderen, schreven wij vrijelijk pagina’s vol over de noodzaak om kinderen tot maatschappijhervormers op te voeden.

Onze zoons in 1992

Veertien jaar later werd ik zelf alsnog in het diepe gegooid na de geboorte van ons eerste kind. Mijn scriptie was ik op dat moment allang vergeten. Niettemin waren onze ideeën over opvoeding beïnvloed door de tijdgeest en zeker ook door de wens om het anders te doen dan onze ouders. G. en ik woonden de eerste vijf jaren samen met een ander paar. Daarna deelden wij met hen de opvang van de kinderen na school en in de vakanties. Mede omdat er vier volwassenen in het spel waren, noemden de kinderen ons bij de voornaam. De mannen en de vrouwen hadden een even groot aandeel in de verzorging en de huishoudelijke taken. Anti-autoritair of liberaal waren we niet. Een aantal ‘niet-onderhandelbare’ zaken werd door ons bepaald, zoals de bedtijd, het bord leeg eten, tv kijken. Op andere punten hielden we rekening met de wensen van het kind, al waren er verschillen. De ene ouder kon beter tegen een kliederboel dan de andere of durfde een kind eerder met een zaag te laten spelen.
Ik vond het opvoeden een bijzonder proces. Heuvel op, heuvel af, wind mee, wind tegen. Voortdurend werden wij voor nieuwe opgaven gesteld. Regelmatig dacht ik: nu heb ik het in de vingers. Maar altijd kwam er dan weer een volgende vraag, waarop we het antwoord nog niet wisten. Ik wil hier geen opsomming geven van wat goed en fout is gegaan. Er is in ieder geval één punt waar ik wel trots op ben: dat we een aardig alternatief hebben geboden voor de stereotypen van wat mannelijk en vrouwelijk is, zoals we die uit onze jeugd hadden meegekregen. Al hebben onze zoons de poppen en poppenkleertjes die wij voor hen kochten altijd links laten liggen.

5

‘VROEGER PIESTE IK OVER DE VORT’

Dagelijks

Deze blog is geschreven voor mannen. En dan vooral voor de oudere mannen, die dagelijks de sleetsheid van diverse lichaamsdelen aan den lijve ervaren. Gezonde voeding en dagelijkse beweging kunnen de achteruitgang vertragen, maar achteruit gaan we. Gelukkig gaat het meestal geleidelijk, zodat we de kans krijgen om te wennen.
Ga ik ’s nachts met aandrang uit bed om te plassen, dan kan ik wel een krant meenemen om de tijd te overbruggen tot de plas begint te lopen. Die krant pak ik niet, want ik wil het onderbreken van mijn slaap zo kort mogelijk houden. Dus zit ik daar met mijn ogen dicht en mijn voeten in mijn pantoffels te wachten. Zo’n twee keer per nacht. Ik troost me met de gedachte dat er mannen zijn die nog vaker ’s nachts moeten plassen.
Het is een rare gewaarwording. De blaas zit vol, maar de druk op de leiding ontbreekt. Of er zit een kink in de kabel. Wellicht zijn de spieren te slap geworden. Of zou dit gebrek ook al tussen de oren zitten? Het is zo ongeveer het tegenovergestelde van de vaak bij vrouwen voorkomende problemen met de aanpak waarvan Tena Lady groot is geworden.
Nota bene mijn tante Jo was vroeger al bekend met dit ongerief van mannen. In haar familieverhalen citeerde zij een oude inwoner van Montfoort: ‘vroeger pieste ik over de vort [vaart] en nu druppelt het op mijn schoenen.’ ‘Dit tussen haakjes’, voegde tante er beschroomd aan toe. Misschien, denk ik, hebben al die mannen vroeger wel te veel van hun blaasspieren geëist in hun pogen om het verst van iedereen te plassen. En is daarmee de kiem van het latere gedruppel gelegd.

Op mijn favoriete website Thuisarts.nl lees ik geruststellende woorden. De wachttijd ontstaat veelal door een vergrote prostaat. Veel mannen hebben er last van, dus ik moet mij er niet van laten weerhouden om er over te praten. Dat advies heb ik bij deze opgevolgd. Wie beter gedocumenteerd wil zijn voor hij met zijn klachten naar de huisarts stapt, kan een plasdagboek bijhouden. Ook leuk voor later. Voor wie het ouderdomsverschijnsel niet wil accepteren heeft Dr. Paul Kil (what’s in a name) van de commerciële Andros Clinics een laser operatie of een Rezum behandeling in de aanbieding. Wie weet haal je dan de overkant van de vort wel weer.
Er viel mij laatst nog iets anders op. Voorafgaand aan een klassiek concert in TivoliVredenburg bezocht ik de wc. Het mannentoilet daar bestaat uit zeker acht urinoirs op een rij en alle waren op dat moment bezet door oude mannen. Dat vooral ouderen deze concerten bezoeken is niet vermeldenswaard. Ik schrok echter van de enorm doordringende urinelucht die mij tegemoet kwam. Alsof al dat vocht de hele dag in die blazen had liggen fermenteren. Is dit ook een ouderdomsverschijnsel, vroeg ik mij af, en is dit mijn voorland? Of ben ik er al aangeland? Thuisarts heeft geen antwoord op deze vragen en Tante Jo kan ik niet meer raadplegen.

2

EKSPERIMENT

Herinnering

In Trouw las ik op 25 mei het ingezonden stuk Een volkse uitstraling is het halve werk. Drie medewerkers van de Erasmusuniversiteit betogen dat ‘praktisch geschoolden vaak een sterke afstand ervaren tot cultureel elitaire politici’ en dat deze afstand ten grondslag ligt aan de onvrede over de politiek. De wetenschappers deden een experiment. De proefpersonen zagen twee politici die precies hetzelfde standpunt innamen ten aanzien van het functioneren van de overheid: de elitaire Roderick van der Veer en de volkse Rob de Bruin. Praktisch geschoolden ondersteunen harde acties tegen de overheid vaker als zij Rob gezien hebben. Verwijzend naar het nieuw te vormen kabinet concluderen de wetenschappers dat ‘de stijl en de leefwereld van de bewindslieden een grote rol spelen bij de manier waarop deze plannen worden ontvangen.’

Dat komt me bekend voor, dacht ik. Tweeënvijftig jaar geleden is er op de faculteit Sociale Psychologie in Utrecht een soortgelijke studie uitgevoerd. Enkele voorkandidaats studenten deden een onderzoek naar ‘de relatieve invloed van belief en sociale klasse’. Ik was een van hen. Onze proefpersonen waren studenten. Wij schotelden hen vier video’s voor: een werkende jongere, die vóór de NAVO was; een werkende jongere die tegen de NAVO was en twee studenten met dito tegenovergestelde standpunten. Vervolgens onderzochten wij met welke van deze vier mensen onze proefpersonen de meeste affiniteit voelden. De getoonde personen waren acteurs. Voor de video’s van de werkende jongeren hadden we hen een Utrechts accent meegegeven, met behulp van meneer Lunter, een technisch medewerker van het psychologisch Lab, een man die rondliep in een stofjas en Navo als Naovo uitsprak.
De proefpersonen waren niet op de hoogte van het doel van het ‘eksperiment’. We hadden hen verteld dat de personen die zij moesten beoordelen ook in het gebouw aanwezig waren en dat zij daarmee een samenwerkingsopdracht zouden gaan uitvoeren. Om dat beeld te ondersteunen hadden we allerlei kabels door het gebouw gelegd.
Ik deed het onderzoek samen met Louw en Cees, twee studenten die elkaar kenden van een Bijbelclub en met wie ik discussies had over de vraag, hoe zij hun geloof in overeenstemming konden brengen met de wetenschap. De vierde in onze groep was Frank, een langharige jongen wiens grootste hobby het was om in kleermakerszit marsh mallows te roosteren boven een kampvuur. Ondanks deze verschillen waren wij een hecht collectief. We werkten allen maandenlang hard. Dat was in sommige werkgroepen, waar medestudenten er de kantjes van afliepen, wel anders.

Jan Schaefer – foto: Rob Mierenet, bron: Nationaal Archief

De uitkomsten van het experiment staan vermeld in een rapport van vijfentachtig pagina’s. Ik was pas twintig jaar, maar ik moet wel knap geweest zijn in die tijd. Als ik het rapport nu lees, kan ik de analyses en de wetenschappelijke onderbouwing hiervan niet meer volgen. De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is me nog steeds wel duidelijk: sociale klasse heeft een grotere invloed dan de overtuiging. Ofwel, wie praktisch geschoolden wil overtuigen kan dit het beste door een praktisch geschoolde laten doen. Zoals indertijd Jan Schaefer, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA en banketbakker.

2

BELLA CIAO

Dagelijks

Vocal Group TimeLEZ

Het centrum van het stadje leek overgenomen door vrouwen van 50+. Overal trokken dames in kleurige kledij door de smalle straten, zij bevolkten de terrassen of stonden samen voor de etalages van mode- en sieradenwinkeltjes. Ik zag veel witte kleding met dassen in felle kleuren, groepjes in eenzelfde fleurig kostuum en dames met schattige retro hoedjes schuin op het grijze of geverfde hoofd. De mannen waren verre in de minderheid. Zij droegen zwarte pakken met rode stropdassen of zeemansblauw. En van alle kanten klonk gezang, vanuit de openstaande deuren van cafés, uit het historisch stadhuis, de Rabobank, het museum en van verschillende podia in de buitenlucht.
Ik was vorige week zaterdag op het 11e Fulco’s Vocaal Festival in IJsselstein. Niet om zelf op te treden, maar als supporter van TimeLEZ, het koor van G. en zeker ook als liefhebber van koormuziek. Vijfenzestig koren verzorgden tezamen honderdzesendertig optredens. Het zijn de momenten waar je als koorzanger naar toeleeft en waar je tegelijk met enige spanning naar uitkijkt. De plaatselijke Christelijke Oratoriumvereniging was present, net als het Zoetermeers Dameskoor en Zingen Houdt Jong uit Vleuten, daarnaast koren met namen als Valsch en Gemeen, en Laat maar waaien.

Volgens het Koornetwerk zijn er in Nederland 1,7 miljoen inwoners die in groepsverband zingen. De koorsector is daarmee de grootste kunstensector van het land. Er zijn tenminste eenendertig koepelorganisaties die zangkoren verenigen: van de Bond voor het Smartlied en Levensliederen, tot de Christelijke Zangersbond en de Landelijke Organisatie van de Ouderenkoren. Het Koornetwerk hangt weer als een superkoepel daarboven.
Wie regelmatig oefent, wil wel eens aan de buitenwacht laten horen hoe dat klinkt. Een korenfestival is daarvoor een gelegenheid bij uitstek. Immers, publiek genoeg. Als er twaalf koren tegelijk optreden, zoals in IJsselstein, zijn er nog genoeg zangers over om te luisteren. Alleen al de zangers die net van het podium komen of die staan te wachten tot zij aan de beurt zijn vormen een geïnteresseerd publiek.

Er was veel te zien. Alten en sopranen, die zich met heel hun wezen overgaven aan de nostalgie van Het Dorp, mannen die stijfjes stonden te wachten op hun inzet, vrouwen die theatrale armbewegingen maakten op Are you lonesome tonight, een enkele zanger, die verschrikt om zich heen keek. Dynamische groepen met pasjes vooruit en opzij. Luidruchtige koren, ondersteund door opgenomen beats. Dirigenten met grote gebaren, maar ook stille types en zelfgenoegzame koorleiders. Eén dirigente danste, als bonus act, van links naar rechts over het podium.
Er was geen wedstrijd, maar de vergelijkingen drongen zich als vanzelf op. TimeLEZ kon deze met glans doorstaan. Het koor zong onbegeleid popsongs zoals Moondance en You’ve got a friend in uitdagende, lastige arrangementen.
In de loop van de middag ging ik op weg naar mijn fiets. Onderweg passeerde ik nog twee koren, die, los van elkaar, als in een echo, blijmoedig Bella Ciao de hemel in zongen. Wie zei er dat kunst iets is voor de culturele elite?

2

HAMTOREN

Dagelijks

Wie met de trein van Utrecht richting Rotterdam / Den Haag reist ziet na het passeren van het dorp Vleuten aan zijn rechterhand een oude Middeleeuwse toren. Genoemd naar een inham in een oude tak van de Rijn heet het vierkante, 35 meter hoge gebouw De Hamtoren.
Deze toren maakt deel uit van mijn jeugd. Wij woonden er vlak bij, aan een onverharde weg die ooit uitkwam bij de toren en die dan ook de Hamweg heette. Ik hoor mijn vader nog in de telefoon roepen naar iemand die het adres blijkbaar niet goed verstaan had: ‘geen spek, of worst, maar HAM! Hamweg!’
In de winter schaatsten wij op de vijver die de toren omringt. In de zomer speelden we met neven en nichten bij de poort die toegang geeft tot het terrein. Verder dan die poort kwamen wij niet, dat was verboden terrein. Aan de toren besteedden we geen aandacht. Dat ding stond daar gewoon.

Reconstructie Zock Design, Stichting Verborgen Stad

De Hamtoren is het enige overblijfsel van wat ooit een groot kasteel was. Ridder Bernard van Ham liet eind 13e eeuw een eerste toren bouwen. Twee eeuwen later verrees de nu nog bestaande toren. Met zes verdiepingen moet het de hoogste kasteeltoren van het land zijn. Maar wellicht is dat door lokale marketeers bedacht. Zeker is dat er in de hoogtijdagen van de burcht een forse ridderzaal werd opgetrokken door de familie Utenham. Geen kasteel zonder ridderzaal. Tijdens de Reformatie bleef de adellijke familie de kerk van Rome trouw, waardoor ook de bewoners van Vleuten eeuwenlang katholiek zijn gebleven. Vlak bij het kasteel liet men een schuilkerk voor de dorpelingen bouwen.
Gevochten werd er later niet meer, het gebouw wisselde vaak van eigenaar en werd maar matig onderhouden, zodat in de negentiende eeuw de toenmalige eigenaar besloot om het hele complex, uitgezonderd de toren, af te breken. De bakstenen brachten tenminste nog wat op.

Afgelopen maandag ben ik voor het eerst van mijn leven verder dan de poort geweest, wat heet, ik ben binnen geweest, heb alle zes de verdiepingen beklommen en ben boven bij het torentje uit de deur gestapt om het land van mijn jeugd, of wat er van over is, van een nog nooit bezien standpunt te bekijken.
In de twintigste eeuw zijn er tal van pogingen geweest om de toren te restaureren. Het was lapwerk, want steeds was er te weinig geld. Tot enkele jaren geleden Bas Kennis het zaakje opkocht. Hij is niet alleen toetsenist bij een van Neerlands bekendste popgroepen, Bløf. Hij heeft ook veel affiniteit met het restaureren van oude gebouwen en hij had blijkbaar het geld wat bij de betrokken overheidsinstanties ontbrak. De binnenkant is mooi gerestaureerd met veel eikenhout. Aan de buitenzijde heeft men op twee plaatsen weer ‘een gemak’ aangebracht, hangend aan de buitenmuur, hoog boven de grond. Er staat een houten poepdoos in die – kleine aanpassing aan de tijd – op de riolering is aangesloten. Tijdens ons bezoek waren er, passend bij de huidige kasteelheer, op drie verdiepingen muzikale optredens. Zo kwam de toren, die voor mij al die jaren niet meer was dan een hoop stenen, tot leven.

4

KATHOLIEKE VERGEVING

Dagelijks

Sassen als burgemeester van Veghel. Bron: BHIC

Jan Coenraad Hubert Marie Wilhelmus Sassen was een Brabantse ondernemer. In de jaren dertig werd hij lid van het Nationaal Front, een kleine fascistische partij die vooral onder katholieken populair was. Als veelgevraagd spreker fulmineerde hij tegen het Amerikaanse grootkapitaal en tegen het Russisch bolsjewisme. In beide geledingen waren immers de Joden heer en meester, zo betoogde hij. In het begin van de oorlog stapte hij over op de NSB, met de bedoeling om ‘de NSB in katholieke zin om te buigen’. Hij vervulde een hoge functie binnen de afdeling Pers en Propaganda van de nationaalsocialisten en hield wekelijkse radiopraatjes. In 1943 werd hij benoemd tot burgemeester van Veghel. Na de bevrijding van Zuid-Nederland vluchtte hij naar Utrecht en werd hij benoemd tot waarnemend burgemeester van Oudenrijn (De Meern). In diezelfde tijd verstrekte hij inlichtingen aan hoge nazi’s over de posities van de geallieerden in Brabant. Daarvoor werd hij flink betaald.

Links J. van Kilsdonk

Ik kwam Sassen tegen in mijn onderzoek naar de oorlog in Vleuten – De Meern. Er zou geen enkele aanleiding zijn geweest om hier aandacht te besteden aan deze foute figuur, die zelfs na de oorlog vond dat hij geen verkeerde idealen had aangehangen, ware het niet dat ik via hem op een interessant fenomeen stuitte.
In de dossiers van NSB’ers kom je vaak verklaringen tegen van getuigen die stellen dat de beklaagde een ‘goede NSB’er’ was die geen vlieg kwaad gedaan heeft. Ik heb tot nu toe zo’n dertig dossiers van NSB’ers bestudeerd en er was niemand die zoveel verklaringen à decharge had verzameld als Jan Sassen. Onder hen een aantal priesters. Een aalmoezenier sprak over Sassen als ‘slachtoffer’ en ‘patiënt’ en smeekt de rechter: ‘Grootedelachtbare, stop het zaakje in de doofpot en laat dhr. Sassen vrij.’ Pater J. van Kilsdonk, de latere voorman van progressief katholiek Nederland, stelde dat Sassen een goede burgemeester was geweest. ‘Met zijn twee jaar internering is hij voldoende gestraft.’ In het dossier trof ik een lijst van hooggeplaatste Nederlandse katholieken die het voor Sassen wilden opnemen, onder andere de hulpbisschop van Breda, de bekende Limburgse priester dr. Poels en A.C. de Bruin, voorzitter van de katholieke vakbond.

Hoe zit dat met die katholieke vergevingsgezindheid?
Al in 1943 hadden de bisschoppen gepleit voor barmhartigheid en opgeroepen om een bijltjesdag te voorkomen. Aartsbisschop De Jong noemde in 1945 de zuivering ‘een ziekelijk verschijnsel’. De geestelijken werd verboden om mee te werken aan de opsporing van landverraders. Kerkhistoricus Joep van Gennip ziet hiervoor twee redenen. Het Italiaans-fascistische gedachtengoed had in de jaren dertig veel aanhangers gehad onder katholieken. De kerk had dat laten gebeuren en was hierin tekort geschoten. Het opkomen voor de ex-NSB’ers zag de kerk als het inlossen van een ereschuld. Als tweede reden noemt Van Gennip de bekeringsdrang van de katholieken. Ik zou er de cultuur van het biechten aan toe willen voegen. Oordelen over zonden en je hiervan bevrijden, dat vond het episcopaat nu typisch een taak van de kerk.
Sassen werd veroordeeld tot zeven jaar gevangenschap. Na precies drie jaar kwam hij vrij, nog voordat hij tweederde van zijn straf had uitgezeten.

1

HET VIEREN VAN DE VRIJHEID

Dagelijks

Afgelopen zondag, 5 mei, namen G. en ik deel aan een vrijheidslunch op het Berlijnplein in Leidsche Rijn. Sinds enige jaren worden deze maaltijden op taal van plaatsen in het land gehouden. ‘We eten samen om te vieren dat we in vrijheid leven. Samen eten is dé manier om elkaars werelden beter te leren kennen’, zo staat te lezen op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Iedereen is welkom, zo luidde de uitnodiging van het lokale comité, er is plaats voor 250 buurtgenoten.

Ik moet bekennen dat 5 mei voor mij jarenlang niet veel meer is geweest dan een vrije dag ergens tussen Koninginnedag en Hemelvaart. Het is lastig om stil te staan bij wat vrijheid is. Een vis beseft ook niet dat hij in water zwemt. De bevrijdingsfestivals die vanaf de jaren negentig opkwamen en die breed uitgemeten worden in de media bezorgden me cynische gedachten over jongeren en hun bewustzijn van vrijheid. Dan spreekt een gezamenlijke lunch mij meer aan, al ontkom ik ook hierbij niet aan de relativerende gedachte dat een ontmoeting met buurtbewoners een druppel op een gloeiende plaat is in een tijd dat een partij die zich Van de Vrijheid noemt de sfeer in het land verpest.
De aanleiding om mee te eten lag in een kleine bijdrage die ik heb geleverd aan het evenement. De organisatie wilde op posters enkele verhalen van jongeren uit de oorlog plaatsen. Door mijn onderzoek naar de oorlogsjaren in Vleuten – De Meern kon ik deze verhalen leveren.

Alma Mustafic, www.thesilvercity.net

Er was smakelijk eten, live muziek en er waren prettige contacten met tafelgenoten. Er speelde een Oekraïense accordeonist en er werden hapjes geserveerd uit een keuken gerund door asielzoekers. De vrijheidslunch zal ik me echter bovenal herinneren vanwege een indrukwekkende toespraak.
Alma Mustafic is een vrouw van begin veertig. Zij heeft een baan op de universiteit, spreekt goed Nederlands, al hoor je nog af en toe dat dit niet haar moedertaal is. Vrijheid is voor haar het vogeltje dat zij zag vanuit haar huis in Bosnië. Terwijl dat kon vliegen waar het wilde, kon zij zelf amper naar buiten omdat Srebrenica voortdurend vanuit de omringende heuvels beschoten werd. Haar vader werkte voor Dutchbat, maar werd desondanks op die julidag in 1995 meegenomen door de Serviers. En vermoord, zoals veel meer van haar familieleden en vrienden. In deze verkorte weergave van haar verhaal schieten mijn woorden hier vele malen tekort.
Alma heeft een nieuw bestaan kunnen opbouwen in Nederland, nota bene het land, dat bij uitstek de exponent is van het falende NAVO-beleid in Srebrenica. Terwijl Nederland net zijn doden heeft herdacht, en niet de hare, spreekt zij ons toe over vrijheid. Voor wie op dit moment denkt dat Nederland tevreden kan zijn voegt zij een ‘maar’ toe. Ze voelt zich hier niet echt vrij, want ‘ik weet niet meer wat ik op dit ogenblik in Nederland wel of niet mag zeggen.’
Er valt nog veel meer over Alma te vertellen. Voor wie geïnteresseerd is: je vindt hier haar website.

3

EEN ANSICHTKAART UIT LIMBURG

Herinnering

De Fatimakapel in Cadier en Keer

De blog die ik vorige week schreef over juffrouw Witkamp van de lagere school leidde tot een voor mij verrassende ontdekking. Ik zocht op internet of er wellicht een foto van deze juffrouw te vinden was. Dat bleek niet het geval. Wel kwam ik tot mijn verbazing terecht op een site van de historische kring Cadier en Keer, een dorp in het Limburgse Heuvelland. Ik belandde in een artikel over oude ansichtkaarten van het dorp. De auteur beschrijft twee foto’s van de plaatselijke Fatimakapel en geeft uitgebreide achtergrondinformatie.
De kapel is gebouwd in 1950. De paus had een heilig jaar uitgeroepen, er ging door Limburg een beeld van Onze Lieve Vrouwe Sterre der Zee rond en de inwoners van Cadier en Keer hadden de behoefte om Maria te danken omdat het dorp ongeschonden door de Tweede Wereldoorlog gekomen was. Een lokale winkelier bedacht daarna dat het aardig was om een paar ansichtkaarten van de kapel uit te brengen.
Heel interessant allemaal, dacht ik, de tekst door scrollend, maar waar blijft juffrouw Witkamp? Dan komt de auteur op een tweede ansichtkaart van de Fatimakapel, een beschreven kaart. Met stijgende opwinding lees ik de volgende zinnen:
“Deze kaart is verzonden door ene ‘Arnold’ aan een zekere juffrouw Witkamp in Utrecht. Een berichtje, hoe klein ook en toch wel gebruikelijk bij een ansichtkaart, heeft hij niet op de kaart geschreven. Hij volstaat met zijn naam.”
Zou ik die kaart verstuurd hebben? Het was nauwelijks te geloven. Ik ging op zoek en ontdekte dat ik in het schooljaar ’60 / ’61 les kreeg van juffrouw Witkamp. En waarachtig, in de zomer van 1961 was ons gezin een weekje op vakantie in Cadier en Keer. Het kan dus niet anders dan dat ik de bedoelde ‘Arnold’ ben.

De verstuurde ansichtkaart

Nadat mijn opwinding enigszins gezakt was, kwamen de vragen.
Hoe is deze kaart in Limburg terecht gekomen? Blijkbaar had mijn juffrouw allerlei ansichtkaarten zorgvuldig bewaard (niet alleen die van mij, mag ik hopen) en zijn deze na haar overlijden in het circuit van tweedehands ansichtjes terechtgekomen.
Intrigerender vind ik de volgende vraag: waarom heb ik destijds deze kaart verstuurd? Ik was nu niet bepaald een fan van die strenge en ouderwetse juffrouw. Bovendien kan ik me niet herinneren dat wij ooit ansichten aan onderwijzers stuurden.
Mijn eerste gedachte is dat het een idee van mijn ouders moet zijn geweest, waaraan ik snel heb toegegeven (vandaar alleen de vermelding van mijn naam, zonder groet). Een tweede mogelijkheid: juffrouw Witkamp had vast en zeker het Portugese Fatima bezocht, een plaats waar Maria in 1917 aan enkele herderskinderen was verschenen. Wellicht had de juffrouw in geuren en kleuren daarover verteld en wilde ik haar verrassen.
Een derde optie kan ik echter niet uitsluiten: ik was destijds gehoorzamer en had meer ontzag voor de onderwijzeres dan ik me nu kan voorstellen, ondanks of dankzij de straf die zij mij gaf. Misschien heb ik haar wel elk jaar een kaartje gestuurd.

1

JUFFROUW WITKAMP

Herinnering

Als ik door de Wijde Begijnenstraat in Utrecht fiets, kijk ik altijd even naar het huis waar juffrouw Witkamp woonde. Van 1923 tot 1967 was zij onderwijzeres op de St. Willibrordusschool in Vleuten. Haar werkzame leven viel zo ongeveer samen met het Rijke Roomsche Leven, de jaren waarin de katholieken openlijk getuigden van de gelukzaligheid van hun geloof, het enige ware geloof waartoe ook anderen bekeerd moesten worden.
Juffrouw Witkamp had dan ook als eerste doel de kinderen op te voeden tot goede katholieken. Ze was een ouderwetse en strenge juf die zich met veel liefde, inzet, en plichtsbesef aan haar kinderen wijdde. Zij hield van Vleuten. ‘De Vleutense jeugd is volgzamer, hartelijker dan in de stad’, zei ze bij haar afscheid. ‘De jeugd in de stad is opstandiger, vooral omdat zij teveel afleiding heeft.’
In het schooljaar ’60 / ’61 viel ik onder het regime van deze oude leerkracht. Zij hoefde vaak niets te zeggen om een leerling in het gareel te krijgen, haar ogen deden het werk. Zoals die keer dat ik nogal luidruchtig de klas binnenkwam. Ik had daar een goede reden voor. Tijdens de voorafgaande schoolmis was er een kind op mijn zakje met boterhammen gaan zitten.

Juffrouw Witkamp in 1963, bij haar 40-jarig dienstjubileum. Links van haar een serie geestelijken, rechts mijn moeder, destijds lid van het schoolbestuur

Als jongste van vier kinderen was ik thuis enige coulance gewend als ik over de schreef ging. Dat ik daar bij deze corpulente juffrouw niet op hoefde te rekenen kon ik maar moeilijk accepteren. Zo moest ik eenmaal lange tijd op mijn blote knieën in de hoek doorbrengen. Deze straf was mij opgelegd, omdat ik, volgens haar, tijdens het bidden door de kiertjes van mijn ogen had gekeken. Ik deed dat wel eens, maar juist die keer had ik mijn ogen keurig dichtgehouden.
Juffrouw Witkamp (‘Witscheet’ op het schoolplein) was in haar element als zij over het geloof sprak. Zij verraste mij een keer toen zij uitgebreid vertelde over hoe zij in de vakantie in de bergen had gewandeld. Hoe iemand die met een waggelende gang tussen de banken doorliep tegen een berg opgeklommen was kon ik niet direct begrijpen. Er was een gids bij geweest, zei ze en ze schreef het woord met een streepje onder de ‘d’ op het bord. Dit ter onderscheiding van gitzwart. Zo hadden we toch weer wat geleerd. De meeste meisjes herinneren zich juffrouw Witkamp vanwege de lessen in nuttige handwerken. Achter in het lokaal stond een kast waar altijd een geur van mottenballen hing.
Bij haar veertigjarig dienstjubileum heb ik op het podium van het verenigingsgebouw samen met de tweeling Staal (zij op de blokfluit, ik op viool) nog een boerenpolka opgevoerd. De jubilaris zat te glimmen op de eerste rij, haar mollige handen in haar schoot. Ik had liever met een andersoortige prestatie aan mijn imago gewerkt. Mijn eerste openbare optreden met de viool zou tegelijk ook het laatste zijn. Het pensioen van juffrouw Witkamp vier jaar later viel zo ongeveer samen met het begin van de ontkerkelijking.

2

ZATERDAGMORGEN

Dagelijks

Als ik mijn ogen open zie ik dat het 7.00 uur is. Het is een zaterdag, ik mag van mijzelf uitslapen. Verder slapen lukt echter niet. Ik sta maar op, al heb ik weinig zin. Ik voel wat pijntjes in mijn benen die ik niet verklaren kan. Het is tijd om te scheren. Zal ik dat gedoe maar eens overslaan? Van dat ouwe gezicht in de spiegel met het steeds dunner wordende haar word ik ook niet vrolijk. Alles staat me tegen. De kies waaraan ik al een aantal keer geholpen ben voelt nog steeds niet goed. Volgens een Oosterse filosofie, waarvan ik de naam vergeten ben, moet je iedere dag vijf maal aan je sterfelijkheid denken. ‘Dat is dan vandaag de eerste keer’, denk ik als ik mijn broek aantrek. Ik zie van alles wat opgeruimd moet worden, maar als ik nu ergens geen zin in heb dan is het in opruimen. Dan maak je maar zin, zegt de altijd aanwezige criticaster in mijn hoofd.
Er volgen gedachten over wat ik deze dag zal gaan doen. Er hoeft niets, er kan van alles. Geen enkele aanleiding dus voor humeurige gevoelens, spreek ik mijzelf toe. Het weer is goed, in de tuin ligt genoeg werk te wachten. Ik erger me aan het grasveldje waar van alles groeit behalve gras. Is er veel dat mij niet aanstaat, dan is er één bezigheid die de zaak kan omdraaien: het werken aan mijn boek. Dat lonkt deze morgen ook niet. De laatste keer was ik een avondlang bezig met een halve pagina. Het resultaat bevalt me nog steeds niet.

foto: Leo Janssen

Ochtendmens of avondmens, is mij wel eens gevraagd. Niet duidelijk een van beide, was mijn antwoord. Als ik beneden kom is het eerste dat ik zie, dat de krant weer eens niet op tijd bezorgd is. G. is ook opgestaan. Zij zegt, dat er een koordje van een zonnescherm op de tweede etage gebroken is.
Na het ontbijt en een deel van de digitale Volkskrant volgt de keuze: wat ga ik doen? Ik sjok met tegenzin de trappen op. Eerst maar eens naar dat zonnescherm kijken. Dat ziet er niet goed uit. Er zal een nieuw koordje moeten komen. Waar halen we dat vandaan? Het valt me op dat het raam onder de vogelpoep zit. Spreeuwen zijn begonnen met een nest in het gootje boven het raam. Lijkt me geen goed idee, al is het alleen maar vanwege die schijterij. Moet ik dat nu aanpakken? Zuchtend haal ik de keukentrap van beneden. Eerst dat nest maar eens weghalen. Dan doe ik die ondergescheten ruiten wel een andere keer.
Na een tijdje poetsen ziet de goot er weer perfect uit. Er komt een aria uit de Johannes Passion in mijn hoofd. Toch maar gelijk even die ramen zemen, de trap staat er nu toch. Een uurtje later kijk ik met een tevreden gevoel naar glimmende dakramen en een opgeruimde kamer. De zon schijnt, de bomen staan in bloei. Ik pak mijn skates en glijd even later met mijn kop in de wind tussen de groene weilanden. Wat een genot.