IUVENES DUM SUMUS
Boni (2)
‘De school stelt zich ten doel de vorming van de leerlingen en verstaat hieronder ook hun godsdienstige en culturele ontplooiing.’ Deze zin uit de programmaboekjes van het Utrechtse St. Bonifatiuslyceum in de jaren zestig laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De lessen waren niet alleen gericht op de sinus en cosinus en de slag bij Heiligerlee, maar minstens even zeer op de vorming van de leerlingen. Leidend daarbij waren het katholieke geloof en de westerse cultuur vanaf de Grieken en Romeinen.
Noblesse oblige: wie geschikt was voor het gymnasium hield zich bezig met het verhevene. Dat kwam niet alleen terug in de studie van de oude Grieken en Romeinen. Ook de andere vakken waren doordrenkt met cultuur. In de Franse vertalingen ging het bijvoorbeeld over de architectuur van de Franse kathedralen. Ik kende de Franse woorden voor middenschip en steunbeer uit mijn hoofd.
In de omgangsvormen lag de nadruk op fatsoen en beheersing. Als je vijftien was ging je op dansles bij de minstens zo keurige katholieke dansschool Zegers. Op schoolfeesten (alleen voor de hogere klassen) waren leraren aanwezig om op te letten dat er niet gezoend werd. En toen onze biologieleraar Nagel tijdens de uitleg over de anatomie bij de geslachtsorganen gekomen was, sloeg hij de pagina om. ‘Bij de jongens is het urinebuisje wat langer dan bij de meisjes, dat is alles.’
Het harmoniemodel domineerde. De inbreng van leerlingen werd gewaardeerd, zolang deze paste in de beoogde vorming. Een jaarlijks gekozen groep leerlingen, eufemistisch schoolbestuur genoemd, organiseerde een cursus over de geschiedenis van de klassieke muziek en avonden met Franse chansons. Er werden films gedraaid, die tot nadenken moesten stemmen.
De schoolkrant stond vol met onder pseudoniem geschreven verhalen van leerlingen die volop bezig waren het leven te ontdekken.
‘Jij praatte tegen mij, ik weet het nog, want ik heb je lippen zien bewegen’ .
Minstens twee pagina’s waren bestemd voor zelfgeschreven poëzie:
‘Ontwaken
Praten met de zon
Is
Niet meer denken’ (Cees van Ede).
Slechts in de advertenties kwam het aardse terug. Snackbar de Vaal: ‘hèt adres voor croquetten, saucijzen en broodjes.’
Je moest altijd het hoogste zien te bereiken. Daarom zat ik op het gymnasium. Maar ik ging niet naar de culturele avonden. Ik leverde geen bijdragen aan het schoolblad. Aan de muur van mijn slaapkamer hingen posters van de Beatles en de Stones. Op de eerste klassenavond in de brugklas playbackte ik met drie medeleerlingen Dave Berry: You’ve got this strange effect on me. In de pauze zat ik te toepen en op vrijdag holden we naar Staffhorst om het papieren exemplaar van de Top 40 te halen.
Ik was voorbestemd voor alpha en in de laatste twee jaar kregen we negen uur Latijn en negen uur Grieks per week. Er zijn gemakkelijkere manieren om volwassen te worden. Ik heb nooit uitgekeken naar een les, uitgezonderd de gymnastiek, waarvoor ik altijd een negen op mijn rapport kreeg. Mijn middelbare schooltijd, dat was het uitzitten van de dagelijkse verplichting van 9.00 tot 14.40 uur, het voldoen aan de verwachtingen van anderen en het volhouden tot het diploma binnen was.