Schrijven, Lezen, Leven.
3

WE GAAN OP REIS EN …

Dagelijks

Foto Omroep Brabant

Is het niet het nieuws dat tot somberheid stemt, dan is het wel het weer. Al dagenlang slaan de regens tegen de kamerhoge ruiten. Windvlagen loeien om het huis, het water van de vaart wordt opgestuwd. De lucht kleurt donkergrijs, de kale takken van de bomen en het verdorde riet buigen mee met de wind. Aan de takken waaien de leeg gevreten netjes van het vogelvoer nutteloos mee. De Hollandse winter is herfst geworden.

‘Hier in huis zelfs waait de wind’ is hier van toepassing. Daarmee doel ik niet op de lucht die hoorbaar door de roosters de kamer binnenkomt en de temperatuur verder omlaag brengt. Ik bedoel de opwinding die zich al een aantal dagen van ons heeft meester gemaakt. Het zijn gevoelens van rusteloosheid, onzekerheid en gespannen afwachting die maken dat G. en ik kortaf op elkaar reageren, verstrooid dingen laten liggen, pijntjes her en der voelen en ’s avonds moe naar bed gaan. De oorzaak is niet het sombere weer. Het is eigenlijk een blijde gebeurtenis die te wachten staat. Ons al meermalen uitgestelde plan voor een bezoek aan Nieuw-Zeeland wordt binnenkort werkelijkheid. In de stemming die zich van ons meester heeft gemaakt zou ik hieraan toe moeten voegen: ‘als alles goed gaat, want je weet maar nooit.’ Ik ben nog nooit zo ver weg geweest en nog nooit zo lang. Nieuw-Zeeland is een beschaafd en welvarend land, waar we ons goed verstaanbaar kunnen maken en waar we alles kunnen kopen wat we nodig hebben. En toch is het anders dan een reisje Frankrijk.

Nieuw – Zeeland, foto Askja

Het begon maanden geleden met de vraag waar we heen willen en wat we willen zien. Welke organisatie heeft een passend aanbod? Toen dat geregeld was kwamen de noodzakelijke afvinkpunten: welke documenten hebben we nodig, waar let de douane op, wat heb je nodig om een auto te huren? Het vergroten van de banklimieten en beltegoeden, een kussen voor in het vliegtuig, oh ja, wat voor stekkers gebruiken ze daar, moet de dekking van de reisverzekering niet opgehoogd, een insectenhoedje zou dat handig zijn, houden mijn wandelschoenen het nog wel, een e-reader – natuurlijk die moeten we ook hebben, maar wat voor stekker heb je daarvoor nodig, zijn er afwijkende verkeersregels, enz.

De complexiteit van de maatschappij die ik laatst hier beschreven heb, heeft zijn uitlopers in het reiswezen. Wat een formulieren we niet ontvangen hebben voor het huren van een auto. Lees dit zorgvuldig door! Inchecken voor de vluchten idem. Voor alles is er wel een app die je zeker moet installeren. Hou de laatste adviezen m.b.t. corona in de gaten.
Een voorname bron van onrust is de website met reisadviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Geef aan de thuisblijvers het IMEI nummer van je telefoon door plus een kopie van al je documenten. Voer ICE nummers in. Wat te doen bij overval en beroving in het buitenland, aardbevingen, orkanen, vulkanen… Goed dat er zo’n site is.

14 Januari, het is donker geworden, de wind en de regen gaan onverminderd voort.

1

MENEER VOS

Herinnering

Avec ma gueule de métèque, de juif errant, de pâtre grec et mes cheveux aux quatre vents
Avec mes yeux tout délavés qui me donnent l’air de rêver, moi qui ne rêve plus souvent
Het zijn de eerste regels van het chanson Le métèque van Georges Moustaki. Grote delen van dit lied uit 1969 zijn in mijn herinnering blijven hangen . Daarmee zijn het de enige regels poëzie uit mijn gymnasiumtijd die ik nog ken. Geen verzen van Homerus, geen regels van Vergilius, geen gedichten van Rilke of Keats, maar de woorden van een poplied dat in Frankrijk wekenlang nummer één stond. Dat ik deze tekst nog ken is geheel en al de verdienste van onze onconventionele leraar Frans, meneer Vos.
Vos sprak in de lessen uitsluitend Frans, hij was de enige leraar die dat zo deed. Ik was van het ouderwetse leren. Woordjes stampen, verbuigingen leren en dan toepassen. Dus ik vond die uitleg in het Frans maar irritant. De leraar zei eens iets tegen mij persoonlijk wat ik niet begreep. Hij maakte daarbij een gebaar met zijn hand bij zijn mond. Toen begreep ik dat het iets met mijn spraakgebrek te maken had.
Hij was een leraar die nog wel eens afweek van de leerstof uit het boek. Als enige taaldocent had Vos zijn eigen lokaal met audio-apparatuur. Zo verraste hij ons op een goede dag in 1969 met Le Métèque. Liedjes luisteren, daar was ik wel voor in. Vervolgens deelde hij de Franse tekst uit en kregen we de opdracht om met onze buurman het lied te vertalen. Ik zie me nog worstelen met Ton door al die onbekende woorden die we moesten opzoeken. ‘Gueule’ stond niet eens in het woordenboek. Avec ma peau qui s’est frottée au soleil de tous les étés et tout ce qui porte jupons. Ik stond niet stil bij de wereld die beschreven werd.

Vos tijdens een Salon de Musique

Het Bonifatiuslyceum in Utrecht kende een aantal bevlogen leraren. Docenten die veel meer deden dan het plichtmatig afwerken van hun lessen. Zij organiseerden lezingen, stimuleerden toneel, of hielpen bij het maken van de schoolkrant. Meneer Vos was zo’n leraar. Hij hield bij hem aan huis regelmatig een Salon de Musique, een avond waarop leerlingen hun muzikale talenten konden laten horen. Ik behoorde niet tot die categorie.
Voor C., het meisje met wie ik een tijd gelopen heb, was de Salon een mooie gelegenheid. Zij speelde gitaar en schreef haar eigen chansons. Eén daarvan had zij voor mij geschreven. In de eerste drie coupletten beschreef zij het moois dat wij met elkaar deelden. Elk couplet eindigde met: ‘Je ne sais pas si…’. Het vierde couplet luidde:
Ne pense pas qu’il est l’amour
Nous sommes trop jeunes
Je te trouve joli, toujours
Mais je ne sais pas si…
Voor deze regels had ik geen woordenboek nodig. Het antwoord op haar twijfel kwam niet lang daarna, toen er bijna ongemerkt een einde kwam aan onze vriendschap.

Het Bonifatius College bestond in 2022 honderd jaar. In september verscheen het jubileumboek Méér dan een school, waarin ook de Salon van Ben Vos wordt beschreven. Het boek is te bestellen via www.boni100.nl

0

SLECHT NIEUWS

In het nieuws

Een crisisjaar, zo wordt 2022 door velen genoemd. Ik hoef de voorbeelden hier niet meer te noemen. Sommigen willen het woord crisis niet meer horen. Heb ik ooit eerder zo’n jaar meegemaakt?
Ik was tien jaar toen in 1962 de Cubacrisis uitbrak. De Koude Oorlog was op zijn hoogtepunt en Russische schepen waren met atoomraketten onderweg naar Cuba. Ik merkte de onrust bij mijn vader en moeder. Hoe ernstig hun zorgen waren drong pas goed tot mij door, toen ik in de keukenkast een groot blik biscuit ontdekte, een voorraad voldoende om nog jaren het dagelijkse bakkie thee van een koekje te voorzien. Voor mijn ouders was zo’n buffer niet vreemd. Zeventien jaar daarvoor hadden zij enkele weken op biscuit geleefd.

foto: Ruud Taal, collectie Spaarnestad

De oliecrisis van 1973 baarde mij geen enkele zorg. Ik vermaakte me met de beelden van rolschaatsers op de snelweg en van kardinaal Alfrink die als ‘artiest met attributen’ het verbod op het gebruik van een auto probeerde te omzeilen.
De kredietcrisis in 2008 maakte indruk. Tot aan dat moment had ik me niet gerealiseerd dat een bank zou kunnen omvallen en dat je daarmee je geld kwijt zou zijn. Persoonlijk werd ik er niet door geraakt.
Dat deed de coronacrisis wel, toen ik in het najaar van 2020 veertien dagen lang koorts en nog langer huisarrest had. De frequente persconferenties van Rutte schiepen het beeld van een nog nooit vertoonde aanval op ons welzijn.
Maar niets van dit alles was vergelijkbaar met de Russische inval in de Oekraïne. Die maakte mij moedeloos en somber. Niet vanwege het energietekort, het dekentje over de benen of de inflatie. Maar door de beelden van dood en vernieling, waarbij ik me onmachtig voel. De oudejaarsknallen hebben er een associatie bij. Ondertussen zijn we met zijn allen bezig om het leven op aarde te vernielen. Hoewel ik op dit punt nog wel een kleine persoonlijke bijdrage kan leveren (ik heb lijm en soep in huis), maakt de constante stroom van negatief nieuws dat hier mijn grootste zorgen liggen. ‘We zitten op de snelweg naar de klimaathel met de voet op het gaspedaal’, zei VN-secretaris-generaal Gutteres. En in Nederland bekvechten we over de vraag of kinderen nog indiaantje mogen spelen of over de vrouwonvriendelijkheid van zwaar gereformeerden.

Hoe groter de nood, hoe meer behoefte er is aan afleiding en ontspanning, zo lijkt het. Welgeteld tweeëntwintig cabaretiers betraden de afgelopen weken het podium voor een oudejaarsconference. Wij zaten in de zaal bij Vincent Bijlo en het programma Galv edreekegmo. In het decor van een schuilkelder tussen dozen vol biscuits en rozijnen fietste hij de energie voor het podiumlicht bij elkaar totdat hij het energieplafond bereikt had. Zijn vrouw zong Voordat de bom valt van Doe Maar. Laat maar vallen dan, het komt er toch wel van. Toen die tegen het einde van de voorstelling uiteindelijk viel, bleek dat nog één man de aanval had overleefd, ‘de langstliegende premier’ van het land.
Het woord crisis, zo leerde ik ooit, betekent oorspronkelijk overgang of keerpunt. Er is dus iets anders op komst.

0

INGEWIKKELDHEDEN

Dagelijks

Gezeten op het watercloset viel mijn oog op het flesje coconut & almond hand soap, een zeepje dat, zo lees ik op het etiket, Albert Heijn voor ons gecreëerd heeft. Met die omschrijving is niets te veel gezegd, want als ik de flacon omdraai komt de lijst met ingrediënten tevoorschijn, zie de foto. Mijn eerste gedachte: zou er iemand zijn, die hier iets mee doet? Die denkt: de Glycerin of het Sodium Chloride dat bevalt me niet, ik koop dit niet meer. Of die een brief schrijft aan Albert Heijn om te vragen of dat Coumarin eruit gelaten kan worden?

Tweede gedachte: zo complex is onze maatschappij dus geworden. Wat ooit een eenvoudig stuk groene Sunlight zeep was is nu een dispenser met meer dan dertig ingrediënten. Dat heeft zich zo ontwikkeld in de tijd dat ik leef.
De eerste wasmachine van mijn moeder was een eenvoudige kuip met één knop voor het draaien. In het nieuwste model dat ons laatst gedemonstreerd werd, kan van alles gevarieerd worden, inclusief automatische dosering van wasmiddelen. En natuurlijk bedienbaar met een app. ‘Zorg ervoor dat je de laatste software updates ontvangt!’ Ik zie het nog eens gebeuren dat als wij op afstand de wasmachine aanzetten bij de buren de zonneschermen omlaag gaan.
De banken gaan de papieren overschrijving afschaffen. Elektronisch bankieren is alleen mogelijk na een dubbele identiteitscheck. Wil je een hypotheek afsluiten? Hoed je dan voor alle informatie en formulieren die je moet doorwerken. De nieuwe pensioenwet? Ik volg het niet meer, sowieso is mijn ergste nachtmerrie dat ik voorzitter ben van een pensioenfonds.
Voor het vervangen van een koplamp van je auto moet je naar de garage toe.
Een recept uit de Volkskrant of Allerhande uitproberen? Loop dan alvast maar naar de winkel om alle ingrediënten te kopen die je niet in huis hebt en die je daarna ook nooit meer zult gebruiken (amandelmelk, witte (shiro) miso, chilvlokken, kardemompeulen).
De telefoonmenu’s, de Mijn-pagina’s (Mijn NS, Mijn KPN, Mijn Antonius, Mijn SNP, etc.) die zo handig zijn om je eigen gegevens te beheren, de gebruikersnamen en passwords (nooit opschrijven!)…

Onze router was laatst stuk. Ziggo bood ons gratis (nou ja, we zijn geabonneerd) een set mooie wifiboosters. ‘In een paar stappen klaar’, luidt de kop op de installatiehandleiding. Zet je dan maar schrap. We gingen aan de slag, belden ondertussen met de helpdesk omdat de tekst over de bridge modus onbegrijpelijk was (waarschijnlijk was er een automatisch tekstprogramma gebruikt) en constateerden de volgende dag dat onze mediabox niet meer werkte. Denk nu niet dat het door onze leeftijd komt. De helpdeskmedewerker had ons verkeerd geadviseerd.
De ergste complexiteit zit misschien nog wel bij de overheid. Om iedereen tegemoet te komen (wat alle partijen in de kamer willen) en om in samenspraak met belanghebbenden de regels op te stellen (de tafels zijn niet aan te slepen) ontstaan wetten en regels die in de praktijk niet uitvoerbaar blijken. De veel te dure software hapert meestal ook.
Terug naar de Sunlight zeep kan nog wel, het is gewoon te koop. Maar wat doen we met al die andere ingewikkeldheden?
Ik wens je een eenvoudig 2023 toe.

1

SEKSUELE VOORKEUR

Herinnering

In de laatste klassen van de middelbare school stond ik na afloop van de lessen vaak met een aantal jongens uit mijn klas te praten. We hingen op onze fietsen bij de achteruitgang van het gebouw op het Pieterskerkhof in Utrecht. Onderwijl trok er een stroom leerlingen langs, die vanonder een nauwe poort uitwaaierde over straat, op weg naar huis. We spraken over leraren, klasgenoten en over alles wat jongens van die leeftijd bezighoudt. Er ontstond steeds opwinding als er een jonge jongen uit een van de lagere klassen langsfietste. Geleidelijk werd mij duidelijk dat een van mijn klasgenoten op deze jongen viel. Een ander ging daarin mee. Ik schrijf ‘geleidelijk’ omdat ik me aanvankelijk niet kon voorstellen dat je op iemand van hetzelfde geslacht verliefd kon worden. Ik was opgegroeid in een wereld waarin die vorm van liefde niet bestond. Het woord homo had ik thuis nog nooit gehoord. Wat niet hoort, bestaat niet. De opwinding van mijn klasgenoten leek mij een spel, een overdreven manier van doen.

Enkele jaren later, tijdens mijn studie psychologie, begon ik de twee smaken, homo en hetero, heel gewoon te vinden. Sterker nog, het onderscheid bleek niet zo zwart-wit te liggen. Er waren hetero’s die homo werden (andersom kwam niet veel voor), er waren mensen die van beide geslachten hielden. Ik maakte wel eens mee, dat er mannen achter mij aanliepen. Het streelde mijn ego maar bevestigde mijn eigen oriëntatie op vrouwen. In de cursus seksuologie kregen we de opdracht om onze gevoelens te onderzoeken en onze verlangens met anderen te delen. Voor wie nooit geleerd heeft om over seksualiteit te praten waren er heel wat blokkades te overwinnen. De docent was een getrouwde man die het openlijk met mannelijke studenten aanlegde. Daar keek niemand van op. Enkele heteroseksuele medestudenten zeiden dat hun aandacht ook wel eens bleef hangen bij een aantrekkelijke man of een homo-erotische foto. Dat bracht me een gevoel van verwarring maar ook van opluchting. Ook ik mocht een man mooi vinden. En wie masturbeert is per definitie met het eigen geslacht bezig. In dezelfde jaren zeventig nam het aantal lesbische vrouwen in mijn omgeving zienderogen toe. Je gaat niet met je onderdrukker naar bed, was een veel gehoorde leus.

Ging het in mijn jonge jaren om de vraag op wie je verliefd kon worden, man of vrouw, in het huidige tijdperk van de letterafkortingen gaat het om wie je zelf bent. Het aantal artikelen over genderidentiteit neemt een hoge vlucht. Een hoogleraar psychologie maakt zich in een interview bezorgd om de vele kinderen in het basisonderwijs die zich afvragen of zij man of vrouw zijn of iets er tussen in.
Net als vijfenvijftig jaar geleden word ik met mijn opvattingen over seksualiteit en identiteit geconfronteerd. Opnieuw vind ik al die nieuwe vormen overdreven. Maar kijk, ik vond bijgaande foto van mijzelf in een album. De foto is gemaakt in de jaren zeventig tijdens het carnaval in Limburg. Met enig gevoel van schaamte plaats ik ‘em bij deze blog. De wereld van drag-queens staat ver van mij af.

0

VOETBALLEN

Herinnering

Van de eerste voetbalwedstrijd die ik speelde is er slechts een flard in mijn geheugen achtergebleven. Ik zie mijzelf staan wachten aan de zijlijn. Als mij de bal wordt toegeschoven, schiet ik ‘em een end naar voren en hol er achteraan. Het vijandelijk doel is nog heel ver weg.
Plaats van handeling was het veld van de Patronaats Voetbal Club Vleuten (PVCV) aan het Haarpad tussen Vleuten en Haarzuilens, een plek die alleen fietsend of lopend bereikbaar was. De vereniging beschikte over één veld, een hobbelige wei vol kale plekken, vooral rond het strafschopgebied. Er stond een houten keet met een kleedlokaal.
Ik was lid van een katholieke gymnastiekvereniging. Dat was de traditie. Er hing een sfeer van zuiverheid en goedheid om die sport heen, iets verhevens. Voetballen bij een club, dat was voor ruwere en volksere types, daar deed ik niet aan mee. Ik moet daarom mijn debuut op het voetbalveld tijdens een schooltoernooi gemaakt hebben. Het weer was mooi, er stonden rijen kinderen langs de kant en de kleine leren bal voelde heel zwaar. Mijn herinnering stopt bij mijn rush naar voren. De afloop is me niet bijgebleven, dat zal wel een reden hebben.

Een ander katholiek schoolplein, een aantal jaren eerder

Het imago van de voetbalsport weerhield me er niet van om iedere dag op het schoolplein te voetballen. We waren met een groep van zo’n tien jongens die een partijtje speelden. Voor aanvang werd er ‘gepoot’. Twee van ons liepen schoen voor schoen zettend naar elkaar toe. Wie de laatste stap kon zetten zonder de ander te raken mocht als eerste een medespeler uitkiezen.
We speelden met een klein kaatsenballetje. Een echte voetbal vormde een te groot gevaar voor de ruiten van de katholieke school. Daarnaast moesten we er op bedacht zijn, dat de bal niet over de muur verdween die het schoolplein scheidde van de tuin van de dominee. Die was niet altijd bereid om de bal terug te geven als je had aangebeld.
Het complete schoolplein was ons veld, dus we voetbalden tussen spelende kinderen door, kleine kinderen omverlopend en scheldend op andere die het gewaagd hadden om de bal weg te trappen. Wat ons een sussende vermaning opleverde van de twee dienstdoende onderwijzers die in een vast patroon over het plein wandelden. Met een kaatsenballetje in een kleine ruimte spelen, we werden er behoorlijk balvaardig van.

Een jaar of vijf later werd ik alsnog lid van PVCV. De gemeente had ondertussen een heus sportcomplex laten aanleggen, met vijf velden, vier kleedkamers en een kantine. Het hoofdveld werd op zondagen om beurten bespeeld door de Vleutense club en voetbalvereniging De Meern, de grote concurrent. Ik speelde rechtsbuiten in de toen gebruikelijke vijfmans voorhoede (kom daar nu nog maar eens om). Mijn grote wapen was mijn sprint. Ik holde met gemak de meeste linksbacks voorbij. Mijn grote makke was mijn schotkracht. De voorzetten die ik afleverde bereikten met moeite het strafschopgebied. Tenminste eenmaal heb ik een doelpunt gemaakt. Ik droomde niet over een voetbalcarrière. Dat gebeurde pas toen mijn zoon werd aangenomen bij de jeugdopleiding van Feyenoord.

0

7-DECEMBER-DIVISIE

Herinnering

Het vertrek. Bron: www.7decemberdivisie.nl

Hij is de oudste zoon van een boer uit Puttershoek, een dorp aan de Oude Maas tussen Rotterdam en Dordrecht. Hij heeft enkele jaren landbouwonderwijs gevolgd. Dat smaakte naar meer, maar zijn vader heeft hem nodig in het bedrijf. In 1946 valt de oproep voor de dienstplicht in de bus. André is dan eenentwintig jaar. Zijn lichting wordt ingedeeld bij de 7-december-divisie. Het aanvankelijke plan om de bataljons in te zetten als ondersteuning van de geallieerde troepen in Duitsland vervalt. De soldaten zijn nodig in Nederlands-Indië. Het vooruitzicht van een lang verblijf in het verre oosten stoot André niet af, hoe zeer de expeditie ook met onzekerheden is omgeven. Het botert niet tussen zijn vader en hem. Door de dienstplicht is hij even van dat gedoe af. Hij krijgt een kist voor het vervoer van zijn persoonlijke spullen en een datum waarop hij zich in de haven moet melden.

In het najaar van 1946 worden de 18.000 mannen van de divisie naar Java verscheept, inclusief 2000 vrachtwagens, 335 rijwielen, 955 motoren en, niet te vergeten, 278 kanonnen. André heeft een plek op het SS Waterman, een troepentransportschip dat de Nederlandse Staat van de Verenigde Staten heeft overgenomen. De reis duurt ongeveer een maand. De manschappen worden op de boot voor allerlei taken ingezet. Uit het weinige dat van zijn tijd in Nederlands-Indië is overgeleverd weten we, dat hij tijdens de overtocht de keuze krijgt tussen aardappels schillen of Maleis leren. Hij kiest voor het laatste.

Niet-bekende soldaten op patrouille. Bron: de Java-Post.

Als de 7-december-divisie op Java arriveert zijn de grote steden en de doorgaande wegen in handen van Nederland, dankzij Britse steun. In grote delen van het platteland is de republiek Indonesië de baas. Er is een demarcatielijn afgesproken, een grenslijn die voortdurend geschonden wordt. De Nederlandse soldaten worden op uitputtende patrouilles gestuurd. Ze moeten vooral plantages en fabrieken bewaken. Ze zijn slecht getraind en nauwelijks voorgelicht over wat hen te wachten staat in het tropische land. André is, mede op basis van zijn kennis van het Maleis, ingedeeld bij het regiment verbindingstroepen. Hij waardeert het contact met de bevolking.

Na drie jaar oorlog voeren tekent Nederland onder grote internationale druk in december 1949 de overdracht van soevereiniteit aan de Republiek Indonesië. De troepen worden weer naar Nederland verscheept. André, die vele jaren later mijn schoonvader zou worden, volgt halverwege 1950 als een van de laatsten. Hij pakt zijn werk op de boerderij weer op. Er wordt niet gesproken over wat in Indonesië gebeurd is. Hij begint flink te drinken en zou wellicht verslaafd zijn geraakt als hij niet zijn toekomstige vrouw zou zijn tegengekomen. Nederlands-Indië blijft voor altijd een gesloten boek, ook voor zijn vrouw en kinderen. Hij overlijdt in 1989. Vorig jaar hoorden we van zijn jongste broer, dat André er getuige van is geweest, dat een patrouillewagen die in de colonne direct vóór hem reed, op een mijn stuitte. Diverse van zijn kameraden kwamen daarbij om het leven.
Wat ons rest is de kist waarmee zijn spullen aan boord van SS Waterman over de Indische oceaan zijn vervoerd.

0

BALLENALARM

Dagelijks

Bron: MO. Deze arts komt niet voor in dit verhaal

Teelbalkanker kan in een vroeg stadium opgespoord worden. Als de Nederlandse man zich maar bewust is van de noodzaak, zo menen urologen. Een van hen kreeg een opwindend idee: er moest een landelijke campagne komen. De plannen werden uitgewerkt, de financiering werd geregeld.
Ik zie het helemaal voor me. Daar zit de uroloog, in een steriele vergaderkamer tezamen met enkele mannen van het reclamebureau. De koffiekannen op tafel glimmen in het licht van de tl-buizen. Op de flipover staan de woorden en pijlen van een vorige sessie.
‘De campagne moet het equivalent worden van het borstonderzoek, dat heeft bij vrouwen uitstekend gewerkt’, legt de uroloog uit. Er wordt geknikt. ‘Het moet een regelmatig weerkerend onderzoek zijn, anders werkt het niet.’ De creative director gaat naast de flipover staan. ‘Oké, hoe gaan we die attention genereren?’ Hij nodigt ieder uit om zijn associaties de vrije loop te laten.
‘Waakzaamheid.’
‘NL-alert.’
‘Luchtalarm.’
‘Ballenalarm.’
Na dit laatste woord volgt een geloei, dat in de omringende kamers is te horen. ‘Dat is ‘em!’, zegt de creative director, wijzend naar de man die het woord bedacht. Geen gezeik over testikels of scrotum. Ballen, dat is de taal die mannen verstaan. De uitwerking ligt snel op tafel. Er moet een filmpje komen van mannen, op kantoor, in het café, in de bouw, you name it, die het moment van het maandelijks luchtalarm aangrijpen om hun ballen te controleren op knobbels, hardheid en veranderingen. Onder het motto: Het ballenalarm. Laat alles vallen en pak je ballen!
Er worden acteurs ingehuurd die als bouwvakkers op een brug in Amsterdam in hun broek grijpen. Een secretaresse die licht verbaasd van haar werk opkijkt als haar collega’s naast hun bureau het onderzoek uitvoeren. Met hun broek dichtgeknoopt wel te verstaan. Mannelijke geslachtsdelen zijn geen vrouwenborsten.

Ik heb het uitgeprobeerd. Je moet met twee handen in je broek en dat is verdomd lastig, als je die broek nog aan hebt. Bovendien vind ik testikels gevoelige organen. Ik had mij als kind ooit verstopt op de bovenste plank van een vaste kast. Toen ik naar beneden sprong belandde ik met mijn kruis op de deurkrik. Met als gevolg donkerblauwe balletjes en een uitstralende pijn die ik nog dagenlang voelde. Iedere voetballer die ooit een bal in zijn kruis heeft gehad kan erover meepraten. Je moet dus niet te hard knijpen als je op zoek bent naar knobbeltjes.
Voor het uitproberen was ik naar de badkamer gelopen. Want welke man gaat de aanbeveling volgen om bij het horen van de maandelijkse sirene terstond op te staan en in het bijzijn van wie dan ook het onderzoek uit te voeren? Wat is er misgegaan in de brainstormsessie? Voor een instructiefilm lijkt de douche me een betere plek. Dat zou tegelijk het taboe op het tonen van mannelijke geslachtsdelen doorbreken. De reclamejongens hebben het niet aangedurfd. Dat brengt mij op een laatste vraag. Hebben die creatieve mannen nog overwogen dat een maandelijkse controle de teelbal reduceert tot object van medisch onderzoek? Is een tedere aanraking daarna nog hetzelfde?

1

DEMENTIE

Dagelijks

Ik hoor dat een oud-collega op zoek is naar mij. Zij had bij ons vorige huis gestaan, niet wetend dat wij verhuisd zijn. Ik bel haar op. Het enthousiasme in haar stem klinkt heel vertrouwd. Dit jaar is zij tachtig geworden. Het gaat goed met haar, al merkt zij wel – hier verandert de emotie in haar stem – dat zij steeds meer last krijgt van dementie. Het is een familiekwaal, haar zussen hebben ook Alzheimer. We spreken af, dat ik de volgende dag bij haar op de thee zal komen. ‘Ik schrijf het direct op de kalender’, zegt C. opgewekt.
Als ik die dag met de trein ben aangekomen, bel ik om te zeggen dat ik iets later ben. Het blijft even stil aan de lijn. ‘Je zou toch gisteren komen? Ik moet zo weg.’ De verwarring bij haar verdwijnt echter snel. ‘Ik haal je wel even op met de auto’, klinkt het monter. C. is als altijd een groot liefhebber van autorijden geweest. ‘Ik ben er in een paar minuutjes.’ Ik zeg dat ik aan de achterkant van het station sta. Heen en weer lopend met een grote bos bloemen kijk ik tevergeefs uit naar een auto die het parkeerterrein opdraait. Er gaan tien minuten voorbij. De bloemen voelen steeds zwaarder. Vijftien minuten. Dan komt C. er lachend aangelopen. ‘Stond je toch niet aan de voorkant.’

Een week later bezoek ik een concert van een kamerkoor. Na afloop raak ik in gesprek met een mij welbekende bas. We delen de liefde voor schrijven. Hij is bezig met zijn levensverhaal. ‘Ik ben nu gekomen tot 2004, maar de laatste tijd vlot het niet meer.’ De bas is de vijfenzeventig gepasseerd. ‘Dan mag je wel opschieten’, zeg ik grappenderwijs. Hij beaamt het lachend. ‘Er is bij mij Alzheimer geconstateerd’, zegt hij. Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Laatst is dat nog eens bevestigd.’ Hij vertelt het rustig, zonder emotie. Hij krijgt medicijnen om het proces van achteruitgang te vertragen.
Ooit heb ik op mijn werk een project Dementie geleid. We gaven voorlichting aan medewerkers van de thuiszorg en vrijwilligers. Het woord Alzheimer roept bij mij beelden op van dwalende mensen die hun huis niet meer kunnen vinden. Tafelkleden die in de koelkast zijn opgeborgen. Het zijn beelden die mij beangstigen. Ik kijk ook wel eens in een keukenkastje als ik de nietmachine moet hebben. Om direct daarna te beseffen dat het ding altijd in de kamer ligt.

Weer een week later ben ik bij de crematie van een neef. Tussen de vele aanwezigen tref ik een familielid, die ik lang niet gezien heb. Hij ziet er wat breekbaar uit. Hij moet voor in de tachtig zijn. ‘Het gaat goed met mij’, zegt hij. In één adem door voegt hij eraan toe: ‘bij mij is de ziekte van Alzheimer geconstateerd.’ Ook hij vertelt het nuchter. Hij mag geen auto meer rijden, maar voor het overige leidt hij een normaal leven. Hij eet wel wat meer, zegt hij, omdat de geestelijke achteruitgang nog wel eens samengaat met een flinke vermagering.
Op dit moment zijn er zo’n 200.000 mensen met Alzheimer in Nederland.

0

BIJ DE TIJD

Dagelijks

Ik had nog nooit een honderdjarige ontmoet. Was ik van tevoren onkundig geweest over de leeftijd van de nog altijd zelfstandig wonende mevrouw H. (102), dan zou ik haar zo rond de tachtig geschat hebben. Bij sommigen zit de jeugdigheid in de genen.
De inrichting van haar huis gaf iets prijs van haar lange bestaan. Kaal vinyl, versleten vloerbedekking, krassen op het verfwerk. Maar wie tachtig is en het tapijt sleets ziet worden, denkt al snel: het zal mijn tijd wel duren. Die tijd schat je niet op twintig jaar.
Haar kamer, verwarmd door een zachtjes flakkerende gashaard, was één grote verzameling. Niet alleen van stoelen, tafeltjes en kussentjes uit lang vervlogen tijden. Tussen de snuisterijen, kaarsen, souvenirs en ingelijste foto’s lagen overal stapels papieren, tijdschriften, losse papiertjes met aantekeningen, oude radiogidsen en nog veel meer dat ik nu niet meer kan reproduceren. Alsof mevr. H. de controle op het leven zou verliezen door iets weg te doen. Alsof opruimen voor haar hetzelfde was als afscheid nemen en doodgaan.

De gevel van het hotel-restaurant-café Oog in Al. Foto: J.C. de Graaf, collectie Utrechts Archief.

Ik mocht bij mevrouw op bezoek komen om vragen te stellen over haar ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Zij woonde destijds in de Utrechtse wijk Oog in Al. Haar vader was textielhandelaar, haar broer handelde in lederwaren. Zij verrichte hand- en spandiensten voor hen. In de wijk waren veel officieren van de Duitse marine gehuisvest. Het weerhield haar er niet van om een Joodse man lopend over straat naar een veilig onderkomen te begeleiden. Als vanzelf werkte zij mee bij het rondbrengen van illegale blaadjes. Ze voorzag Rotterdamse mannen die na een razzia lopend in een colonne de wijk passeerden van eten en liet een enkeling ontsnappen door gearmd met hem weg te lopen. Pas na de oorlog werd dit werk ‘deelname aan het verzet’ genoemd. Destijds voelde dit voor haar niet zo.

Mevr. H. had als jong kind tien jaar in Vleuten gewoond. Aan de Stationsstraat, zo ongeveer tegenover het huis van de burgemeester. De families waren bevriend geraakt met elkaar. Men kwam elke zondagmorgen bij elkaar op de koffie. Mevrouw was bevriend geraakt met M., de enige dochter van de burgemeester. In de herinneringen van mijn tante had ik gelezen dat deze dochter met een Duitser was getrouwd en tijdens de oorlog als tolk voor de Duitsers op de Maliebaan had gewerkt. M.’s enige nog levende broer (ook al de negentig voorbij) kon (of wilde) de Duitse gezindheid van zijn zus tegenover mij niet bevestigen. Mevr. H. daarentegen sprak duidelijke taal. M. had voor een Duitse firma gewerkt en was op die manier aan de Duitse kant beland.
Meer woorden wilde zij er niet aan vuil maken. Ook over de rol van de burgemeester en zijn vrouw was zij snel uitgesproken. Pijnlijke herinneringen laat je liever onaangeroerd. Of je kunt ze niet meer vinden. Mevrouw schakelde moeiteloos over op verhalen over haar kinderen en kleinkinderen. Op de onverdraagzaamheid die zij ziet in de huidige maatschappij. Of op de vrouw in Iran die onlangs was opgepakt en omgekomen. Honderdentwee, op zichzelf staand en een heldere, bijdetijdse geest.