Schrijven, Lezen, Leven.
0

VIJLEN (VIELE)

Herinnering

Vakantieherinnering (5)

Deze week zijn we op vakantie in Vijlen, Nederlands hoogst gelegen dorp, niet ver van Vaals in het Zuid-Limburgse heuvelland. We huren een woning in vakantiepark Reevallis. Tussen 1995 en 2000 zijn we hier viermaal met onze twee zonen geweest.
We waren gewend om eenmaal per jaar een weekje uit te gaan in eigen land. Ieder jaar gingen we naar een andere bestemming, zodat we aardig wat delen van Nederland hebben gezien. Reevallis vormde de uitzondering op deze gewoonte. G. en ik genoten van de vele wandelmogelijkheden, over modderige karrensporen, langs oude boerderijen met poorten die toegang geven tot de binnenplaats, langs kruisbeelden en kleine kapelletjes. Waar we ook liepen, we zagen altijd de spitse toren van Vijlen als baken in het landschap. We hielden van de gemoedelijke sfeer en de Limburgse vlaai. We voelden ons thuis in het kleine winkeltje in het dorp, een melkboer die vanachter zijn toonbank ook allerlei kruidenierswaren verkocht. Daartegenover zaten de bakker en het dorpscafé A Gen Kirk (nu nog steeds). We hielden van een diner in de Vijlerhof, waar de ober de ouderwetse soep aan tafel voor je opschepte.

1995

Vanuit de vakantiewoning keken we uit over een golvend landschap van groene weiden en bruine akkers, onderbroken door bochtige zandwegen en plukjes donkergroene bomen.
In het begin nam zoon A. zijn gitaar en zijn lesboek mee. Telkens als hij buiten zat te spelen verzamelden de koeien zich als gewillig publiek aan de andere kant van de heg. Zodra hij begon te tokkelen kwamen de dieren vanuit alle hoeken van de wei aangesjokt om met hun grote kop zo dicht mogelijk bij de heg te genieten van Old McDonald of Sur le pont D’Avignon. ‘Waarom zijn die koeien altijd aan de diarree?’, had A. tijdens een wandeling gevraagd.

2000

Dè grote attractie voor onze kinderen was, dat naast het vakantiepark het veld van de Rooms-Katholieke Voetbalvereniging Vijlen lag. Diverse malen per dag slopen zij door een smalle geul langs het hoge hek om voor een van de grote doelen hun voetbalkunsten te vervolmaken. Zij speelden zelfs tijdens hevige regenbuien door, zodat zij met kletsnatte trainingspakken en natte grassprieten in hun gezicht in de bungalow terugkeerden.
’s Avonds speelden we eindeloos boerenbridge en hartenjagen. Bepaalde kreten die tijdens het spel vielen en voor hilariteit zorgden werden eindeloos herhaald: ‘ik word gesnoeid (of gesnaaid)’, ‘scratch my back’, ‘Hassan jas an’.

Vandaag zagen we de regensluiers door het dal gaan, een grijs waas over de groene heuvels trekkend. De wolken scheerden laag over de torens van Lemiers. Daarboven, op de rand van de heuvels, draaiden de Duitse windmolens er lustig op los.

 

1

EEN KIJKJE IN HET VERLEDEN

Herinnering

h 44 x b 24 x d 27 cm

Laatst herinnerde ik mij dat er vroeger bij ons thuis een ouderwetse kijkkast stond. Hiernaast zie je deze op de foto.  In de kijkgaten zijn vergrootglazen aangebracht. Het licht valt binnen door een matglazen venster aan de tegenoverliggende zijde. Binnenin bevindt zich een ketting van glazen diapositieven. Door aan de knoppen links en rechts te draaien komen de plaatjes een voor een langs. Haal je de deksel eraf, dat zie je dat elk plaatje uit een dubbele foto bestaat. De afbeeldingen lijken precies hetzelfde, maar omdat ze vanuit een net iets verschillende hoek genomen zijn, ontstaat er dieptewerking. Zo lijkt het of je naar een driedimensionale afbeelding kijkt. Op de deksel van deze kijkkast staat:

Vues des Usines
DE DION-BOUTON
Leur production 1906

De Dion-Bouton was een in 1883 in Parijs opgerichte fabriek van automobielen. In 1900 was het de grootste autofabrikant ter wereld. Aanvankelijk werden er open rijtuigen gemaakt waarbij het paard vervangen was door een stoommotor, de leidsels door een stuur en het ‘Hu’ van de voerman door een rem. In het begin van de twintigste eeuw nam benzine de plaats in van stoom. De open rijtuigen kregen een dakje, waarna de gesloten wagen ontstond zoals we die nu nog kennen.
Kijkkasten en diorama’s waren in die jaren zeer populair. Het waren de eerste uitingen van een beeld- en belevingscultuur die later in film, televisie en internet zijn vervolg zou krijgen.

De foto’s tonen ons het productieproces. In de ene na de andere fabriekshal bedienen rijen besnorde arbeiders in lichte jassen en met petten op het hoofd de draaibanken en freesmachines. De toezichthouders dragen een bolhoed en een donkere jas. In een andere hal is de kleurcode omgekeerd. De machines zijn via een wirwar van riemen verbonden met een grote stoommachine die de energie levert. De foto’s stralen toewijding uit. De fabrication des bougies wordt alleen door vrouwen gedaan. Zij dragen dezelfde donkere lange jurken en allen hebben de haren bijeengebonden in een zelfde knotje. De foto Sortie des Usine toont een dicht opeengedrongen massa van wel duizend arbeiders, die zich lopend door de poort heendringen, sommigen in werkkleding, anderen keurig in het pak.

bovenaanzicht zonder deksel

Hoe was de herinnering aan deze kijkkast opeens uit de kelder van mijn geheugen naar boven gekomen? In het kader van mijn volgend boek had ik gelezen dat de broers van mijn oma, die een carrosseriebedrijf dreven, rond 1910 een fabriek in Parijs hebben bezocht. Opeens werd mij duidelijk hoe de kast in onze familie was beland. De plaatjes zouden een goede bron van informatie zijn. Ik kon nu de beschrijving van het bezoek aan Parijs van mooie details voorzien. Opgewonden over dit vooruitzicht haastte ik mij naar mijn broer die de kast in zijn bezit heeft.  Hij hielp mij uit mijn droom. Het apparaat komt via-via van kasteel de Haar in Haarzuilens. Baron Etienne van Zuylen woonde het grootste deel van het jaar in Parijs en hij reed in een Franse automobiel.
Resteert de vraag: hoeveel van deze kijkkasten De Dion-Bouton zouden er nog zijn?

 

0

EEN ANDER LEVEN

Herinnering

Laatst kwam ik nog eens door Lunetten heen. Deze Utrechtse wijk is eind jaren zeventig gebouwd in de uiterste Zuidoosthoek van de stad, weggestopt achter een spoorlijn en een snelweg. In 1985 hebben G. en ik hier een half jaar gewoond. Het was ons eerste gezamenlijke adres. Maar het was niet de bedoeling.
We waren met een bevriend stel op zoek naar een groot huis, waar we met zijn vieren konden wonen en waar we in een gezamenlijke huishouding de kinderen, die we wilden, zouden kunnen grootbrengen. Dat zoeken duurde langer dan gedacht. In februari begon de tijd te dringen. G. was vijf maanden in verwachting en we wilden samenwonen op het moment dat ons kind zou komen. Daarom ging die maand plan B in werking: wij tweeën gingen op zoek naar een huurwoning, voor tijdelijk. Dat werd Walcheren 96, een nette vierkamerwoning met open keuken. In plaats van ieder één kamer hadden we opeens een heel huis.

Ik had meer dan tien jaar in de binnenstad gewoond. Dat was mijn habitat. Hoewel ik al vijf jaar een baan had, leefde ik nog het leven van een student, in ieder geval in het weekend. Met mijn part-time baan begon dat op donderdagavond. Winkels en bioscopen waren dichtbij. Er waren cafés waar ik iedere week kwam en waar ik altijd bekenden ontmoette. Ik ging mijn eigen gang. Lunetten was voor mij niet alleen fysiek, maar vooral psychologisch ver weg. Daar woonden gezinnetjes, daar heerste de burgerlijkheid. Ik zag ertegen op.
We gingen op pad voor een wasmachine (een Miele, f 1749,-) en een kleurentelevisie (Philips, f 1597,-). Contant betaald, staat er op de facturen die ik nu nog in een hangmap vind. Zoveel geld hadden we nog nooit uitgegeven. Bij de Kwantumhallen haalden we het goedkoopste stukje vloerbedekking uit het assortiment.
Daar zaten we dan, een maand later, aan tafel in ons burgerlijk huisje, achter een door G. gemaakte gehaktbal. We spraken over opstal- en overlijdensrisicoverzekeringen. Want inmiddels hadden we een koophuis gevonden en was het voorlopig koopcontract getekend. 1 juli was de datum van overdracht.

De volgende stap was de inrichting van de kinderkamer. Het hoort erbij, zei ik tot mezelf. Ik wilde toch graag kinderen? Lundia bezorgde een zelfbouwkast, die zou dienen als commode. Er kwam een tweedehands kinderwagen, model zestiger jaren, met flinke vering. Stapels katoenen luiers, hemdjes, rompertjes. Het was niet mijn ding, maar ik was erop gebrand om mijn bijdrage te leveren. Daarna volgden de incontinentiematjes, de huur van de bedverhogers. We keken vol verwachting uit. In de binnenstad kwam ik allang niet meer. Voor het slapen gaan vloog het mij wel eens aan, de vrijheid die ik zou gaan inleveren. Zo voelde het.
Nadat zoon E. op 9 juni geboren was liep ik dagelijks apetrots achter de kinderwagen door de parken van Lunetten. Toen ik ’s morgens in alle vroegte babymelk stond te maken achter een rij van tien lege flesjes op het aanrecht wist ik het zeker: mijn leven is voor altijd veranderd.
Nadat we in twee maanden de koopwoning vertimmerd en opgeknapt hadden, reed ik op 30 augustus het verhuisbusje voor de deur van Walcheren 96 en zeiden wij Lunetten vaarwel.

4

VACCINATIE

Dagelijks

Ziezo, de eerste prik is binnen. Direct toen het sein voor de lichting 1952 op groen ging, meldde ik mij aan. Ik kon op drie plaatsen bij de GGD terecht en koos voor de locatie Woerden. De afhandeling een week later verliep al even vlotjes, niet in het minst door het grote aantal aanwezige medewerkers. Dat begon al buiten. Het was verre van druk, maar er waren vijf mannen in fluorescerend geel aanwezig om mij een parkeerplek te wijzen die ik zelf ook zag. De vaccinatie vond plaats in een overjarig, leegstaand bedrijfsgebouw. Zo’n pand waarover een verhurend makelaar alleen met veel moeite iets positiefs zou kunnen schrijven. Bij binnenkomst moest ik mijn handen wassen en bij een loket bevestigen dat ik mij in een klachtenvrije staat bevond. Gelukkig voelde ik geen aandrang om mijn neus te snuiten. Daarna kwam ik, zonder te hoeven wachten, bij loket nummer twee, waar men hetzelfde vroeg. Daarnaast werden mijn identiteit en de door mij ingevulde vragenlijst gecontroleerd. Ik mocht verder. Nadenken of zelf opletten was niet nodig. Als een flesje op een lopende band ging ik vanzelf verder langs grote paarse pijlen die om de meter op de vloer waren geplakt. Mocht ik van mijn route afwijken dan waren er diverse veiligheidsmedewerkers om mij op het rechte pad te houden. Zo belandde ik bij loket drie, waar opnieuw al mijn gegevens werden doorgenomen. Zekerheid voor alles. Daarna kon ik direct door naar kamertje 3 waar een onderkoelde GGD-medewerkster met een dito spuitje op mij zat te wachten. Mijn pogingen om in deze bureaucratische rondgang iets menselijks in te brengen door een gesprekje aan te knopen hadden weinig succes.

‘Linksaf, daar vindt u de wachtruimte’, was haar automatische tekst, terwijl ik mijn overhemd weer aantrok. Ik kwam terecht in een hoge ruimte die, geheel in de stijl van dit vaccinatieproces, er uitzag als een machinekamer. Over het plafond liep een intrigerende spaghetti van dunne en dikke buizen. Uit verschillende kamers stroomden de gevaccineerden de verkoeverruimte binnen om in vijftien minuten weer bij zinnen te komen. Twee medewerkers hielden nauwlettend in de gaten of er niemand van zijn stoel viel. Een derde medewerker liep rond met een landbouwspuit om leeggekomen stoelen te desinfecteren. Ik vond dat wel zorgvuldig, want er zou nog wat virusmateriaal aan mijn billen kunnen hangen.

Toen ik weer naar huis reed wierp de ondergaande zon een prachtige, warme gloed over de groene weiden. Ik kreeg ineens een intens gevoel van vrede over mij. Al het gezeur over corona, de zorgen, de discussies, de waarschuwingen, het gleed opeens allemaal van mij af. De wereld was mooi. Ik zag een stel jonge eendjes die synchroon elke beweging van de moeder volgden. Lammetjes huppelden door de wei. Wat een prachtig jong leven, zo zonder zorgen en zonder corona!
Onmiddellijk daarna dacht ik echter aan de Q-koorts. Als die om zich heen grijpt, worden de beesten niet door een inentingsstraat gestuurd. Zij worden zonder pardon geruimd. Dan was ik vandaag toch een stuk beter af.
‘Heb je het overleefd?’, was de eerste vraag van G. toen ik thuiskwam.
‘Tot nu toe wel, ja’. Ik hield een slag om de geprikte arm.

0

EEN VERHAALTJE VOOR HET SLAPEN GAAN

Dagelijks

Mijn 400ste blog

 

Ik begin op mijn rug. Dan merk ik al snel een aangename ontspanning, een gevoel van zwaarte in mijn ledematen. Gedachten buitelen over elkaar heen, in mijn hoofd ben ik niet meer de baas. Vervolgens draai ik op mijn zij. Soms val ik direct in slaap, soms duurt het nog een poosje.
Slapen is een van de merkwaardigste bezigheden die ik ken. Of beter gezegd: het is een merkwaardige toestand. Ik leef wel, maar ik merk er niets van, ik ben compleet van de wereld. Het bijzondere is, dat deze toestand na een aantal uur weer stopt, zonder dat ik er iets voor doe. Het gebeurt vanzelf. Er is door de wetenschap al veel onderzoek gedaan naar de slaap. Waar de slaap toe dient is duidelijk en ook dat het iets met een interne klok te maken heeft. Maar over de vraag hoe dat precies werkt is nog altijd weinig bekend. En dat voor iets waar wij een derde van ons leven aan besteden.
Vlak voor het inslapen is er een toestand van halfslaap. Gesproken wordt van ‘in slaap vallen’ of wegzakken. Je stijgt niet op naar de hemel. ‘Overmand worden door slaap’ is een andere uitdrukking. Die suggereert dat er een man is die je overmeestert of meevoert (Klaas Vaak?). Bij doodgaan horen ook associaties met slapen. ‘Slaap zacht’ wordt er tegen overledenen gezegd. Of: ‘hij is vredig ingeslapen.’ Andersom komt niet voor. Je zegt niet tegen iemand die slaapt: ‘blijf nog maar lekker dood.’
Ik heb eens geprobeerd om de overgang van waken naar slapen te onderzoeken. Om na te gaan wat er gebeurde op het moment dat ik mezelf voelde wegzakken. Het onderzoek was een mislukking. Het observeren was een hersenactiviteit die mij stante pede weer omhoog trok.

Soms dringt er tijdens de slaap wel iets door. Gelukkig maar, zou ik zeggen. Als mijn blaas vol zit bijvoorbeeld. Dan stommel ik enigszins onvast naar de wc om na een paar minuten het bed weer in te kruipen en gewoon verder te slapen, alsof er niets gebeurd is. Een kleine pauze in mijn bewusteloosheid.
In ons vorige huis woonden wij langs een goederenspoorlijn. ’s Nachts kwamen daar ooit zware goederentreinen langs die het bed deden trillen. De eerste paar nachten werden wij daarvan wakker. Daarna niet meer. Toen Limburg in april 1992 om 3.20 uur werd opgeschrikt door een aardbeving (5,8 op de schaal van Richter), waren de schokken tot in Utrecht voelbaar. Ons bed schudde solidair mee. Deze keer was ik direct wakker. Ik moet in mijn onderbewuste hebben opgemerkt dat het trillen niet door een trein werd veroorzaakt.

Zo’n 20% van de Nederlanders heeft last van slapeloosheid: problemen met inslapen, te licht slapen, te vroeg wakker worden. Ik prijs mijzelf gelukkig dat ik niet tot deze groep behoor, al heb ik wel eens een nacht met weinig slaap. Ik krijg wel steeds vaker slaap op het verkeerde moment: bijvoorbeeld als ik ’s middags een boek lees of als ik in het donker van de schouwburg naar een toneelstuk kijk. Is er iets met mijn biologische klok?

4

VRIJ ALS EEN VOGEL

Herinnering

De Safety

Op een mooie dag in 1891 stapt de twintigjarige Rinus van Rooijen, de broer van mijn oma, in Montfoort op een boerenwagen. Hij kan meerijden naar Utrecht. Op het Vreeburg stapt hij af en vindt al snel de winkel die hij zoekt.
Rinus was de zoon van wagenmaker Hein van Rooijen. Na de lagere school was hij bij zijn vader in het bedrijf gekomen. Hij leerde snel. Kaasbrikken, boerensjezen, hooiwagens, mallejannen: op zijn achttiende kon hij elke wagen maken. Zijn vader was trots en noemde hem een volleerd wagenmaker. Maar Rinus had een bredere belangstelling. Hij had een tekencursus gevolgd en was bezig Duits en Frans te leren. Hij wilde meegaan met zijn tijd. Dus hij volgde met veel belangstelling het nieuws over de safety. Dit nieuwe rijwiel, in 1885 in Engeland ontwikkeld, was uitgevoerd met een ketting die het achterwiel aandreef. De wielen van deze fiets waren even groot. In 1888 kwam de volgende innovatie. John Dunlop bedacht de luchtbanden. De productie van deze rijwielen nam nu een grote vlucht en al snel waren zij ook in Nederland te koop. Rinus wist in welke winkel hij in Utrecht moest zijn.
Als de winkelbaas hem het rijwiel laat zien, begint Rinus te gloeien van opwinding. Hij twijfelt geen ogenblik. Dit is wat hij zoekt.
‘Heeft u wel eens op zo’n rijwiel gereden?’, vraagt de baas.
‘Nee, nog nooit’, antwoordt Rinus eerlijk.
‘Dan zal ik u helpen.’

Christien en Rinus

Even later zwabbert Rinus buiten tussen de voetgangers, paard-en-wagens en handelaren met handkarren, die zonder regels door elkaar heenlopen. Als hij de bel van de tram hoort stuurt hij snel naar de kant. Hij is een sportieve vent. Het fietsen krijgt hij op het Vreeburg snel onder de knie. Zijn eerste tocht naar Montfoort kan beginnen.
Met de fiets gaat er een wereld voor hem open. De boot Montfoort – Utrecht doet er vier uur over. Op de fiets legt hij de vijftien kilometer in een uurtje af. Woerden is in een half uur te bereiken in plaats van twee uur lopen.
Zijn vader vindt het maar niks. In Montfoort heb je zo’n ding toch niet nodig. Niemand anders heeft een rijwiel. Het is alleen maar voor het genot, zonde om daaraan je centen uit te geven. Maar Rinus voelt zich nu zo vrij als een vogel, hij kan zijn eigen gang gaan. Dus gaat hij op zondagmiddag niet meer naar het plechtig lof, maar naar een café in Utrecht om te biljarten. Als op een middag de ballen gunstig voor hem rollen, begint hij met zijn fraaie bariton een Frans lied te zingen. De dochter van de cafébaas hoort hem vol bewondering aan. Enkele weken later is de verkering een feit.
Het is precies wat zijn vader had gevreesd. ‘Zo’n kakmadaam uit de stad, ’t is schaand.’ In 1896 trouwen Rinus en Christien met elkaar. Zij beginnen samen het Grand Hotel Rustoord. Voor zo lang als het duurt, want eigenlijk wil Rinus portretschilder worden. Gelukkig voor Hein heeft hij nog een tweede zoon, Kees, met wie hij de wagenmakerij zal uitbouwen tot een carrosseriefabriek.
Mijn tweede boek over de geschiedenis van mijn familie is in de maak.

0

ZAADLOZING

Herinnering

De biechtstoel

Ach, wat leef ik met terugwerkende kracht toch mee met de katholieke jongemannen die in de eerste helft van de vorige eeuw volwassen werden. Ze moesten slapen met de handen boven de dekens, ook als de seksuele opwinding door hun lijf gierde. Ik lees hierover in verband met een volgend boek dat ik bezig ben te schrijven.
Volgens de katholieke kerk was elke seksuele activiteit voor ongehuwden uit den boze. Masturbatie was een doodzonde. Wie daarover geen schuld bekende in de biechtstoel kwam in het eeuwig brandende vuur van de hel terecht. Dus jongens die zich niet hadden kunnen beheersen dienden onverwijld hun zonde op te biechten.
Wat moeten zich in de hoofden van die jongens ongelooflijke conflicten hebben afgespeeld, vooral in die van de gevoelige en consciëntieuze types. Er kon niet over gesproken worden, er bestond geen seksuele voorlichting. ‘Zorg vooral voor een maximum aan wils- en gewetensvorming. Dat is beter dan de beste voorlichting’, zo schreven de paters van de Heilige Harten in 1934 in het tijdschrift Huwelijk en Huisgezin. Zij konden het weten. Leer uw kinderen zelfbeheersing en doordring hen ervan dat zij zelf de schuld dragen, als die beheersing mislukt.

Begin jaren zestig was de situatie maar weinig verbeterd. Toen ik in de laatste klas van de lagere school zat, kregen de jongens, alleen zij, een speciaal gesprek met de kapelaan. Het was ergens buiten school, het kwam mij vreemd over. Van alles wat hij gezegd heeft kan ik me een paar zinnen herinneren. Die heb ik wel donders goed onthouden. Ik vond het een merkwaardig en onsmakelijk verhaal. Het paste niet bij de kapelaan die ik kende.
Hij vertelde ons, dat elke jongen die opgroeit op een gegeven moment een zaadlozing krijgt. Ik kende dat woord niet. Er zou dan een beetje vocht uit mijn plassertje komen. Daarover hoefden we ons geen zorgen te maken, zei de kapelaan. Het had iets te maken met een goed huwelijk en kinderen verwekken, begreep ik, maar hoe de vork in de steel stak kwam niet aan de orde. Het verhaal over de zonde en de hel bleef achterwege. De zaadlozing zou ons overkomen, dus dat wij er zelf de hand in konden hebben, bleef ook onvermeld.

Omdat ik verder van vriendjes niets wijzer was geworden, werd ik een paar jaar later compleet overvallen door een heftige spiersamentrekking in mijn onderbuik. Ik lag op mijn buik in bed wat heen en weer te rollen, toen het gebeurde. Mijn eerste associatie was pijn, maar die waarneming moest ik ogenblikkelijk bijstellen. Dit was best lekker, al voelde ik al snel nattigheid. Ik stapte mijn bed uit, schakelde de lamp aan en bestudeerde als verbaasde, jonge onderzoeker wat er gebeurd was. Pas toen ik weer in bed lag herinnerde ik mij de woorden van de kapelaan.
Juist in die jaren kwam er een einde aan de biechtpraktijken. Voor mij verdween daarmee de hel uit mijn leven, maar de schuldgevoelens over zelf opgewekte lusten bleken behoorlijk hardnekkig. Voor de generatie van mijn vader kwam die bevrijding te laat. Velen van hen raakten op latere leeftijd in de problemen door het strenge regiem uit hun jeugd.

1

GOEDE VRIJDAG

Herinnering

Op donderdag koopt G. een paasstol. Als zij op vrijdag het brood wil aansnijden, bedank ik voor een snee. ‘Dat is toch voor Pasen’, antwoord ik, ‘het is vandaag Goede Vrijdag!’ Ziehier het verschil tussen een beperkt hervormde en een volledig verzorgde rooms-katholieke opvoeding.

Ooit liet ik op Goede Vrijdag mij van mijn beste kant zien. Vond ik zelf. Ik hielp de hele ochtend mijn moeder met haar huishoudelijke werk. Dit was de dag waarop Jezus gekruisigd was. Ik vond het gemeen dat hij was opgehangen terwijl hij onschuldig was. Het gebeurde omdat het eerder zo was opgeschreven door de profeet, dat vond ik wel vreemd. Hoe dan ook, Jezus was voor ons gestorven. Die spijkers door de handen en voeten, dat leek mij het ergste. Daarom wilde ik iets doen wat ik niet leuk vond en dus hielp ik met het opmaken van de bedden en het boenen van de meubels en het zeil. Iets wat ik anders nooit deed. Mij bewust van de ernst van deze dag had ik het kruisbeeldje uit mijn slaapkamer gehaald. Ik nam dit overal met mij mee, waar ik die dag ook was.
Op paaszaterdag fietste ik samen met mijn broer naar de kerk. Daar stond in het portaal een houten ton gewijd water. Iedere parochiaan kon daaruit zijn voorraad wijwater aanvullen. In veel katholieke huizen hingen op slaapkamers kruisbeelden met wijwatervaatjes. Zo kon je je aan het begin van de dag beschermen tegen onheil en de verlokkingen van de duivel. Het wijwater werd tevens gebruikt om het huis te behoeden tijdens onweer. Ik had nooit gezien dat er bij ons wijwater werd gebruikt, maar een huis zonder wijwater dat was de goden verzoeken.
Om twaalf uur luidden de kerkklokken het einde van de vastentijd in. Dat klonk heel feestelijk. Veertig dagen lang hadden wij het zonder koekje bij de thee moeten doen. De snoepjes hadden we gespaard in een vastentrommeltje. Zo jong als ik was, was ik al aardig getraind in het uitstellen van behoeftebevrediging. Af en toe keek ik verlekkerd in mijn trommeltje, trots op mijn voorraad en op mijn uithoudingsvermogen. Ik begon er op zaterdag nog niet aan. De volgende dag zou het pas echt feest zijn.

Op zaterdagavond mocht ik mee naar de nachtmis. Ik vond het geweldig dat ik zo laat mocht opblijven. Het hoogtepunt voor mij lag al direct aan het begin. Dan werden alle lichten gedoofd. In het spannende donker hoorde je achter in de kerk wat gerommel. Nadat de paaskaars was aangestoken werd deze in een processie van priesters en misdienaars naar voren gedragen: Lumen Christi, Deo Gratias. Ik rekte mijn nek uit om iets te kunnen zien. Een mis met drie heren, de zegeningen met wijwater en met wierook, alles droeg bij aan een plechtige, feestelijke sfeer. Ik voelde mij onderdeel van een groter geheel.

We hebben onze paasstol uiteindelijk op zaterdag aangebroken. G. had ondertussen nog een ontdekking gedaan. In agenda’s staat Goede Vrijdag in het rijtje van Nationale Feestdagen.

2

ANGST VOOR GEVAREN

Dagelijks

Hoe ouder ik word, hoe meer gevaren ik zie, hoe minder risico ik neem. Alsof ik een wandelende FOBO-commissie ben (Fouten, Ongelukken, Bijna Ongelukken) die constant aanbevelingen doet voor veilige gedragingen.
Ik doe van alles om risico’s te verkleinen. Voordat ik de deur uitga controleer ik of ik mijn portemonnee, sleutels, en mijn telefoon bij mij heb. Als ik op een tweebaansweg ook maar een stipje van een tegenligger zie, haal ik niet in. Ik ga niet als eerste schaatser onder een bruggetje door. Ik eet geen zwartverbrande korsten en rook geen sigaretten. Ik probeer elke dag een half uur te bewegen. Zo hoop ik nog even verder te leven en een slopend ziekbed te voorkomen. En zo lijkt het alsof ik mijn leven in eigen hand heb.

Maar niets is minder waar.
Als jong kind liep ik na het uitgaan van de school vol enthousiasme bijna onder een auto. Later maakte ik in de bergen hachelijke situaties mee. In 1978 daalde ik in de Franse Alpen de Col d’Allos af. Het was stralend weer, de weg was schoon en zeer bochtig. Op mijn zwaar beladen racefiets ging ik al snel meer dan zestig kilometer per uur. De omgeving was adembenemend mooi. Hier moet ik van genieten, dacht ik. Ik richtte me op en keek een ogenblik naar de bergen. In een flits zag ik in een bocht een donkergrijze rotswand opdoemen. Nog juist op tijd kon ik mijn stuur bijdraaien. Een fietshelm droeg ik in die jaren niet.
Wat leerde ik van deze situaties? Het is een cliché: toen ik jong was zag ik de gevaren niet. Of ik was zo eigenwijs om te denken, dat het ongeluk mij niet zou treffen. Daarin werd ik ook nog eens bevestigd. Ik verloor mijn portemonnee, omdat er een flink gat in mijn kontzak zat. Nadat ik ‘em via een eerlijke vinder teruggekregen had bleef ik onbezorgd de broek dragen. Zodat ik de portemonnee niet veel later voor de tweede keer kwijt was. En opnieuw kreeg ik ‘em met inhoud terug.

Zou ik nu in zo’n situatie belanden, dan zou ik flink in mijn remmen knijpen of onmiddellijk een andere broek aantrekken. Hoe dichter ik bij het einde kom, hoe bezorgder ik word. Dat is een aardige paradox. Want als je jong bent, heb je een heel leven te verliezen. Als je oud bent gaat het om een gering aantal jaren. Wie vijfduizend euro bij zich heeft moet voorzichtiger over straat dan wie vijftig eurocent op zak heeft. En toch loop ik met mijn vijftig eurocent alsof ik die elk moment kan verliezen. De crux is natuurlijk dat de kans dat ik op latere leeftijd die vijftig eurocent verlies veel groter is dan dat het verliezen van vijfduizend euro op jonge leeftijd.
Honderd jaar geleden was sterven op je 68e doodnormaal. Toen ik geboren werd was de levensverwachting voor de man zeventig jaar, nu is dat tachtig. Ik ben heel tevreden, dat ik zo’n bofkont ben, maar stiekem hoop ik op meer.

1

DIGITALE SAMENZANG

Muziek

Zoom sessie Vocal Group Timelez

Het is nog niet zo heel lang geleden dat er alom geklaagd werd over jongeren die de hele dag achter een scherm doorbrengen. Nu zit een groot deel van Nederland dagelijks uren naar een laptop of tablet te staren. Werken, lessen volgen, overleggen, de schouwburg bezoeken, sporten, winkelen, samen eten, familiebezoek, voor bijna alles is er een digitale vorm. Het is eigenlijk een wonder hoe al die bytes bijna ongestoord door Nederland schieten.
Het was dan ook begrijpelijk dat de meer dan één miljoen koorzangers in Nederland zochten naar digitale alternatieven voor hun koorrepetities. Zoom blijkt niet erg geschikt. De vertraging op de lijn zorgt voor verwarring. Veel koren laten zich echter niet tegenhouden en houden repetities per stemgroep waarbij de zangers kunnen meezingen met een begeleidende dirigent. Zij horen dan alleen hun eigen stem. Andere zijn zo inventief om individueel ingezongen opnamen tot één samenzingend koor te combineren, wat niet alleen een goed maatgevoel van de zangers vraagt, maar vooral veel technisch vernuft.

Jamulus dashboard

Het wachten was op een programma dat digitaal samenzingen zonder vertraging mogelijk zou maken. Dat is het programma Jamulus. Dit stelt wat hogere eisen dan Zoom. Zo moet je een kabelverbinding hebben met Internet, geen wifi. Daarnaast kan je het beste gebruik maken van een koptelefoon inclusief microfoon die je direct met de computer verbindt.
Mij stond het eigen maken van zo’n programma geweldig tegen, maar ik ben in de gelukkige omstandigheid, dat G. zich voor haar koor in Jamulus heeft verdiept en zo voor mij het bedje heeft gespreid. Op die manier kon ik mij zonder watervrees aanmelden voor een digitale koorworkshop van de Stichting Huismuziek en zat ik op zaterdagmiddag om drie uur klaar met Jamulus op de desktop en daarnaast Zoom op de laptop. Voor wie niet gezegend is met twee apparaten: je kunt de programma’s ook combineren op één scherm. Ik zat daar weliswaar trots en quasi-professioneel achter twee schermen te schakelen, maar had tegelijkertijd het idee dat mijn grens qua digitale vernieuwing zo ongeveer bereikt is.

Deze zangeres komt niet in dit verhaal voor

Het eerste half uur was nodig voor een goede soundcheck. Dat loste enkele nare bromgeluiden op, maar verhinderde niet dat ik van sommige zangers het idee had dat zij ergens buiten voor de voordeur stonden te prevelen. Desondanks voelde het geweldig en wonderlijk om zo samen te zingen.Wat ik niet verwacht had: ook hier overheersten de grijze koppen.
Bijzonder is dat je via Zoom jezelf ziet zingen. Dat kan heel educatief zijn (hoofd in rust, mond ontspannen houden). Je kunt overigens gerust in je blote kont de repetitie bijwonen, voor wie dit altijd al gewild heeft. Dan moet je wel de camera goed instellen. Bij sommigen zag ik vooral het prachtige plafond, bij anderen kon ik via het raam naar de buren gluren.
Het Jamulus-scherm bestaat uit een mengpaneel met schuifknoppen, waardoor het geluid van iedere zanger harder of zachter gemaakt kan worden. Zo heb je bij een digitaal koor het grote voordeel dat je die brommende bas of die schelle sopraan buiten de deur kan zetten. In deze workshop solliciteerden enkele alten daarnaar. Hoe goed de techniek ook werkt, het gezamenlijke resultaat blijft afhankelijk van de individuele kwaliteiten.

Kijk op www.huismuziek.nl voor het Jamulus-aanbod voor zangers.