De geboorte van ons derde kleinkind, vorige week, en de grote inspanningen die daarvoor nodig waren, brachten ons terug naar G.’s eerste bevalling in 1985. Wij – en het is niet voor niets dat ik hier de meervoudsvorm gebruik – hadden ons terdege voorbereid. Iedere week lagen we met een groepje vrouwen en enkele mannen op een dekentje voor de zwangerschapsyoga. We probeerden te ontdekken waar er spanning in ons lichaam zat en hoe het met de ademhaling was gesteld.
Vroeg in de nacht van zaterdag 8 juni voelde G. de eerste wee. Nu zou het gaan gebeuren, voelden we, het kind klopte op de deur! Wat volgde was een lange dag met opkomende en wegtrekkende weeën, zo heftig dat pogingen om de pijn met ontspanning en adem op te vangen bij voorbaat mislukt waren. Ik zat erbij en keek ernaar en kon niets anders doen dan lijdzaam wachten.
We zaten samen op de bank en ik hield G.’s hand vast. Voor de afleiding zetten we de televisie aan. Er kwam een aflevering van Love Boat voorbij, een serie met romantische en komische ontwikkelingen op een cruiseschip. Ik kon me niet herinneren ooit zo iets doms te hebben gezien en wond me erover op dat dit door de socialistische Vara werd uitgezonden. Uit solidariteit met G. bleef ik zitten.
Aan het begin van de avond kwam de verloskundige om te constateren dat er nog geen sprake was van volledige ontsluiting. De v.o. werd die avond een nooit meer te vergeten, magische afkorting. Ook aan het einde van die lange dag hadden de weeën nog niet tot de zo gewenste v.o. geleid. Dus stapten we om half twaalf ’s avonds gedrieën in het kleine autootje van de verloskundige, nadat zij de stoel van de bijrijder van dik, vocht absorberend materiaal had voorzien. Zij leverde ons af bij het Militair Hospitaal in Utrecht, een ziekenhuis dat zich bij langjarig gebrek aan gewonde soldaten ook maar op de moeder-kindzorg had geworpen.
Nadat door medicinale ondersteuning eindelijk de v.o. tot stand was gekomen, bleef er nog één complicatie over. Het kind had dan wel op de deur geklopt, maar het bleef lekker hoog in de buik zitten. Dus kwam men met een soort plopper aanzetten, als een loodgieter bij een verstopte afvoer. Het bleek een vacuümpomp te zijn. Tevoren had ik van vrienden verhalen gehoord over de bevalling als een hoogtepunt in hun leven. Was dat beeld door het langdurige proces van weeën al behoorlijk beschadigd, wat nu volgde was de genadeklap. Aan de ene zijde van het bed stond de arts die met rood aangelopen hoofd uit alle macht aan de ‘pomp’ trok. Aan de andere zijde, als tegenwicht, trokken drie verpleegkundigen G. bij haar armen de andere kant op. Ik stond er bedremmeld tussen en deed nog een uiterste poging om iets van mentale ondersteuning te bieden. Zoiets hoopte ik nooit meer mee te maken. Totdat glibberig en bloederig het kind ter wereld kwam en we huilend van geluk onze eerste zoon konden omarmen. Zoonlief hield er een flinke hoofdwond aan over. Dat betekende voor hem een week couveuse en voor moeder een week ziekenhuis.
——–
Wij zijn even fietsen. Op 17 juni hoop ik mij hier weer te melden.
Och och Gerrie en Arnold, wat een dramatische ervaring … en wat n lef om toch nog opnieuw zwanger te worden ..!
Voor nu fijne fietstocht…