Ooit ben ik met tranen in mijn ogen van zangles naar huis gefietst. Ik was erg gemotiveerd om beter te leren zingen. Ik werkte er hard aan. Maar in de les kreeg ik voortdurend het gevoel, dat ik er nog weinig van bakte.
De vigerende zangtechniek in de klassieke muziek is ontstaan in de negentiende eeuw, toen door de steeds grotere orkesten zangers gedwongen waren om met meer volume te zingen. Een open keel en een goede ademsteun zijn hierbij cruciaal. Ik moest tijdens mijn eerste zanglessen mij voorstellen dat ik moest braken. En ik diende mijn buikspieren aan te trekken om te zorgen dat de klank niet wegzakte. De oefeningen hielpen wel. Ik bereikte een groter volume. Maar er was nog zoveel dat beter kon.
Stel je eens voor, dat de ene autorijschool je leert om soepel te schakelen, de andere vooral aandacht geeft aan je houding in de stoel en de derde je ogen en je blik het belangrijkste vindt. Dat is de situatie in de zangwereld. Voor een belangrijk deel heeft dit te maken met de stem. Een pianoleraar kan voordoen hoe je je vingers op de toetsen houdt, een zangpedagoog kan alleen met woorden aangeven wat je in je keel en je hoofd moet doen. Zo heb ik heel wat beelden langs horen komen. Van fonteinen die er aan de achterzijde van mijn hoofd uit moeten spuiten en klanken die ik via een plasgootje omhoog moet sturen tot concentratie op de trillingen tussen mijn oren. De ene dirigent vraagt om meer breedte in de klank, de ander om meer lengte.
Gewoon in- en uitademen is er niet bij. Een goede ademstroom begint bij het spannen van de bekkenbodem, een licht aantrekken van de buikspieren, het breed houden van de borstkas, een open keel, enz. En hoeveel aanwijzingen ik wel niet heb gehad om hoge noten te halen… Ik ben vooruitgegaan, maar de hoge G die voor mij geen probleem zou moeten zijn is meestal niet meer dan een hees gepiep.
Ik heb een paar veeleisende zangleraren gehad. Het leek alsof zij mij zagen als een conservatoriumleerling op weg naar de grote operarollen. ‘Heel goed’, was steevast het begin van het commentaar als ik wat gezongen had en daarna volgde een exposé over wat beter moest. Concentreerde ik met op de zojuist gegeven aanwijzingen voor de hoge noten, dan was vervolgens de frasering of de dictie niet goed. Na alle oekazes was de opdracht ‘ontspan!’ dan ook een treffend voorbeeld van een paradox. In plaats van een fontein uit het achterhoofd vloeide het vocht uit de ogen.
Het grote dilemma is dat alle instructies om iets anders te doen leiden tot meer inspanning. En meer fysieke spierspanning leidt veelal tot een slechter resultaat, zeker bij iemand als ik die het altijd beter wil doen. Misschien zitten die hoge eisen ook wel in mijn eigen hoofd.
Dit jaar ben ik begonnen met lessen volgens de Lichtenberg Methode. Daarin ligt de nadruk op ontspanning en bewustwording. Op het nalaten van allerlei inspanningen.
Dat plasgootje is wel een heel vreemde tip. En hoe bevalt de Lichtenbergmethode? Geef niet op, moedig voorwaarts de paden op de lanen in…